Een pelgrimage

Deze werkvorm neemt de groep mee op een fictieve pelgrimage. De pelgrimage is bedoeld als metafoor voor de toekomst van de kerk. De werkvorm verbindt het thema van de Wereldraad van Kerken (‘pelgrimage van gerechtigheid en vrede’) met de concrete situatie in een gemeente. Je kunt de werkvorm gebruiken om in een kwartier op speelse wijze het gesprek te openen. Doel van de bijeenkomst is: Wat verwacht ik van de kerk? Waar zetten we op in? En welke consequenties heeft dat?

Ongeacht de grootte van de groep kan je een gesprek beginnen over een pelgrimage door de groep een fictieve landkaart voor te leggen. Het beste kan je de kaart uittekenen op een bord of met een powerpoint projecteren. Er is dan een gemeenschappelijke oriëntatie.


Als gespreksleider houd je ongeveer de volgende inleiding:


We gaan met een groep naar een fictief eiland. We worden ’s ochtends om acht uur met een boot op de zuidpunt afgezet. Wij krijgen te horen dat we tot zes uur ’s avonds een pelgrimage op het eiland mogen maken. We mogen zelf weten hoe de dag wordt ingevuld. Dat is mijn vraag aan u als lid van de groep.


U staat dus hier onderaan het eiland. U hebt een paar dingen meegekregen: twee lunchpakketjes. een kaart van het eiland, een klein tentje, een muskietennet, wat zakgeld, vijf liter water.


Het is een redelijk ontoegankelijk eiland, wat vooral uit oerwoud bestaat. Er loopt alleen aan de oostzijde een weggetje langs de kust. Na vijf kilometer, ongeveer deze afstand, komt u in een klein vissersdorpje. Als u verder loopt is er een klein kerkdorpje. In het oerwoud waar de weg allang is opgehouden vindt u een indianendorp. En in het noorden, als de bergen beginnen is er een bedevaartsplaats.


Mijn vraag aan u is: hoe gaat u de dag invullen? Misschien kunnen we wat reacties inzamelen….


Vermoedelijke reacties:

De gespreksleider zamelt vervolgens reacties in. Als men wat traag is, moedigt hij/zij de mensen aan met een opmerking in de trant van: ‘U hebt dus zo’n tien uur te besteden. Het gaat om een pelgrimage. Wat zouden zoal de mogelijkheden zijn?’


Wellicht komen er opmerkingen als:
* Ik zou naar het vissersdorpje gaan en daar contact zoeken met locale mensen.
* Ik zou naar het kerkdorpje gaan en daar de kerk bekijken.
* Ik zou de indianen opzoeken en willen weten hoe ze leven.
* Ik zou hoe dan ook de bedevaartsplaats willen bereiken.


Na verloop van tijd clustert de gespreksleider de antwoorden. Er zijn enkele clusters mogelijk:
1) Er zijn mensen die de pelgrimage vooral toeristisch invullen. Ze gaan dingen bekijken. 
2) Er zijn mensen die de pelgrimage geëngageerd invullen. Ze willen iets voor de indianen (of de vissers) doen. 
3) Er zijn mensen die de pelgrimage spiritueel invullen. Ze willen de bedevaartsplaats bereiken.


De gespreksleider stelt ook enkele metavragen aan de orde:
1) Wat is nu eigenlijk een pelgrimage? Wat verwachten we van een pelgrimage? En als een pelgrimage een metafoor is voor de kerk, wat verwachten we dan van de kerk?
2) In hoeverre gaat u als groep spontaan samen, of vormen er zich subgroepen en gaan mensen individueel op pad? Wat is de meerwaarde van het een en het ander?
3) Een cliffhanger, die u eerst kunt aankondigen en later vertellen zou kunnen zijn: U hebt een fout gemaakt (als de groep de fout tenminste maakt, anders kunt u de opmerking positief herformuleren) die bijna iedereen maakt. Ik zal daar later op terug komen.


De cliffhanger is: Is de groep zo slim geweest om eerst de vraag te stellen of men al die bagage wel nodig heeft? Een muskietennet en een tent zijn zinloos als je maar één dag op het eiland blijft. De metavraag luidt: Zou dat met ons leven en met de kerk ook niet zo kunnen zijn? Dat we de neiging hebben om alles mee te torsen, terwijl het wellicht zinvoller is om ballast achter ons te laten in de lijn van Lukas 9.

Het vervolg van het gesprek kan een bijbelstudie zijn van Lukas 9: 1- 6. Er kunnen vragen aan de orde komen als:  waarom zouden de discipelen geen extra kleren moeten meenemen? Zou het te maken kunnen hebben met de noodzaak mensen aan te spreken, je ook afhankelijk te durven maken van mensen? En: hoe zit het met die bijzondere tekenen die de discipelen verrichten? Is er in de gemeente een kracht waarneembaar waar ook de wereld heil bij vindt? En meer bijbels-theologisch: vergelijk Lukas 9: 1-6 met Lukas 10: 1-12. In het eerste deel zijn het de twaalf discipelen die worden uitgezonden, in het tweede deel 72 apostelen. Er wordt bij de 72 wel gedacht aan de verschillende volkeren die ze hebben te bereiken. En in de onverbiddelijkheid van Lukas 10 kan je misschien een voorbereiding zien op de tegenstand die het evangelie ook kan oproepen.


Uiteindelijk is het de bedoeling om vanuit de metafoor en vanuit het bijbelfragment aan te sluiten bij de situatie in de eigen gemeente. Waar zijn we als gemeente op uit? Wat hebben we nodig? En wat zouden we kunnen achterlaten? En als het om de begrippen 'gerechtigheid en vrede' gaat (waarmee kerken wereldwijd de pelgrimage typeren), in hoeverre herkent de gemeente deze trefwoorden als steekhoudend voor de eigen situatie?