Op 10 oktober 2019 was (is) er een ontmoeting van kerken uit de regio Almelo, Wierden, Rijssen over 'Geloven in Twente'. Er was een inleiding van Klaas van der Kamp en er waren diverse workshops. Hieronder is een uitgeschreven versie van de inleiding te lezen. De feitelijk uitgesproken tekst was iets ingekort. 

GELOVEN IN TWENTE


We hebben ‘geloven in Twente’ aangekondigd op social media. Een dominee van de Veluwe reageerde: ‘Geloven in Twente is toch niet anders dan geloven op de Veluwe?’ Ik denk dat het verschil maakt. Dat zit in de mensen. Dat zit in de omgeving.

Twente heeft een rooms-katholieke meerderheid. Daar gaat het maar zo over Maria, over Kersemis en Onze Lieve Heer. Twente heeft textielarbeiders. Daar heb je socialisten, gastarbeiders, en versjes van Willem Wilmink. 

Twente ligt dicht bij Duitsland. Bijna de helft van de dominees uit de zeventiende eeuw in Twente kwam uit Duitsland. Dat is anders dan wanneer je op de Veluwe zit. In Gelderland heb je kleine huisgemeenschappen van conventikels die elkaar de nieren proeven. In Twente is dat gescharrel in de eigen bezieling minder en de belangen die men aan de gemeenschap hecht veel groter. Als je een Twent een vraagstelling voorlegt, krijg je een tegenvraag:  ‘Wat seegn de meestn?’ De dominee die na afloop van een dienst vroeg: ‘Wat vond u van de dienst?’ kreeg het antwoord:‘Dat kan ik  nog niet zeggen, want ik heb mijn buurman nog niet gesproken’.   

Misverstanden

Het valt me op dat weinig mensen die eigenheid van Twente raak beschrijven. Probleem is dat de meeste mensen van buitenaf hun waarnemingen doen. De buitenring. En dan krijg je stereotiepen. Balke uit Den Ham noemt de Saks traditioneel en fatalistisch. Ik spreek over: liefdevol en sociaal. Het is alsof een hond een kat beschrijft en dan concludeert: ‘Ik weet niet of de kat wel een echt dier is, want het mist het vermogen te blaffen of te kwispelen met de staart’.

Laat me een voorbeeld geven. De buitencirkel noemt de Twent secundair. ‘Je weet nooit wat je aan ze hebt’, zeggen ze dan. Ik leer vreemde dominees: ‘Je moet leren met je buik te luisteren’. Als een Twent iets niet zo’n goed idee vindt, zegt hij: ‘Daor mowwe nog maar ies farder over proatn’. Dan bedoelt hij niet dat het nog een keer geagendeerd moet worden. Dan bedoelt hij: ‘Ik heb zoveel respect voor jou, dat ik je nu niet verder tegenspreek’. Maar is dat echt abnormaal. Kijk naar Azië. Neem een Indo. Daar is de mystieke, innemende glimlach, bijna tot een kunstsoort verheven. Het is eerder een anomalie van de Hollanders, die menen dat je altijd direct moet zeggen wat je denkt. ‘Assertiviteit’ noemen ze dat. En ze vinden dat een deugd. De rest van de wereld ziet liever mensen met een zeker respect. Ze noemen dat ‘beschaving’.

Ander voorbeeld. De buitenringse theologen spreken over ‘fatalisme’. ‘Mensen in deze streek zijn berustend’. ‘Het is zoals het is’. Ik zie deze eigenschap eerder als vertrouwen in God. Als God deel is van je leefwereld, kan je op Hem rekenen. Want familie, daar kan je van op aan. Er is dus niets mis mee als je mensen troost en zegt: ‘Ach, wi’j mun dr maar op vertrouwn det God ut goed met oons zal maakn’. Dat is geen fatalisme preken, dat is rust gunnen.

De dichter Willem Barnard werkte in Heemse. Het kostte hem moeite om zich onder de mensen te begeven. Hij sprak over een mytisch levensbesef bij Saksen. Hij noemde Holland de eerste wereld, het rivierenlandschap in Gelderland en Utrecht de tweede wereld en het oostelijk deel van Nederland de Derde Wereld. Moet je je voorstellen dat zo’n vreemdeling, die Willem Barnard altijd is gebleven, lied 803 dicht over Abram. Het gaat eigenlijk over hem zelf. Ik citeer: ‘Uit Oer is hij getogen, aartsvader Abraham, / om voortaan te geloven, in ’t land van Kanaan, / om voortaan als een blinde te zien een helder licht, / om voortaan helderziende te zijn op God gericht’. De dichter lijkt hier de helderziende te zijn, in een land dat verder blind is.

Ik zou u liever een binnenperspectief schilderen. Ik kies een specifieke methode. Ik wil met u lezen in de Heliand. Dat is een evangelieharmonisatie, waarin een Saksische monnik de vier evangeliën in elkaar vlecht en op rijm zet. Door te kijken waar hij woorden toevoegt en woorden weglaat krijg je een idee van hoe er bij de voorouders van de Twenten over het geloof is nagedacht. De bundel dateert uit 832 na Christus en is het oudste geschift in Nederland van die omvang. Je vindt er de basics van het geloof in Twente. Zeker als je dat combineert met de Twentse taal.

Omgeving

Je merkt dat het evangelie gepositioneerd is in de Saksische wereld. Het evangelie heet ‘godspell’, u herkent het Engelse ‘gospel’. God is goed, spell is boodschap. De Heliand, dat hoort u, is de Heiland. De aarde heet ‘middelgaard’, omdat de wereld als een plek gezien werd tussen de godenwereld (de hemel) en het dodenrijk. Rome heet Romeburg, want veel plaatsen in het Saksische land heten burg. Burg of berg; Hardenberg, Tubberg(en), Haaksberg(en) en Alberg(en). De tijdstelling is Germaans. Men spreekt over ‘winters’. Zacharias legt uit dat hij ‘twintig winters’ was toen hij huwde met Elisabeth. Jezus komt niet uit de woestijn of de grote wildernis, maar uit het woud. De oude woorden zijn niet van de joden of oudsten, maar van ‘waarzeggers, deugdzame mannen’. ‘Een splinter in het oog wordt ‘een halmpje in het oog’, als betrof het een hooisprietje.

Het is interessant te zien welke theologische duidingen er zijn. Want dan komt het dichterbij ons dna. En dan zal je als ambtsdrager merken dat iets van de residuen in het huidige geloof terug te vinden is.

1. Het evangelie

Daarvoor gebruikt de Heliand twee begrippen die direct opvallen. Wijsheid. Licht.

De boodschap van het evangelie wordt vaak verbonden met wijsheid. Twenten zijn niet van de Bartiaanse theologie, die alle kennis van God uitbant. Twenten zijn van het besef dat Gods wonderlijke hand te vinden is in de schepping en in de wijsheid waarmee je naar de schepping kijkt. De Heliand beschrijft bijbelse figuren steeds als wijze mensen. Zacharias heet ‘ervaren’ en ‘vroed’. De wijze man is de bemiddelaar, die de wil van de Heerser doorgeeft. Johannes spreekt met wijsheid. Hij zoekt ‘de hoge hemelweide’. De discipelen heten woordwijs. De discipelen worden uitgezonden in het besef ‘dat ze wijsheid en verstand’ bezitten. Jezus zelf heet ‘een wijze waarzegger’. Het gaat om levenswijsheid. Praktische kennis. Dat is nog iets anders dan de meer zweverige kennis van de gnostiek. Daar heeft de Tukker minder mee. Vandaar dat hele delen van het Johannes-evangelie niet voorkomen in de Heliand, zoals het gesprek met Nicodemus en het verhaal van de vrouw bij de bron.

De boodschap van het evangelie wordt ook verbonden met licht. Dat is logisch in een wereld waarin bij winterdag de duisternis leven en werken onmogelijk maakt. Als je het aantal keren telt dat het woord ‘licht’ wordt gebruikt telt in de Heliand kom je op een veelvoud van het aantal keren ‘licht’ in de joodse en griekse bijbel. De messias komt als kind in het licht der mensen. ‘Laat ieder ervoor zorgen dat hij zijn zonden opgeeft, ieder die leeft, eer hij van dit licht heengaat….’ Mozes glansde op de berg, ‘in het blinkende licht’. Christus kondigt aan: ‘Naar dit licht kom ik terug, op de derde dag zal ik uit de dood opstaan’. Je begrijpt: Als het licht belangrijk is, zijn de verhalen uit de bijbel over blinden die ‘van het licht zijn verstoken’ ook belangrijk. ‘De alheersende Christus verlichtte hen met zijn leer, het hoge hemellicht’. 

2. De ethiek

Twenten zijn meer van de ethiek dan van de dogmatiek. Het doen. Het verhaal. Minder dan de aanmatigende speculatie. Neem alleen de kruiswoorden van Jezus. Door de Statenvertalers weergegeven met ‘Het is volbracht’ (Joh. 19: 30). En daar zijn dikke boeken over geschreven. (Johannes 19: 30). Anne van der Meiden pleit voor een directere visie en vertaalt zelf ‘’t is doan!’ Je zou ook kunnen vertalen: ‘Genog’. Het was de stervensschrei, een laatste krampachtigheid van iemand die lijdt aan het leven en sterft. Het gaat om het verhaal, om het doen, niet om de beschouwing. Je kan het trouwens aan de taal zien, er staan vier werkwoorden achter elkaar: Jezus dronk, sprak, boog het hoofd en gaf de geest. Er is alleen nog handeling. En het genoeg is in het hebreeuws/aramees een keelklank: ‘kulah’, genoeg. Meer kan er op zo’n moment niet gezegd worden.

Je merkt het doordat de Heliand wel een uitvoerige uitwerking geeft van de Bergrede. Enkele zaligsprekingen zijn uit de sfeer van spiritualiteit in de sfeer van justitie gebracht. ‘Zalig zijn die vreedzaam onder het volk leven en geen gevecht beginnen, die zichzelf geen zaak aanspannen’. En: ‘Zalig ook jullie, omdat ze een zaak tegen je aanspannen’. 

Het belang van het doen, kan je terugvinden in de taal. De Twentse taal gebruikt het woord ‘doen’ zoals de Engelsen het ‘to do’ gebruiken’. Een Engelse uitdrukking is bijvoorbeeld: ‘Please do come’, als Nederlanders zeggen: ‘Alsjeblieft, kom’. Dat woord ‘doen’ gebruiken de Tukkers ook steeds. Jezus leafden zoas nen means leaft en döt (Filippenzen 2: 7b). Een paar voorbeelden: ij deet mien de haand (gaf me een hand); heb sie al daon?; zijn ze al klaar; ij döt er mooi met hen; hij praat er mooi mee heen; wie döt mien wat (wie kan mij kwetsen); wat döt de eier: wat kosten de eieren; ij döt der niks op; hij reageert niet.

3. Lijfelijkheid

De Tukker is lijfelijk ingesteld. Ik pak de Heliand als hij ingaat op de ouderdom. Hij kent er een veelvoud van dichterlijke taal voor: * de lichaamskracht wordt ontnomen, * het zicht verzwakt, * de lendenen worden zwaar, * het vlees vervalt, * het vel wordt lelijk, * het lichaam verlept, * het lijf verdort, * het uiterlijk wordt anders, * de levenskracht verlaat ons. In oudgermaanse literatuur staat een knap uiterlijk voor een goed karakter. ‘What you see is what you get’. Maria heet dan ook ‘de allerschoonste’ onder de vrouwen. Maria en Martha heten ‘meisjes van adel’ en ‘knap en bekoorlijk’.

Vanuit de lijfelijkheid is het niet zo’n grote stap naar onze wellness-cultuur. Zou het misschien onderhuids doorwerken, die Twentse bron?

4. Het Godsbeeld

De Saksische mens heeft een voorkeur voor de koninklijke God, de heersende Christus. Hij heet ‘machtige heer’. Tot in de details heeft het evangelie dat beeld doorgezet. De doeken bij de geboorte verdwijnen en worden tot schitterende sieraden. Het idee dat ‘er geen plaats’ is in de  herberg laat men weg. De herders in het veld zijn knechten die over hun paarden waken. De wijzen hebben ‘gewonden goud’ bij zich, spiraalvormige armbanden die volgens de toelichting in Oudgermaanse poëzie een sieraad van heersers is. Als je ambtsdrager bent in deze wereld moet je wel iets meer woorden gebruiken als je het lied van de mensenzoon (Filip. 2) bespreekt. Daar gaat het over de kenosis, de ontlediging van God in Christus, die wordt gekruisigd. Dat is tegen de aard van de Saksen.

De verhoudingen tussen Christus en zijn discipelen kan het beste worden weergegeven als die van een gildemeester en zijn leerlingen. De bekende verhoudingen in de Middeleeuwen. Johannes heet de ‘gezel’ van Christus. Afkomst is in de Middeleeuwen belangrijk. Jozef heet ‘een edelman’ ‘uit een luisterrijk geslacht’. Veel nadruk op adel.

5. Sibbe en trouw
 
Voor de Heliand is de sibbe van belang. De eigen groep. ‘Goed volluk’ betekent: ‘Eigen familie’. Ze worden ook wel ‘Aver’ genoemd, denk aan onze uitdrukking ‘iemand kennen van haver tot gort’.  Leuk om te weten: De oorspronkelijke uitdrukking is ‘van avere tot avere’ dat is ‘van ouder tot ouder’. Op een gegeven ogenblik wist men dat niet meer en maakte er van: ‘van haver tot haver’. Dat werd: ‘van haver tot klaver’ en het eindigde als ‘van haver tot gort’, dus het omvat alles wat er over productie van graan te weten valt. Het werd van een relationeel begrip tot een zakelijke uitdrukking. En in Lukas 15 als het gaat over ‘familie’ en ‘buren’ staat er zoiets als ‘die je liefhebt’ en ‘die dezelfde tong hebben als jou’.

De cirkel van mijn betoog is rond. De Twent kijkt niet naar binnen, maar naar buiten. Voorgangers van mij zeiden wel eens: ‘Als een dominee er uit ligt, de kerkenraad boos op hem is, komt het nooit meer goed’. Buitenstaanders zeggen dan: ‘Die kerkenraadsleden hadden eerder kritiek moeten spuien’. Insiders weten: Het komt niet goed, omdat de hele gemeenschap kritisch naar de dominee kijkt. De meestn zeggn det.

Samenvattend

Het gaat de Twent minder om de leer en meer om het leven. Ik moest er aan denken toen ik een Hollander een beschouwing hoorde geven over een oud liedje in het dialect, een kinderliedje: ‘Oeste de boeste Bente / Schaopies loopn in Drenthe’. Dan moet je niet vragen wat die woorden ‘oeste de boeste Bente’ betekenen. Het zijn woorden die meer om hun klank worden gebruikt. Ze bekken goed. Ze geven een goed gevoel. En dat is voldoende. Het leven wil geleefd zijn.

Foto's: beelden van de Heliand

Voor enkele gedichten van Willem Wilmink over Twente: klik hier. 
Voor het werkblad gebruikt in de workshop: klik hier.