Kerk met dertigers

Ds. Thea de Ruijter uit Dronten, zelf 33 jaar oud, heeft een aanstelling als gemeentepredikant met extra aandacht voor de dertigers. Daarmee ontwikkelt de gemeente Dronten beleid op een punt waar heel veel plaatselijke gemeenten op gericht zijn. De 'midden-in-generatie' komt onder meer als thema aan de orde op de ringvergadering van de ring Flevoland op 12 september 2019. Thea de Ruijter hield over het onderwerp vorig jaar in Emmeloord een lezing. Desgevraagd was ze bereid deze tekst algemeen toegankelijk te maken en beschikbaar te stellen voor publicatie. Hieronder haar analyse. 

Inleiding

 

Ik wil beginnen met een kleine anekdote. Jullie kunnen wel zien dat ik zelf ook dertiger ben, ik ben 32. Toen Wim bij benaderde over de lezing zat ik in de laatste maand van mijn verlof, ik heb het afgelopen jaar een baby gekregen.

En ik dacht: wat een leuke kans, om een lezing te houden. Dat kan ik wel doen naast mijn twee “banen”. Ik combineer twee kleine aanstellingen, als dominee en geestelijk verzorger. Dat kan ik wel, ik zal de komende maanden met regelmaat mijn extra dagje aan de lezing kunnen besteden en dan is het ook een goede kans voor reflectie op mijn eigen werk.

Nou mijn extra dagje ging tot aan de kerst gewoon op aan het normale werk. Ik kan mijn werk niet begrenzen en ik wil veel te veel. En ik had de baby, dus nóg een extra dagje, zit er niet meer in. Dus in de kerstvakantie was ik het haasje...want ik had  nog bijna geen voorbereiding kunnen doen. En ik wilde natuurlijk eigenlijk ook dat deze lezing wel héél geweldig zou worden. Maar ik wilde ook een beetje kerstvakantie vieren, want mijn meisje zou niet naar de opvang gaan en mijn man (leraar) had ook vakantie.

 

Herkenbaar?

Dit is wat veel dertigers doen.

Veel willen....

willen groeien in je werk én thuis met kleine kinderen,

en op andere vlakken ontwikkelen.

Hou daarin maar eens de balans.

 

Iets meer over mijn werk in de kerk: Binnen de PKN van Dronten ben ik speciaal aangesteld als dominee voor dertigers. Het is de keuze geweest van onze kerkenraad om op die manier ruimte te maken en aandacht te hebben voor dertigers. Aan het begin was het voor mij erg open, ik moest onderzoeken wat mijn taak was. Nu na drie jaar begint het zich iets te tonen, inmiddels heb ik veel van de dertigers die los-of-vast verbonden zijn aan onze kerk ontmoet, en weten zij mij soms ook te vinden.

 

In mijn bijbelkringen ben ik gewend om te beginnen met het aansteken van de kaars. Uit mijn feloranje tas tover ik dan een kaars en lucifers, die ik aansteek, ongeacht hoeveel brandende waxinekaarsjes iemand toevallig al heeft branden. We komen samen in het licht van de Heer, en het is goed dat in het begin van het gesprek zichtbaar te maken.

 

 

Goed om in de vorm van deze lezing uitvoerig stil te staan bij dit aandachtsveld binnen mijn werk, en met elkaar in gesprek te gaan over de dertigers in deze gemeente.

In de lezing zal ik bevindingen, gedachten en aanbevelingen vanuit verschillende praktisch-theologische en sociologische onderzoeken bespreken, en deze zal ik aanvullen met schetsen en anekdotes van mijn eigen ervaringen in de PKN Dronten.

 

De afgelopen tien jaar zijn er heel wat onderzoeken gedaan naar dertigers of de middengeneratie in de kerk. Binnen de PKN en de PThU, maar ook in brede zin. Niet vreemd, want dertigers worden in de kerken ervaren als ‘het gat van de kerk’ en als je statistieken betrekt op deze generatie dan concludeer je direct dat deze groep zich minder thuis voelt in de kerk.

 

Één statistiekje:

Tussen 2005 en 2015 verliet 33% van de twintigers en dertigers de kerk. Dat zijn bijna 190.000 mensen die de deur van de PKN achter zich dicht trekken.

 

 

 

Analyse en aanbevelingen vanuit academie

 

Henk de Roest, Huis voor de ziel: de kerk is voor deze generatie een huis voor af en toe. Hun ervaringen zijn positief op deze drempelmomenten: doop, huwelijk rouwdienst. Maar zij hebben geen of weinig behoefte aan kerkgang op zondagochtend.

 

Drie mogelijke verklaringen:

 

Deze generatie ervaart het leven als ‘vol’ en ‘druk’. ‘Laat de kerk een creatieve verbinding zoeken met jongeren en jongvolwassenen, en met name een plek worden waar zij op adem kunnen komen.’

           
                  Voorbeeld: Twee jaar terug besloten we een dooptraject te starten. Voorheen deden we de voorbereiding van een doopdienst op één avond met de doopouders. Dat was een volle avond, waarin kennismaken, verdiepende Bijbelstudie en liturgie voorbereiden een plek moest krijgen. Wij wilden dit veranderen in drie korte avonden, waarin meer ruimte zou ontstaan voor elk van deze elementen, maar waren ook wel een beetje bang dat de doopouders dit een te grote tijdsinvestering zouden vinden. We vroegen hier ook naar, en in één van de eerste trajecten , kregen we de reactie van een doopmoeder: Ik vind het juist heel fijn, want nu hebben wij samen deze avonden de tijd om hiermee bezig te zijn, samen in gesprek te zijn, en ons voor te bereiden op de doop. Thuis hebben wij de rust niet om hier samen voor te gaan zitten of het te bepraten. Nu ‘moeten’ we een oppas regelen en was er deze avond tijd.

 

Deze generatie zegt goed te kunnen geloven zonder regelmatige kerkgang. Met andere woorden, anders dan voor andere generaties hoort kerkgang niet perse bij gelovig zijn. Accepteer dat zij het kerk-zijn, en het gelovig-zijn op een andere manier invullen.

            Voorbeeld: ik herken dit heel erg, en ik hoor het ‘argument’ ook heel vaak. Sommige leeftijdsgenoten vinden de vorm van de dienst ouderwets, sommigen voelen zich niet aangesproken, anderen missen de interactie daarin. Sommigen noemen hun kring de plek en de manier van kerk-zijn. Dit roept bij mij de vraag op naar waar een dienst voor is. Is het geloofsvoeding, vorming, die je ontvangt, dan kan een kring daar ook in voorzien. Maar lofprijzing dat geef je niet zomaar vorm in een kring. Er zijn dus elementen die ik zelf beleef in een viering die ik niet op andere manieren vorm kan geven, en ‘mijn dertigers’ ook niet kan aanreiken.

 

Tot slot:  Ze verbinden zich anders dan voorgaande generaties, ze zijn meer geneigd tot kortlopende en overzichtelijke activiteiten dan tot langdurige verbondenheid. Door dit verschillende beeld van ‘verbinden’ ‘ergens bij horen’ ervaren de dertigers zichzelf soms heel anders dan ze ervaren worden. Vaak voelen deze jonge mensen zich wel onderdeel van een gemeenschap, terwijl de oudere generaties vaak vinden dat ze er te weinig zijn en te weinig doen voor de kerk.

            Voorbeeld: Na een dooptraject leert een jonge vrouw in zich opnieuw

thuis voelen in de kerk, die ook de kerk van haar jeugd is. Zij nam direct een taak op zich in een kortlopende werkgroep en sloot zich aan bij mijn dertigerskring. Ik zie haar niet vaak op zondagmorgen. Maar ze voelt zich welkom in de kerk. Ze ontmoet als ze op zondag komt mensen van vroeger, die haar nog wel kennen als kind, en haar positief tegemoet treden wanneer ze aanwezig is.

En ik hoor tegelijkertijd in onze kerk regelmatig het geluid: ze zijn er nooit. Deze dopeling zien we nooit meer....Oudere mensen hebben er moeite mee dat in een doopdienst allemaal baby’s gedoopt worden van wie ze de ouders nooit in de kerk zien, en naar verwachting ook weinig zullen gaan zien. In dat geluid zit een oordeel, er klinkt ontevredenheid in door waardoor je je niet welkom voelt.  Ik was in ieder geval blij dat de andere dertigers dit niet hoorden...

 

De Roest: pleit voor flexibel lidmaatschap. Belangrijk is de beweging naar binnen, de kerk als huis voor de ziel, die tegelijk radicaal open is voor buiten.

 

Wim Dekker: Missionair en marginaal.  Jonge mensen zoeken een herkenbare identiteit. Een gemeente moet kunnen laten zien, naar binnen en naar buiten toe, dat ze een verhaal heeft.

 

Onderzoek Raad van Kerken naar midden generatie: zij vinden hun eigen belevingswereld onderbelicht, zowel in de diensten als in overige ‘programma’ van de kerk.

 

Observaties uit dit onderzoek:

Kerken bieden weinig specifiek programma voor deze generatie. aanname dat je na je twintigste hoort bij en meedoet met de totale groep volwassenen.

Jongvolwassenen worden gemist in kerkbestuur, net als in ledenbestand.

Percentage uitschrijvingen onder jongvolwassenen hoger dan onder andere leeftijdsgroepen.

Deze levensfase is dynamisch: je weet niet of je over 2 jaar een partner/huis/gezin/ander werk hebt.

 

Praktisch theologisch onderzoek Young Urban Protestant

 

Na enkele theologen gehoord te hebben over dertigers in ‘de kerk’, nu de bevindingen van een onderzoek dat in 2011 gedaan is in een aantal stadsgemeentes. Vijf kerken in de grote steden die heel veel jongvolwassenen als leden hadden, werden onderzocht.

Dit óók vanuit de gedachte: In veel dingen is de stad is voorloper van dorp, qua maatschappelijke tendens en ook qua dynamiek in de kerk. Tegelijk in de stad het percentage kerkelijken veel lager dan in dorpen, en de frequentie van de kerkgangers ook veel lager. Wat valt er te leren van deze kerken (binnen PKN) die kennelijk van betekenis kunnen zijn voor jongvolwassenen (twintigers en dertigers). Deze kerken hebben een uitzonderingspositie. Minstens 50% van hun leden zijn dertigers, zij blinken erin uit een thuis te bieden voor deze generatie.

 

Uit dit onderzoek rolden vijf sleutels, als het ware voorwaarden die de aanwezige dertigers aan een kerk stelden. Wat ze in de kerk waar ze lid van waren vonden.

 

  • Het moet wel ergens over gaan Dat komt overeen met de woorden van Wim Dekker: de kerk moet een boodschap hebben (niet vaag, maar helder) en daar voor staan. Tot die boodschap kan de dertiger zich dan verhouden, en hij weet waar hij aan toe is.
  • Er moet wel ruimte zijn Er moet ruimte zijn om zelf te denken, om je eigen keuzes te maken. Een kerk die moraliseert, waarbinnen je geen keuzes kan maken die ‘anders’ zijn, waarbinnen je geen vrijheid ervaart om je eigen leven te leven / vorm te geven, geeft de kriebels.
  • Er moet een plek voor me zijn – Dat betekent dat dertigers gezien, gewaardeerd en ingezet worden.
  • De sfeer moet goed zijn – Dertigers / jongvolwassenen zijn bezig met hun eigen geloofsontwikkeling. Het laatste waar ze zich mee bezig willen houden zijn spanningen, gedoe, polarisatie en lange vergaderingen over wat zij als bijzaken zien.
  • Er moet wel wat gedaan worden – Een kerk die volop bezig is ‘de boel draaiende houden’ is niet inspirerend. Het moet zichtbaar zijn dat de kerk betekenisvol is, bijvoorbeeld in diaconaal en pastoraal werk, ook naar buiten de gemeente toe. De ervaring binnen deze stadskerken is dat de dertigers zich daar ook voor willen inzetten.

 

Om nog iets dieper op de uitkomsten van dit onderzoek in te gaan, en een beter beeld te krijgen van deze groep dertigers, bekijken we wat resultaten van enquêtes die binnen dit onderzoek gehouden werden.

 

Meest geantwoorde redenen om zich aan te sluiten bij de gemeente.

            Sfeer in de gemeente, identiteit van de gemeente, ik kende er al mensen, de prediking, de verbinding tussen geloof en mijn dagelijks leven, de vormgeving van de diensten, de Bijbel als uitgangspunt, predikant, .....

 

Eenmaal lid, vonden, of ontvingen de dertigers iets door het lidmaatschap. Na een periode van lidmaatschap waren zij een rijker, het lidmaatschap had hen iets gebracht. Meest geantwoorde gevolgen van het lidmaatschap.

            Geloofsgroei, leuke contacten, vriendschappen, meer verlangen om voor God te leven, kennis van de Bijbel, ervaring van God in mijn leven, gelegenheid gaven en talenten te ontwikkelen, gegroeid als mens, .....

 

Geloofsgroei als eerste antwoord! Daar komen we straks nog verder over te spreken.

 

Waar we net hoorden uit oa het onderzoek van de wereldraad van kerken, dat dertigers vaak het gevoel hebben dat hún belevingswereld niet aan de orde komt in de kerk en de thema’s die zij belangrijk vinden niet voorbij komen, is dit de top 5 van thema’s die ze belangrijk vinden in hun leven én in de kerk aan de orde komen:

Jezus Christus, dagelijks leven als christen, verhouding tot je naaste, gemeenschap en verbondenheid, missionair zijn, verhouding tot God, gebed, discipelschap.......

Uit een onderzoek naar dertigers in dorpen kwam overigens een andere top:

Persoonlijke benadering (25x) 2. Saamhorigheid (23x) 3. Relevantie (22x)

 

Terug naar de vijf sleutels in beeld.

 

Over die aansprekende thema’s in de eredienst een voorbeeld uit het onderzoek, waarin de voorganger van de Nieuwe Kerk in Utrecht aan het woord komt.

Voorbeeld: De voorganger vertelt dat hij drie opgroeiende twintigers zonen heeft, in de kerkenraad met veel jonge mensen werkt en binnen de kerk veel jonge mensen spreekt. Dat maakt dat hij hun belevingswereld, ook hun geloofstaal daarin, goed kent. Als vanzelf spreekt hij in de diensten en preken ‘hun taal’. Hij moet er eerder op letten dat hij ook voor de ouderen spreekt. 
Voor veel dominees in reguliere kerken is dat andersom. Het pastoraat is meer onder ouderen dan onder jongeren en het bestuur van de kerk bestaat grotendeels uit pensionado’s. Met deze leeftijdsgroepen voer je dan als dominee het meeste het (geloofs)gesprek, waardoor je in de preken ook meer geneigd bent de bijbelse verhalen aan die ervaringen te verbinden.

Je kunt van een dominee in die zien ook haast niet verwachten dat hij de taal van dertigers spreekt in de preek, als zijn overige werkzaamheden zich grotendeels onder de ouderen voordoet.

 

Nog een ander voorbeeld uit deze kerk, de Nieuwe Kerk Utrecht, over de tweede en derde sleutel: er moet wel ruimte zijn, er moet een plek voor me zijn. De dertigers in deze kerk willen en nemen verantwoordelijkheid, en krijgen daarvoor de ruimte. 

De kringen in die kerk worden voor het grootste deel door de dertigers zelf geleid. In een overleg met mede-dominees (van andere kerken in de stad) kreeg de voorganger verbazing: ruim 20 kringen onder verantwoordelijkheid van deze jonge gemeenteleden zelf?! De gedachte die in veel kerken leeft, is dat je niet zomaar een kring leidt. Daar moet je dominee of pastoraal werker voor zijn, of een gemeentelid met een bijzondere bagage binnen de kerk.


          Voorbeeld:
In mijn werk in Dronten merk ik precies dit spanningsveld. Inmiddels heb ik vier kringen gestart. Één (dertigers)kring (ontstaan uit een groep doopouders) wilde ik zelfstandig laten doorgaan, de kring leek me daarvoor toegerust, wij waren al een jaar op gang en zo was mijn inschatting van hen. Binnen een paar maanden stortte hij in. Begrijpelijke redenen: zwangerschappen, geboortes en andere hectiek maakte het moeilijk.

Vorig jaar was ik zelf met zwangerschapsverlof, ik had toen 1 twintigerskring en 1 dertigerskring. De dertigerskring heeft het vier maanden zelf volgehouden, maar gaven nadien aan mij als kringleider te missen. Degene met wat extra kennis en vaardigheden om de kring tot een iets dieper niveau te brengen. De twintigerskring is één keer bijeen geweest, en toen in ruste gegaan tot ik terug kwam van verlof. Zij hadden mij als kringleider echt nodig, ook op organisatorisch vlak.

Na mijn verlof startte ik een nieuwe dertigerskring, en heb nu dus drie kringen onder mijn hoede. Dat is het maximum, er aan voorbij om eerlijk te zijn, voor mij om vol te houden als 50% dominee. Toch denk ik dat meer jonge mensen een kring zouden willen doen, als ik er meer aandacht aan zou besteden om hen er persoonlijk voor te benaderen. Dit vraagt nu van mij dat ik aan de slag ga om deze kringen op een andere manier te leiden.

 

Nog een paar voorbeelden van dominees uit dit onderzoek, hun bevindingen met de dertigers in hun kerk.

 

Paul Visser merkt op dat de dertigers verantwoordelijkheid willen, en het belangrijk vinden dat in en vanuit de kerk wat gebeurt, maar dat hun bestaan ook erg vol is.

 ‘Maar ze hebben ook wel volle programma’s. Je moet niet te veel willen organiseren. Ik zie dat veel jonge mensen gewoon moe zijn. Daarom moet je uitkijken dat de gemeente geen belasting voor ze wordt. Het moet een inspiratiebron voor ze zijn.

 

René de Reuver, als predikant in Den Haag – over ruimte voor eigen keuzes

‘Die twintigers en dertigers willen een inhoudelijk goed verhaal. Die inhoud doet er toe en dient in relatie te staan tot het leven van elke dag. Vervolgens willen ze echter wel ruimte om hun eigen keuzes te maken. Die ruimte moet ze niet gegeven worden vanuit een soort vrijblijvendheid, maar vanuit vertrouwen in hun eigen verantwoordelijkheid.’ De Reuver stelt dat de twintigers en dertigers het volgende van een kerk verwachten: daag me maar uit, maak het me maar moeilijk, maar respecteer me wel in mijn keuzes.   

 

Ruben van Zwieten, dominee op de Zuidas

Vertelt dat hij met name Bijbelstudies aanbiedt, samen graven in de tekst, de Bijbelse verhalen met een zeer open blik samen tot je nemen en dat verbinden aan je leven zoals het nu is. Je ermee identificeren, doordat je het verhaal in de diepte bestudeert met elkaar en erover spreekt. Zo krijgt het verhaal in jouw leven betekenis.

“Tot onze stomme verbazing hadden wij in onze bijbelklassen bijna alleen maar twintigers en dertigers. We kwamen erachter dat dat komt omdat die onbevooroordeeld die bijbel kunnen lezen. Die hebben nergens last van. Dat biedt ook weer enorme kansen. Met oudere generaties is het veel moeilijker. Die hebben allerlei eigen ideeën vanuit vroeger en het lukt hen veel moeilijker om onbevangen die bijbel te lezen en zich erdoor te laten bevragen. Wij splitsen ook de mensen met een (al te) gelovige achtergrond met mensen die niets hebben meegekregen. Die laatste groep krijgt namelijk vaak jeuk als er allemaal mensen zitten die niet open de bijbel meer kunnen lezen.”

 

Dat van die ‘gelovige achtergrond’ herken ik binnen mijn eigen kringen ook wel een beetje, maar wel echt anders dan hoe deze dominee dat ervaart. Wat ik merk is dat het soms lastig is om los te komen van de geloofsopvoeding. ‘Mijn dertigers’ spreken zoveel makkelijker over de kerk, en de dingen die ze vroeger op school geleerd hebben, dan over hun eigen geloof of laat staan over God.

Begrijpelijk, ik herken zelf ook dat spreken over God moeilijk is, en een veilige omgeving vraagt. Maar geloven is voor hen vaak toch/nog ‘de kerk’. Dat is hun beeld van geloven, dat betekent dat je naar de kerk gaat. Dat is bij sommigen een heel vast beeld in hun achterhoofd, en dat staat wel eens in de weg.

 

Want regelmatige kerkgang is vervolgens niet meer wat ze willen (ook niet opbrengen), maar deze beelden lijken hun enige ‘ingang’ om hun eigen geloof te herontdekken. Binnen mijn kringen probeer ik de veiligheid te creëren om die eerste beelden en spraak aan de kant te schuiven en ahw ‘opnieuw’ te lezen.

Daar hebben we met elkaar ook echt moed voor nodig. Het vraagt van mij ook een bepaalde vrijheid, in mijn eigen spreken over God en geloof, en ten opzichte van de kerk waarin ik werk. Ik herken in ieder geval dat het bijbel lezen, en daarin echt pluizen en graven, binnen mijn kringen als het meest interessante ervaren wordt.

En ook dat de kring het beste werkt als er mensen in zitten die traditioneel zijn opgevoed, die ‘echt met het geloof’ zijn opgevoed, en mensen die dat minder of niet hebben. En ook is het goed dat de één in de kring een vrij regelmatige kerkganger is en de ander niet of nauwelijks komt. Het maakt dat de teksten die we in de kring lezen, vollediger in beeld komen.

 

Cece Winans – He’s never failed me yet

Dit is een lied waarin precies deze geloofsgroei beschreven wordt.

Dit lied wil ik in de pauze laten luisteren door de aanwezigen.

In alle kringen heb ik het ook geluisterd en besproken.

 

Rapport PKN over dertigers – dieper in op de geloofsbeleving

 

We hebben nu veel gehoord over dertigers die wel of niet hun plek in de kerk hebben, wat ze wel en niet waarderen en waar ze zich wel en niet bij thuis voelen. We hebben voornamelijk gekeken naar de buitenkant: hoe zitten ze wel of niet in de kerk? Wat zoeken ze? Wat vinden ze?

Nu gaan we proberen meer naar het innerlijk van deze levensfase te kijken. Hoe staat de dertiger in het leven, hoe beschouwt hij zichzelf? Hoe staat hij tegenover God, hoe verhoudt hij zich tot God? (Hoe zoekt hij God?)

We gaan kijken naar ontwikkelingspsychologie, sociologische studie en met name naar de geloofsontwikkeling.

 

Dertigers zijn doordrongen van het besef architect van hun eigen bestaan te moeten en mogen zijn. Continue zelfreflectie, op gemaakte keuzes en te ambiëren toekomstplannen. Ze zoeken in de kerk een stimulerende omgeving, om aan hun eigen geloofsontwikkeling te werken, en daarbij handreikingen te ontvangen. De gemeente is in die zin voor hen een plek van bevestiging en zelfbepaling. Een plek waar je kunt aftasten en onderzoeken en verstevigen waar jij staat en waar jij voor staat.

 

Ontwikkelingspsychologie

 

Nienke Weijnants, psycholoog en loopbaanadviseur, die ‘het dertigersdilemma’ schreef, beschrijft hoe het leven van jongvolwassenen in de leeftijd tussen 25 en 35 jaar eruit ziet en wat hen bezighoudt.

Ze schetst dus een beeld van een levensfase. In Nederland zijn veel jongvolwassenen in de leeftijd tussen 25 en 35 jaar bezig met zaken als: eerste werkervaring, keuzes maken tav relaties, wel of geen kinderen. Al deze keuzes leveren stress op, want ‘je moet wel goed kiezen in je leven’. Het succes van je leven hangt van jou af. Met die gedachte van maakbaarheid is deze generatie opgevoed.

Haar boek werd een bestseller, en zo werd ook het begrip ‘dertigersdilemma’ gemunt in het denken over deze generatie. Als een soort vroege midlife-crisis.

 

De dertigersdip heeft trouwens oude papieren. De Italiaanse filosoof Guardini sprak al in 1953 van de levensfase crisis voor dertigers. Binnen zijn filosofie draait het om de crisis tussen idealisme en realisme, ‘de bestemmingscrisis’. Na een periode met volop ruimte om te experimenteren breekt een periode aan van keuzes, bepalen van richting. De ervaringen in de werkelijkheid brengen de idealen terug tot kleinere proporties.

Nynke Weijnants verbindt dit nu ook aan de invloeden vanuit onze cultuur en maatschappij. De maatschappij zoals die nu is, versterkt volgens haar de frictie die deze veranderingen van zichzelf al teweeg brengen. De crisis tussen idealisme en realisme is heviger in een maatschappij waar je veel invloed hebt op de vormgeving van je leven. Het ontwikkelen van een eigen autonome positie ten aanzien van overtuigingen, normen en waarden is complexer in een maatschappij die daar veel vrijheid in biedt.

 

Zij noemt zeven aspecten die horen bij het dertigersdilemma: te veel keuze/alles willen, twijfel en ontevredenheid, sociale vergelijking, drang tot zelfverwerkelijking, tijdsdruk, sociale druk, fysieke en emotionele klachten.

Nu wil ik verder niet doorgaan op het ‘probleem’ dat het dertigersdilemma is. Voor veel dertigers zijn deze dingen gewoon hoe dan ook herkenbaar, en voor sommigen is het sterk aanwezig, en voelt het als een probleem. Voor anderen is het een gegeven.

Maar belangrijk voor ons, is nog wel dat Weijnants in haar onderzoek concludeert dat de meest gelukkige dertigers diegenen zijn die zin ervaren, die zingeving ‘hebben’. Volgens Weijnants hangt dat samen met autonomie en authenticiteit. Maar ze schrijft ook dat zij zelf niet religieus is en niet goed weet wat ze zich er bij moet voorstellen als iemand religieus is en dat de basis is voor jouw zingeving.

 

Die behoefte aan zingeving onder dertigers, die hoort bij deze levensfase en daarin ook behulpzaam kan zijn, dat is belangrijk voor ons als kerk om aandacht aan te besteden. En voor ons als dertigers, om te erkennen dat dit nu, in een spitsuur van je leven,  belangrijk is om serieus te nemen.

 

Want het is ook moeilijk, juist door de keuzevrijheid op het punt van geloof en spiritualiteit is het moeilijk om een stevig zingevingskader te vinden, wat een plek heeft in jouw leven. In een wereld waar keuzevrijheid en individuele vrijheid als het hoogste geldt, heeft je verbinden aan het christelijk geloof een tegendraads element: namelijk dat God niet afhangt van jouw keuzes, vrijheid of beleving.

 

 

Godsdienstpsychologie

Dit over ontwikkelingspsychologie, ook in de godsdienstpsychologie is de levensfase van de dertiger een spannende. In deze fase ontstaat ‘verinnerlijking van geloofswaarden’. Voor dertigers is de sociale context nog steeds heel bepalend voor hun geloofsaannames, maar zij ontwikkelen daarin steeds meer autonomie. Ze komen meer onafhankelijk te staan van hun omgeving als het gaat om ‘wat ze nu precies geloven’ en ‘wat hun geloof voor hen betekent’. Dat zie je terug in hun omgang met geloofsaannames, overtuigingen, normen en waarden.

 

Geloofsstadia van Fowler.

Één van de bekendste modellen voor geloofsontwikkeling is het model van Fowler. Hij onderscheidt zeven geloofsstadia, waarvan mensen er gedurende hun leven aan aantal doorlopen. Naar ik begrepen heb, is dit model vorig jaar in één van de lezingen aan de orde geweest. Het model heeft zeven fases, in het opgroeien van een mens doorloopt hij er een aantal, die te maken hebben met levensfase. Van de fases die tot de volwassenheid behoren, verschilt het per mens welke fases hij meemaakt.

 

Fase 1 Intuïtief

Er is geen helder onderscheid tussen fantasie en realiteit. De ideeën over God worden overgenomen van ouders en maatschappij.

Fase 2 Mythisch-letterlijk

Wanneer een kind de wereld meer in logische termen gaat begrijpen. Een sterk geloof in de rechtvaardigheid van het universum. Antropomorf beeld van God. Geloof is wat ze leren uit de verhalen, die ze letterlijk lezen. Net als symbooltaal en metafoor vaak letterlijk genomen worden.

 

Fase 1 en 2 is de ontwikkeling die kinderen doormaken. Fase 5 en 5 zijn zeldzaam. Voor ons het meest belangrijk zijn nu fase 3 en 4.

 

Fase 3 Synthetisch – conventioneel

De meeste mensen komen als tiener in deze fase. Ze omarmen een alles-overkoepelende geloofsvisie, en conformeren zich daaraan. Het geloof geeft helderheid in een complexe wereld; geeft richting en biedt inzicht. De grond voor geloof (autoriteit) ligt buiten het zelf, bij religieuze leiders of de consensus binnen de groep. De autoriteit wordt gezocht binnen de kring van gelijkgestemden.

Fase 4 Individueel-reflectief.

Er komen barsten in de stelligheid van het geloof. Er ontstaat meer openheid voor dat de stelligheid binnen de kring van gelijkgestemden een waarde heeft, maar daarbuiten geen kracht heeft. Dat maakt hen in eerste instantie teleurgesteld en onzeker, ze gaan hun eigen geloof kritisch bevragen. Ze gaan hun eigen positie bepalen, los van het geloof van de groep, dat in de vorige fase juist bepalend was. Ze gaan meer persoonlijk verantwoordelijkheid nemen voor hun geloof.

Opmerkelijk is dat mensen uit fase 3 de mensen uit fase 4 wel eens als ‘afvallig’ zien.

 

Voor de volledigheid kijken we zeer kort naar fase 5 en 6.

Fase 5 conjunctief  

Mensen bereiken deze fase zelden voor mid-life. Ze erkennen de limiet van logica en beginnen de paradoxen in het leven te accepteren. Het leven kan meer als een mysterie worden ervaren. Heilige verhalen, symbolen en rituelen kunnen nu een nieuwe betekenis krijgen.

Fase 6 Universeel

Wordt ook wel ‘verlichting’ genoemd. Zeer weinig mensen bereiken deze fase, waarin het individu volledig in dienst van de andere leeft, zijn leven daarvoor schenkt. Zij ervaart weinig echte zorgen of twijfels.

 

De verschuiving van fase 3 naar fase 4 is een beweging van buiten naar binnen. Waar eerst de geloofsovertuiging ‘aangenomen werd’ van buiten: ouders, religieuze leiders, peers, als bron van autoriteit, ontstaat het gevoel dat je zelf verantwoordelijkheid wilt nemen. Je wordt meer je eigen autoriteit.

 

Dat verandert je geloof, je gaat het systeem waar je tot op heden veilig zat kritisch bevragen en je eigen positie bepalen. ‘Ik wil het zelf weten, ik wil erachter komen waar ik nu zelf sta’ zijn zinnen die ik regelmatig hoor. Studentenpastor Parks merkt op dat haar studenten in beide fases zaten. Volop bezig met het onderzoeken van hun eigen, zelfstandige positie, hielden ze ook vast aan de overtuigingen van de groep/het systeem. Dat beschermde hen voor te veel onduidelijkheid / twijfels. Met andere woorden: de overgang van fase 3 naar 4 kan een proces zijn, je herkent in je leven elementen uit beide fases.

 

Beeld van de kerk.

Op welke manier kan een kerk behulpzaam zijn in het zoeken van je plek ‘in fase 3 en 4?’

Hoe kan de kerk in dit proces behulpzaam zijn, wat voor plek zoeken deze dertigers hiervoor? Als het gaat om geloofsontwikkeling, dan steken de dertigers uit het onderzoek in de stadskerken dat hetzelfde in als de andere elementen van hun persoonlijke ontwikkeling. Dertigers zijn zo gewend aan continue zelfverbetering, dat zij een (werk)omgeving zoeken waar dat een plaats heeft. Zij verlangen een stimulerende omgeving.  Als  de omgeving niet uitnodigt tot ontwikkeling, dan is het met de loyaliteit gauw gedaan en zoekt men een andere, stimulerender omgeving. En wat voor de werkomgeving geldt, geldt ook voor de geloofsomgeving. 

 

De kerk biedt een plek waar de concentratie op het zelf gerelativeerd wordt. In opleiding en in de maatschappij is deze generatie gefocust op het zelf, en de ontwikkeling daarvan. De kerk biedt een ruimte om dit zelf te relativeren doordat wij ons in de kerk plaatsen tov God, de gemeente, de wereld. Hier worden we toe uitgenodigd en dat ‘oefenen’ we met elkaar. Om onszelf in een groter geheel te plaatsen, een zingevingskader, de relatie tot God.

In de kerk vindt een dertiger een taal om hierover te spreken, een gemeenschappelijke taal waarmee je je geloofsovertuigingen, morele visie en keuzes kunt onderzoeken en bespreken.

In de kerk vind je niet alleen taal, ook gelijkgestemden. Naast de ontwikkeling van het zelf, is dit een stuk geloofs-  en identiteitsontwikkeling die je niet in je eentje / op jezelf kunt vinden. Maw de gemeente is voor dertigers een plek van bevestiging en zelfbepaling.

 

Uit het onderzoek God in Nederland blijkt dat op het gebied van geloof drie dingen belangrijker worden. Dat is dus wat past in deze tijdsgeest, en waar dertigers zich thuis bij voelen. 

  • informalisering (afbrokkeling van traditionele gezagsrollen)
  • intensivering (nadruk op het gevoel)
  • individualisering (toegespitst op de persoon)

Dertigers willen hun eigen geloof ‘uitzoeken’, en zeker niet een vooraf bepaald pakket ontvangen van wat hun geloof zou moeten zijn. Tegelijk is de kerk de plek/persoon van wie ze enige sturing verwachten. Zij volgen hun eigen zoektocht, waarbij begeleiding wel gewenst is.

 

         Voorbeeld: In mijn werk onder de dertigers herken ik dat zeker. Ik merk dat mijn persoon: of iemand een klik met me heeft, heel bepalend is. (Dat sluit aan op informalisering) Afgelopen week vroeg ik, met het oog op deze lezing, in de nieuwste dertigerskring wat zij op dit moment sterk waarderen in onze kerk. Zij benoemden (onder andere) mijn toegankelijkheid in hun beleving. ‘Jij bent net zoals wij, zeker nu je moeder bent geworden. Je weet precies hoe ons leven eruit ziet, dat het steeds met plannen niet gaat zoals we denken vanwege de kleine kinderen, de haast-momenten op de dag en de chaos die daarbij hoort, hoe druk en vol het is. Daardoor is het makkelijker om met jou te praten, ook over geloof en over onze plek in de kerk, dan met de andere dominees.’

Maar ik merk ook dat er onder de dertigers (net als onder de andere leeftijden) veel mensen zijn die geen boodschap aan mij hebben. Zij komen hun kinderen laten dopen en willen verder niets met mij. Ik denk zelf dat zij niets iets zoeken, waarvoor ze in mij een aanknopingspunt vinden. Dus ze houden het bij deze ‘life-events’ qua betrokkenheid en leven ‘gewoon’ hun leven. (Dat sluit aan op individualisering)

 

Over typen dertigers

De ene dertiger is de andere niet....Uit het KASKI onderzoek volgend op het onderzoek God in Nederland, blijkt dat er veel dertigers zijn die zichzelf als religieus/gelovig ervaren, maar geen aansluiting vinden noch zoeken bij een kerk.

58% van de onderzochte doelgroep (30-50 jarigen) noemt zich gelovig, terwijl zo’n 34% zich rekent tot een kerk of godsdienst.

KASKI onderzoek hanteert 4 categorieën

  • kerkelijk gelovig (1,6 miljoen)
  • niet-kerkelijk sterk gelovigen (700.000)
  • niet-kerkelijk enigszins gelovig (645.000)
  • niet-kerkelijk niet gelovig (2 miljoen)

 

Voor deze verschillende groepen kan je als kerk verschillende dingen betekenen. Je moet van hen niet hetzelfde verwachten, en ook jij als kerk hebt hen iets anders te bieden.

 

De niet-kerkelijke maar wel gelovige mensen zijn als het ware ‘shoppers op de reli-markt’ en hebben daarmee volop keuze uit een breed aanbod. Een kerk moet zeker niet haar ‘aanbod’ algemener maken, maar haar specifieke boodschap laten klinken op deze reli-markt. Wetende dat zij slechts één van de aanbieders is. Deze groep zoekt en gebruikt daarbij meerdere bronnen voor geloof. Ze hopt van de ene bron naar de andere. Het gaat hen (kennelijk) meer om het inhoudelijk zingevings-aanbod dan om de gemeenschapsvorming.

 

De kerkelijke gelovige dertigers zijn gelovige dertigers die met regelmaat de kerkdienst bezoeken, traditionele opvattingen hebben, geen of weinig alternatieve spiritualiteit beoefenen en met een zekere frequentie bidden. Deze groep is dus wel verbonden, maar heeft vaak de ervaring dat hun belevingswereld en hun levensvragen niet voldoende aan bod komen in de kerk. Je kunt als kerk behulpzaam zijn, door hier meer ruimte voor te maken.

 

Hoe dertigers zich binden

De binding met instituten, verenigingen en tradities is voor dertigers van nu heel anders dan voor die van een paar decennia terug. Waar verbondenheid voorheen vanzelfsprekend en langdurig was, is dat nu gedeeltelijk en flexibel. ‘Morele organisaties’ die op die manier functioneren, vaak projectmatig werken, hebben meer aanwas gekregen, zoals Greenpeace en Stichting Present. Op het juiste moment en persoonlijk aangesproken door zo’n project kan iemand voluit verbonden zijn, het is niet dat er gebrek aan interesse of betrokkenheid is. Maar na het project ligt het weer open waar hij of zij zich mee bezig gaat houden. Je kunt als kerk behulpzaam zijn door hier ruimte voor te maken, te leren het niet erg te vinden dat zij zich anders binden dan we ‘als ouderen’ gewend zijn.

 

Godsdienstwetenschapper Peter van Rooden zegt ‘kijk in elke samenleving naar de plek waar geloof zich bevindt’. In de samenleving van de afgelopen eeuw was de vindplaats van geloof ‘de hoofden van mensen’. De basis was een bepaalde geloofsovertuiging, die de gelovigen verbindt. De onderzoekers van het PKN rapport bemerken een verschuiving van ‘de plek waar geloof zich bevindt’. Het bevindt zich meer en meer in de samenkomsten, boven ‘de hoofden van mensen’ / de afzonderlijke deelnemers aan de bijeenkomst. Dat leidt tot een ander model van kerk zijn, met een andere manier om over dertigers en kerk te denken. Alle ontmoetingen, samenkomsten en events waarvan de kerk zegt ‘dit zijn wij’ dat is de kerk, ongedacht de duur van de verbinding die mensen daarin aangaan. De vraag is niet ‘hoe bereiken we de dertigers?’ maar ‘hoe bereiden wij een ontmoetingsplaats waar zij graag zijn’? Hoe kunnen wij een oase zijn waar zij op adem kunnen komen en zich kunnen laven aan de bron die God in hun leven wil zijn?

 

Een kerkdienst is voor velen zo’n oase. Voor anderen is het een gesprekskring, studieavond, pastoraal bezoek. Er kunnen ook nieuwe types oasen zijn. Al deze oases samen vormen de kerk, elke oase is een eigen gestalte van kerk.

 

        Voorbeeld: Dit herken is in mijn dertigerskringen, en ook in een themakring (voor werkers in de zorg) die wij momenteel vormgeven. Van mijn dertigers zie ik sommigen zondags in de kerk, de één frequent de ander sporadisch, en anderen komen daar niet. voor hen is de kring de kerk. Voor de twintigers geldt dat nog meer!

Waar ik in eerste instantie in de kringen vooral beoogde iets te leren, geloofsopbouw door kennis en reflectie, kom ik er nu achter dat de gemeenschap van de kring voor sommigen de gemeenschap van de kerk is. Het begrip ‘vieren’ wil ik meer in de kring brengen. Ik steek een kaars aan, we starten met een ritueel en een moment van stilte, ik probeer iets met liederen te doen, luisteren of zingen, en probeer de groep te begeleiden naar samen bidden. Ik weet nog niet goed hoe ik in de kringen ook lofprijzing kan vorm geven.

 

Met andere woorden, ik ben aangesteld voor deze groep en probeer ruimte voor hen te maken en met hen te onderzoeken wat voor hen nu kerk is, en wat voor hen geloof betekent en welke vormen dat aanneemt. Ondertussen ben ik dominee in de (reguliere) kerk en kan daardoor de verbinding maken tussen de gemeente en mijn kringen.

Een manier waarop ik dat de laatste tijd vorm geef is de lezingen met de kring lezen, en hun bevindingen en reacties op de Bijbellezing inbrengen in de kerkdienst. Zo probeer ik hun belevingswereld in de kerkdienst aan de orde te stellen, voor andere aanwezige dertigers hopelijk herkenbaar, maar voor de ouderen in de kerk ook boeiend.

Ds. Thea de Ruijter, Dronten