Jan Dirk Wassenaar, scriba van het breed moderamen van de classis Overijssel-Flevoland, schrijft soms over zijn werk in de classis. Daar komt het thema voorbij, dat een enkele ambtsdrager de continuïteit van het kerkenwerk behoorlijk in de wielen kan rijden. Het Gezamenlijk Zondagsblad publiceerde het. En Credo. De subkop luidt: ‘De mogelijkheid van een time-out’. En de kop: ‘Wat te doen met lastige ambtsdragers?’

De mogelijkheid van een time-out

 

Wat te doen met lastige ambtsdragers?

 

Ze zijn overal te vinden, ook op het kerkelijke erf: mensen met wie moeilijk samen te werken is. Notoire dwarsliggers of stoorzenders, iedereen kent zulke mensen wel. Ze verstaan met hun gedrag de kunst om de sfeer in een ommezien aan te tasten of zelfs compleet te verzieken.

 

Karakterstructuur

Dat heeft te maken met hun karakterstructuur. Als gevolg daarvan vertonen ze dominant gedrag, denken ze in termen van zwart-wit, accepteren ze geen kritiek, volharden ze in het eigen gelijk. Als zulke mensen er een keer niet bij zijn, kan het gebeuren dat anderen zeggen: ‘Wat is de sfeer nu plezierig!’


Jaren geleden heeft dr. Piet Schelling er in een artikel in Woord & Dienst voor gepleit om met zulke notoire dwarsliggers of stoorzenders in gesprek te gaan en aan deze mensen duidelijk te maken hoe ze overkomen. Dat is niet eenvoudig. Het vergt in ieder geval enig psychologisch inzicht en ontwikkelde fijngevoeligheid. Zo’n gesprek kan goed uitpakken, maar ook kan dan blijken dat er bij zulke mensen geen sprake is van zelfreflectie. Ze voelen zich meteen aangevallen en slaan vervolgens nog meer om zich heen.

 

Heel spijtig, maar zulke mensen zijn volgens Schelling ongeschikt om binnen een groep te functioneren. Hij pleit ervoor om dat in alle eerlijkheid met hen te communiceren. Door schade en schande is hij tot die wijsheid gekomen. Schelling: ‘Aanvankelijk negeerde ik zulke situaties, ik durfde de confrontatie niet aan te gaan. Maar dat negeren wreekt zich. Door situaties transparant te maken komen we doorgaans verder met elkaar. Niet altijd; deze benadering heeft er ook toe geleid dat iemand zich terugtrok of naar een andere gemeente ging. Heel jammer, maar af en toe onvermijdelijk.’

 

Vrijstelling


Zijn er ook andere oplossingen voor het probleem van lastige mensen? Ja. In ieder geval biedt de kerkorde er sinds 1 januari 2013 één, en wel in ordinantie 4-11. Tenminste: als het om ambtsdragers gaat. In het genoemde artikel wordt het breed moderamen van de classicale vergadering namelijk de mogelijkheid geboden om een ambtsdrager, niet zijnde de predikant, gedurende enige tijd vrij te stellen van zijn of haar ambtswerkzaamheden. (Overigens: in spoedeisende gevallen mag de classispredikant die vrijstelling opleggen, aldus ord. 4-16-5.) Niet zijnde de predikant…? Zijn er dan geen predikanten met wie moeilijk samen te werken is…? Jazeker, die zijn er. Maar voor hen geldt ordinantie 3-19. Dat artikel was er al veel eerder dan in 2013.

Mr. Gijs de Jong, de jurist van de Protestantse Kerk in Nederland, laat weten dat de generale synode op 23 september 2011 tot het invoeren van ordinantie 4-11 (toen nog 4-12a) heeft besloten. Hij licht toe dat de motivering achter de invoering was, dat niet enkel de tijdelijke vrijstelling van een predikant tot ontspanning kan leiden in een gemeente waar spanningen zijn, maar dat zo’n time-out van andere kerkenraadsleden dit resultaat ook kan bewerkstelligen.


Aan zo’n afkoelingsperiode zijn wel voorwaarden verbonden. In het eerste lid van het artikel wordt bepaald dat het besluit daartoe na overleg met de kerkenraad en de betreffende ambtsdrager genomen dient te worden; als het om een lid van een evangelisch-lutherse gemeente gaat, moet er ook overleg met de president van de evangelisch-lutherse synode gepleegd worden. In het tweede lid van het artikel wordt voorgeschreven dat aangegeven moet worden van welke ambtswerkzaamheden de betreffende ambtsdrager zich moet onthouden en zo nodig hoe in de noodzakelijke werkzaamheden zal worden voorzien. 

Bij de vraag om welke ambtswerkzaamheden het gaat, speelt de kwestie van gehele dan wel gedeeltelijke vrijstelling een rol.

 

Jurisprudentie


Inmiddels is ordinantie 4-11 een aantal keren toegepast. Het heeft ook tot enkele kerkelijke rechtszaken geleid. Het is interessant om kennis te nemen van de jurisprudentie. Die biedt zicht op de interpretatie van het artikel.


Een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen heeft geoordeeld dat de tijdelijkheid van de maatregel tot vrijstelling van werkzaamheden met zich meebrengt dat de afkoelingsperiode beperkt moet blijven: men vond zes maanden een te lange termijn en men was van mening dat die niet tot het einde van de ambtstermijn mocht duren. Verder heeft men uitgesproken dat er met enige regelmaat een moment van heroverweging moest zijn, al rept het ordinantie-artikel daar met geen woord over. In een andere casus heeft een ander college het besluit tot vrijstelling van werkzaamheden vernietigd omdat men vond dat het breed moderamen geen uitgewerkt ‘integratietraject’ op de plank had liggen. Overigens had de ambtsdrager, die de bui zag hangen, zijn ambt zelf al neergelegd voordat het tot uitvoering van de maatregel kon komen.


Uit de jurisprudentie wordt ook duidelijk dat het breed moderamen niet kan volstaan met simpel vrijstelling van werkzaamheden op te leggen. Men zal dat besluit degelijk moeten motiveren. Men kan zich dus niet beperken tot het honoreren van het verzoek van de kerkenraad of het volgen van het advies van het college voor de visitatie. Men dient een zelfstandige afweging te maken.

 

De conclusie moet luiden dat in de kerk iets met lastige ambtsdragers gedaan kan worden, maar dat het uiterste zorgvuldigheid vergt. Dat kan moeilijk zijn, maar er is ook veel voor te zeggen. Mensen mogen niet onterecht beschadigd worden.


Overigens heb ik de indruk dat de kwestie van lastige ambtsdragers de laatste tijd niet minder urgent is geworden. Mij bereiken signalen dat de spanningen in kerkenraden door de coronasituatie her en der behoorlijk toegenomen zijn. Dan denke men aan rekkelijken en preciezen bij de uitvoering van adviezen van de rijksoverheid en van de dienstenorganisatie. Het valt dan niet altijd mee om de harmonie te bewaren. Maar hopen dat het niet leidt tot het uiterste middel van de vrijstelling van werkzaamheden, want dan moet er dus heel wat aan de hand zijn. 


Jan Dirk Wassenaar