Straatpoëzie*

Ieder jaar houden we een kersnachtdienst in de streektaal. De kerk gaat vroeg open*. En soms moet de deur een kwartier voor het begin van de dienst al weer dicht. Dan is ’t vol. Dit jaar is de deur negen maanden voor ’t begin al weer dichtgegaan.

Voor ons als organisatie was de vraag: Als je dan toch een dienst maakt, hoe doe je dat? Er kan bijna niemand aanwezig zijn*. De meeste mensen moeten buiten blijven. Ik dacht er over na op weg naar de Waterstaatkerk in Hengelo, waar de opnames zouden zijn. Ik liep langs de rooms-katholieke kerk*. Toen wist ik het. Bij die kerk staan gedichten*, buiten in de tuin.  Kees Schafrat van boekhandel Broekhuis heeft dat bedacht. Hij wil mensen met de gedichten een hart onder de riem steken. Mensen kunnen de kerk niet binnen, maar de woorden kunnen wel naar buiten gaan. Straatpoëzie noemen ze dat. Een paar van die versjes dragen we voor in de kerstnachtdienst. Ik zal jullie straks een voorproefje geven. Maar ik wil eerst nog wat voorbeelden geven van straatversjes uit andere plaatsen. Want je komt die versjes overal in de provincie tegen.

In Deventer, bij Lamme van Dieseplein, is een versje te vinden dat aansluit bij het kerstfeest:  

Natuurlijk is het mijn schuld
als het licht daar niet is, waar ik ben *

En in Scheerwolde is een versje te vinden over de ziel, waar wij het in de kerk ook zo vaak over hebben. Heleen Bosma, de dichteres, vergelijkt de ziel met de oeverzwaluwen bij de Weerribben.

Vederlicht is onze ziel
van dons en zijdezacht
wij zijn een stipje in het zwerk
een knipoogje naar de zwaartekracht.*
 
Ik had jullie een paar versjes beloofd uit Hengelo. Ik vertaal ze op een vrije manier*.

Jaap Scholten schreef over corona:  

Wat ons probeert
te isoleren
brengt ons
bij elkaar *

Herman Finkers, cabaretier uit Beuningen:

Steunt elkander,
knuffelt elkander,
mint elkander,
maar bedenk:
dat de schepper ons anderhalve meter
afstand schenkt*.


Paul Abels, uitgever uit Enschede

Nu we de klok een uur
vooruit hebben gezet
is de coronacrisis
ook een uur eerder afgelopen.

Dat geeft toch weer
een machtig gevoel.

Alleen in Overijssel zijn meer dan 150 van deze versjes. Kila van der Starre heeft dat onderzocht. Je vindt ze overal. Er zijn stichtingen voor. Ze willen met de teksten de buurt verbeteren. In de kerk noemen we dat: het evangelie brengen.

Hoe zou onze Lieve Heer het vinden? vroeg iemand me. Ik denk dat hij het prima vindt. Hij is er zelf mee begonnen met die hagepreken*. Er is een infografic bijbel. Daar hebben ze uitgerekend hoeveel procent van de preken Jezus hield in tempel en hoeveel preken in de open lucht. Ze komen op  22 procent in de tempel. En op 56 procent buten. Mooier aanmoediging om het woord met buiten te verbinden, kan ik me niet herinneren*.

Toelichting

* Straatpoëzie: in de streektaal ‘stoatvassies’
* ‘open’: in de streektaal ‘lös’
* ‘Er kan bijna niemand aanwezig zijn’: in de streektaal
* ‘rooms-katholieke kerk’:
* ‘gedichten’
* Het gedicht in Deventer is van Hans Andreus
* ‘een knipoogje naar de zwaartekracht’:
* Het gedicht van Jaap Scholten klinkt in de streektaal als:

Wat oons fan aanderen weg
probeert te drieven
brengt oons
juust dichter bi’j mekare

Er is voor gekozen om ‘isoleren’ alledaagser te omschrijven, on om een goed tegenover voor ‘dichter bi’j mekare’ te krijgen wordt in het eerste deel over ‘aanderen’ gesproken.

* Het gedicht van Herman Finkers luidt in zijn geheel:

Een woord van troost/ 
als teken aan de wand
Mene mene tekel./
Een virus als een kroon
voor de kroon op de schepping./
Steunt elkander,
knuffelt elkander,
mint elkander,
maar:/
Wel met anderhalve meter
uit elkaar.

Er is voor gekozen om niet te veel beelden te nemen in het citaat, dus beperkt de tekst zich tot het tweede deel. Om de kracht van het ‘maar’ / ‘uit elkaar’ te handhaven is voor een vrije vertaling gekozen:

‘maar bedenk:
det de schepper oe anderalve meter
ofstand schenkt’.


* hagepreken*: in de streektaal is een voorliefde voor verkleinwoorden, daarom is weergegeven ‘hagepreekies’

* ‘herinneren’: in de streektaal ‘heugen’