Mozes in Saksenland - Beginnen bij Genesis - reactie op prof. dr. Maarten den Dulk


Koos Snaterse uit Hoogeveen, lid van de Protestantse Raad voor Kerk en Israël, reageerde maandag 13 mei op een referaat van Maarten den Dulk in Hellendoorn. Hieronder zijn bijdrage.


———————————————————————————————————————————

Wat een mooi verhaal hebt u geschreven! U geeft verfrissende uitkijkjes met verrassende vergezichten.

Tegelijk - het is niet anders - word ik geacht hier enkele kanttekeningen bij te plaatsen. Dit wil ik doen vanuit de vraag: kunnen we nog een stapje verder komen?

 

U nodigt ons uit te stoppen over Israël te spreken. Dat is een mening te vormen over Israël. Om vervolgens elkaar af te meten aan de vraag ‘Hoe lief heb jij Israël?’. Terecht neemt u ons mee in wat in daad en woord wij van Israël hebben ontvangen.

 

Vanuit het Sabbatsgebod naar het leerhuis, naar de politieke opdracht te werken aan veelzijdigheid van de samenleving. U werkt dit uit door middel van een prachtig praktisch-theologische associatieve uitleg. Of dit uitlegkundig allemaal kan, vind ik vandaag minder interessant. Liever pak ik het op en associeer ik mee.

 

‘Beginnen bij Genesis’ is uw devies. In uw boekje ‘Voor een nieuw begin’ besluit u in de laatste zin met de Messias Jezus die bij de Emmaüsgangers opnieuw begint bij Mozes. In uw verhaal vanmorgen begint u hiermee. Hiermee beginnen vind ik sterker.

 

Uiteraard had ik graag geweten wat Jezus hen vertelde. Hoe Hij Zijn verhaal heeft opgebouwd uit Mozes, profeten en Psalmen. Om uit te komen bij Zijn lijden en opwekking uit de doden. Dit is ons helaas niet gegeven.

Al is er een vermoeden. Jezus begint bij Mozes en de profeten, omdat deze Schriften van Hem getuigen (Joh. 5:39). Hij legt immers uit “wat in al de Schriften over Hem geschreven is.” (Lk 24:27).

 

Dit zou mijn insteek zijn. In het licht dat de Gekruisigde en Opgewekte laat schijnen over Mozes, profeten en geschriften. Om vanuit de bewerkte verzoening het nieuwe leven te ontdekken. Want Jezus - bij uitstek de enkeling voor de velen - doet ons hart branden en nodigt ons uit in Hem een nieuw begin te maken. Om van Hem te leren hoe wij wand’len moeten naar Mozes en de profeten.

 

Leren wandelen met God vanuit de rust is in de kern het levensgebod, zo geeft u aan. De eerste mens mag op zijn eerste levensdag beginnen met rusten. Om vanuit deze rust aan de slag te gaan.

 

Voor christenen is - na een flinke kronkel in onze geschiedenis - de zondag gekomen als dag van rust. Laat het dan maar zijn om te leren dat wij vanuit de rust van de verzoening die Jezus Messias bracht aan het dagelijks werk gaan, als een wandelen met God.

Èn als dag om te gedenken dat de nieuwe Adam verscheen, o.a. aan de Emmaüsgangers. Zoals - u zegt het terecht - God Zelf het Sabbathsgebod vervult, zo vervult Jezus het gebod èn de rust van het nieuwe verzoende leven.

 

U geeft aan dat het gebod als Evangelie ons wordt aangezegd. Door de geboden Zelf te vervullen neemt Hij ons erin mee om dagelijks in de geboden te wandelen.

 

Soms gaat het om heilige onrust: ‘Nù dient dit te gebeuren’. Op andere momenten leert ons dit Sabbathsgebod, ‘Morgen komt er nog een dag’. Temidden van het ongeduld van links of rechts, èn zelfs het bange, maar diep-gelovige ‘hoelang nog…?’ is er het goddelijke geduld dat ons leert verwachten vanuit de rust dat Hij al Zijn beloften vervult.

 

Zò stelt het gebod ons in de vrijheid. Paulus zit echt niet ver van Jakobus die schrijft over ‘de wet van vrijheid’. Met u wil ik dit graag missionair uitdragen. Dit moeten alle mensen weten.

 

Dit gebod van rust en vrijheid, dat God Zelf vervult, mag de kernboodschap zijn naar allen die hedendaagse afgoden najagen en hieronder gebukt gaan. Dit had er voor mij bij gemogen. Een korte uitweiding dat het scheppingsverhaal evenzeer een tegenover-verhaal is. Niet zon, maan of sterren, als afgoden gediend, hebben alles tot aanzijn geroepen, maar de God van Israël sprak en het was er.

 

In de duisternis bracht Hij licht. Jezus gaf aan de Emmaüsgangers mee dat de Messias “moest lijden om zo in Zijn heerlijkheid binnen te gaan.” Om alle duistere krachten en machten te ontwapenen en krachteloos tentoon te stellen in Zijn licht van Pasen.

 

Dit levensgebod is een universele boodschap, volgens het paradijsverhaal. (Al is het gebod van de Sabbath op de Sinaï specifiek aan Israël gegeven.) Dit te leren, èn de diepste verstoring hiervan te ontdekken, gebeurt in het leerhuis. Beeldend didactisch vormgeven door twee bomen.

 

Echter - zonder historiserend te worden - is de levensboom niet onbereikbaar geworden? Weggedreven als de mens is. En heeft de vrucht van de kennisboom niet geresulteerd in louter kwaad, want: ongehoorzaamheid! Is de diepste verstoring niet dat het ons niet meer lukt het goede te doen, omdat de band met dè Goede is verstoord?

 

Het kwaad wordt door u in duistere diepte gepeild, maar wordt het evenzeer als schuld naar God toe voldoende diep gepeild? Wij zijn onverstandig geworden en traag van hart. Wij geloven niet zomaar wat de profeten over kwaad en goed, dood en leven, spreken. Wij wantrouwen dat woord en begonnen hiermee al bij Genesis.

 

Het is inderdaad niet goed dat een mens het verder alleen uitzoekt. En een mens zonder God is reddeloos verloren. Een mens moet worden geholpen om te kunnen helpen. Is deze hulp niet ten diepste verzoening van deze schuld? En het helpen niet de oproep, “Laat u verzoenen”? Om vanuit deze verzoening Thora te leren en te doen.

Àls dit noodzakelijke gesprek ontstaat, is het God die het woord neemt en ter verantwoording roept. Al wordt het antwoord ontweken, de verantwoordelijkheid voor het kwaad doorverwezen.

 

Genadevol houdt de Eeuwige vol, al wandelend in de tuin. Om hen uit hun schamele schuilplaats te lokken en te brengen tot de naakte erkentenis. Verzoening en vergeving zijn nodig om relaties te herstellen. Met God en met elkaar. U geeft het aan, maar is deze verzoening niet de kern van wat wij moeten ontdekken en leren? Is dit niet de achtergrond van “moest de Christus dit niet lijden…”? Verzoening vormt het hart van de Thora (Lev. 16). En van daaruit de heiliging van het dagelijks leven (Lev. 18-20).

 

Noach is de enkeling die in geloofsgehoorzaamheid aan de slag gaat. Het oordeel dat  eraan komt is vanwege de geschonden eer van de Eeuwige, die zwaar weegt. Juist omdat Hij licht en rust, verzoening en leven heeft gebracht.

Noach’s gehoorzaamheid is gevuld met geloof, hoop en liefde voor Hem die Zijn gebod sprak. Zo werd Noach een wandelaar met God.

 

Ter afronding. Onbevangen opnieuw beginnen bij Genesis lukt mij niet. Lerend van Israël heb ik ontdekt dat verzoening de kern is die naar de rust leidt. En dan komt de levensheiliging als wandelen met God. Onze betrokkenheid in dit luisterende gesprek met Israël kan niet anders zijn dan vanuit Jezus, de mens-geworden Thora, de wandelende Thora, Die alle geboden heeft vervuld.

 

Jezus herkennen ligt nog niet eens zo voor de hand. Voor Jood en christen niet. Soms denken wij te weten wat Hij heeft gezegd. Soms zelfs wat Hij heeft bedoeld. Maar dan komt het terug, “De verborgen dingen zijn voor God” (Dt 29:29). Alleen de Schriften kunnen ons meer vertellen. Hierin kunnen we veel van Israël leren.

 

Jezus geeft geen antwoord op onze vragen. Wel is Hij bereid temidden van al onze vragen een poosje met ons de verkeerde kant op te wandelen. Om ons te doen ontdekken dat wij “onverstandig en traag van hart zijn”. Want nà de ontmoeting met de Levende, keren we als vanzelf terug naar… Jeruzalem. En dáár horen wij van Israël het Evangeliewoord, “Hij is werkelijk opgewekt.”

 

Zoals geschreven staat, “Want van Sion zal het onderricht uitgaan, het woord van de Ene uit Jeruzalem.” (Jes. 2:3).

Foto Koos Snaterse