Nieuw leven

Een nieuwe lente, nieuw leven. De hele natuur is zwanger. Kennissen uit Amsterdam hadden me gevraagd, of ze mochten komen kijken als de koeien zouden gaan dansen. Ze hadden gelezen dat de koeien uitgelaten reageren als ze voor het eerst naar buiten gaan. Ze springen met vier poten tegelijk omhoog. Ik belde mijn broer, die een boerderij heeft, of ze mochten kijken.

Dat mocht. ‘En als ze geluk hebben, kunnen ze ook nog een kalfje geboren zien worden’, zei hij. Dat was dubbelop feest. Dus onze Amsterdamse vrienden deden iets wat ze eigenlijk zelden doen: Ze reisden door, daar waar de metrolijn ophoudt. ‘Moeten we nog iets extra’s meenemen’, vroeg zijn vrouw? En ik speelde het spel mee: ‘Zou ik wel doen. Een lunchpakketje. Omdat je nooit weet of je nog voldoende winkels tegenkomt. En wat muntgeld voor de parkeergarage, omdat ze bij mijn broer op de boerderij geen plastic geld accepteren’.

Zo kwamen ze aanzetten. Vader, moeder en twee guitige kinderen. Om elf uur. Mijn broer mopperde. Hij had de koeien lang moeten vasthouden. De dag was half voorbij. Maar toen de dames los gingen, voldeden ze aan de verwachtingen. Ze hosseflotsten door de wei.

Daarna gingen we naar de koeienstal. Eén van de dieren moest afkalveren. Er was al een blaas onder de staart. De kinderen legden het uit als een ballon. Het was immers feest. Mijn broer legde touwtjes om de pootjes van het kalf. ‘Zo gaat dat toch niet bij mensen’, zei de vrouw van mijn vriend. ‘Het zal er lekker knus zijn binnen in de koe’, zei één van de kinderen, ‘het kalfje wil niet naar buiten’.

Toen het kalf eenmaal geboren was, keek mijn broer het dier tussen de achterpoten. ‘Een bolle’, zei hij. ‘Wat’, zei één van de kinderen. ‘Een stiertje’, verduidelijkte mijn broer. ‘We gaan hem verkopen. Hij wordt opgefokt voor de slacht’. ‘Nee’, zeiden de Amsterdamse lieverdjes in koor. ‘Dat meen je niet. Zo’n jong dier vet mesten en dan op je bord?’ Eén van de kinderen werd ter plekke vegetariër. De ander deed de belofte: ‘Ik eet alleen nog vlees als je niet kunt zien dat het van een dier komt’. ‘Filet dus’, zei zijn moeder.  

Mijn broer deed ondertussen wat hij altijd doet als een koe heeft gekalfd. Hij pakte een driepoot en een emmer en koos positie tegen de achterschenk van de koe. Hij begon aan de spenen te trekken en de melk golfde met dikke klonters in de emmer. Er zat nog bloed doorheen. Het gaf een wat bruine kleur. De Amsterdammers keken toe, terwijl mijn broer met de hand de biest uit de uier masseerde. ‘Wat is dat’, vroeg er één. ‘Wat denk je?’, vroeg mijn broer. ‘Ik denk’, zei het lieverdje, ‘dat het chocolademelk is’.