3. Vader

Wij geloven in één God,

de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde.

 

God is dichtbij ons. We spreken Hem aan als ‘onze Vader’. Deze woorden laten iets zien van vertrouwdheid. Zoals je weet dat er een biologische vader is, zo mag je vertrouwen dat er een geestelijke vader is. Het heilige respect, de distantie van de onuitsprekelijke Naam wordt ingehaald door de persoonlijke verhouding. We komen voorbij de minder persoonlijke ‘al-woorden’ en ‘on-woorden’: almachtig, alwetend, onzichtbaar, onveranderlijk, oneindig. We ervaren zijn persoonlijke nabijheid: Abba, Vader. Dat we de Eeuwige ‘onze Vader’ noemen kan ertoe leiden dat we God als man zien. Maar God is de ‘gans Andere’, noch man noch vrouw. In de Hebreeuwse Bijbel wordt ook met vrouwelijke woorden en beelden over God gesproken. Een voorbeeld daarvan is barmhartig, ‘racham’ in het Hebreeuws. Het is verwant aan het woord voor baarmoeder en verwijst naar innige gevoelens die je diep raken. Je voelt emotie tot in je buik. Als God Zichzelf aan Mozes bekend maakt, staat barmhartigheid voorop (Exodus 34:6).

 

Schepper

Dat de schepping er is en dat deze zich aanpast aan wisselende tijden heeft naar ons besef alles te maken met de aanwezigheid van God. God is de schepper. Hij is als een tuinarchitect betrokken bij het ontwerp en als tuinman bij het onderhoud. Als mens zijn we ergens in de tijd in de schepping binnengekomen. We verwonderen ons over het simpele, maar verbazingwekkende feit dat we bestaan. Dat andere mensen bestaan en dat de wereld kleur en geur heeft. We hadden er evengoed niet kunnen zijn. Vanuit het geloof mogen we ons leven zien als gewild door God. Hij kiest voor ons en herschept ons. Hij schenkt ons vertrouwen, Hij vertrouwt ons zijn schepping toe om die te bewerken en te bewaren.

 

Rechter

God staat tegenover ons. Hij is onze Schepper; wij zijn zijn schepselen. God spreekt over ons. Hij vertelt ons wat Hij van ons leven vindt. Hij is Rechter van heel de schepping, die Hij zelf gemaakt heeft. Van deze Rechter verwachten we dat Hij recht doen zal. Daarom komen we tot Hem met de zaken die ons bezighouden. Mensen maken keuzes die de schoonheid van het leven ondergraven. Er is veel dat ons bedreigt, waaronder een klein, vernietigend virus. Zal de Rechter ons beschermen en een uitspraak doen? Ontzenuwt Hij het kwaad opdat de schoonheid zichtbaar blijft?

 

Bevrijder

Het is geen toeval dat het volk Israël steeds weer teruggrijpt op de uittocht uit Egypte. De joden hebben daar ervaren hoezeer God paal en perk stelt aan de ellende. Hij leidt weg uit de ballingschap. Hij doet dat uit Egypte. Hij doet dat uit Babel. Dit motief is zo sterk, dat elke nieuwe generatie joden zich tijdens feesten inbeeldt dat ze zelf de bevrijding meemaken. Het is alsof je zelf uit Egypte trekt. Het is alsof je voor het eerst de leefregels hoort die het leven bevorderen zoals het is bedoeld. God zegt tegen jou persoonlijk: ‘Ik ben de Here, jouw God, die ook jou uit Egypte bevrijdt. Wees goochem en houdt je aan de volgende richtlijnen’ (Exodus 20).

 

Wijsheid

Wijsheid en schepping zijn broer en zus. Zoals de schepping er was voordat wij mensen op het toneel verschenen, zo is volgens joodse overlevering de wijsheid van voor de schepping. Het gaat om diepe wijsheid die we niet zelf hebben bedacht, maar opwelt uit God zelf, de bron van Leven. Levenswijsheid die steeds weer begint bij het besef dat we ons als mens tot God Zelf verhouden. ‘De vrees voor God is het begin van de wijsheid’, zegt de schrijver van Spreuken. Vrees is daarbij niet zozeer angst, maar eerbied als antwoord op het besef dat je ziel in aanraking komt met God. Henk Vreekamp verwoordt het als volgt: ‘Het komen van God tot de mens roept de vreze des Heren op als het leven in diep ontzag en huiverende eerbied’.

 

3.1   Schepper

Gekroond met glans en glorie

Psalm 8:6

 

Psalm 8 is in de nacht geschreven. David, de dichter, kijkt op naar de hemel die Gods luister toont. De nacht doet iets met mensen. Overdag zijn we druk, vinden we afleiding. In de nacht zijn we ons ervan bewust hoe klein en kwetsbaar we zijn. De ruimte is oneindig, het heelal zwijgt. De maan en de sterren geven slechts een bleek licht dat de duisternis niet klein krijgt. Wie ligt er niet af en toe te tobben? Misschien juist ook nu. Het coronavirus houdt ons soms uit onze slaap. We zijn bang dat wij of iemand die ons lief is ziek wordt, dood gaat. Bang dat we onze baan verliezen, ons bedrijf kapot gaat. In het holst van de nacht worden onze zorgen uitvergroot.

Deze psalm brengt ons in de nacht op andere gedachten. Het is een hymne die begint en eindigt met God. De Heer die machtig is op heel de aarde is ónze God. ‘Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren door u daar bevestigd…’ Deze woorden roepen bij mij het beeld op van Michelangelo’s schilderij van de schepping in de Sixtijnse kapel: God die met zijn vingers Adam aanraakt met grote tederheid. In die oneindige ruimte is het de mens die zich verwondert en zich afvraagt: wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt? Wie tobt in de nacht mag zich getroost weten, want God ziet om naar ieder mensenkind. Wanneer we dat bedenken kunnen we het zwijgende heelal verdragen, schrijft Van Ruler in een meditatie bij deze psalm.


Gods macht op aarde is overigens niet vanzelfsprekend. Er zijn wraakzuchtige vijanden van wie het verzet gebroken moet worden. Hoe God dat doet is uiterst merkwaardig. Hij heeft zijn kracht gegrondvest in de stemmen van kinderen en zuigelingen. Zij beantwoorden nog het meest aan Gods bedoelingen. Zij roepen om leven. Op die roep breekt alle vijandigheid stuk.


In de psalm wordt niet alleen Gods lof gezongen, maar ook die van de mens. U hebt hem bijna goddelijk gemaakt, hem gekroond met glans en glorie. Deze woorden rijmen op het scheppingsverhaal van Genesis 1 waar verhaald wordt hoe de mens geschapen wordt naar het beeld van God. Deze mens krijgt de zegen mee en de opdracht de aarde onder zijn gezag te brengen. Hij mag heersen over dieren, bomen en planten. De mens als kroon, ‘corona’ op de schepping. Was dat wel zo’n goed idee, vragen we ons af met de kennis van nu. We hebben die heerschappij wel heel enthousiast uitgeoefend. Met als resultaat een geplunderde en uitgeputte aarde die bezwijkt onder onze manier van leven. We worden er zelfs ziek van. Sommige mensen zeggen: in het coronavirus slaat de aarde terug, de natuur tikt ons op onze vingers. Anderen zeggen: het coronavirus is een straf van God omdat zijn schepping bij ons niet in goede handen is. Wat we ook van deze uitspraken vinden, ze zetten ons in elk geval aan het denken.


De schrijver van de Hebreeënbrief in het Nieuwe Testament citeert uit Psalm 8 en zet er een kanttekening bij. Hij schrijft: dat alles aan de mens is onderworpen zien wij nu nog niet. Wel zien we dat Jezus vanwege zijn lijden en dood nu met eer en luister gekroond is. Het delen in zijn eer en luister staat voor ons nog uit, als een belofte voor de toekomst. In de psalm is er geen sprake van ‘nu nog niet’. De psalmist bezingt hoe God het werk van zijn handen aan ons toevertrouwt. We moeten kritisch zijn op onze omgang met de schepping, maar we hoeven niet gering over onszelf te denken. Onze handen brengen cultuur en kunst voort. We vergaren kennis en vaardigheden. We hebben ziekten overwonnen. Nu er langzaam maar zeker vaccins beschikbaar komen, mogen we hopen dat het coronavirus wordt bedwongen. Ook dat is de mens. Maar we moeten wel onze plaats kennen: gekroond met glans en glorie, maar voluit schepsel. We leven bij de gratie van God, onze Schepper. Wij zingen zijn lof: ‘Heer onze God, hoe machtig is uw naam op heel de aarde…’

 

JvR

3.2   Rechter

 

Hij is in aantocht, in aantocht is Hij als rechter van de aarde.

Rechtvaardig zal Hij de wereld berechten,

de volken oordelen, trouw aan zijn woord

Psalm 96:13

 

Een gebed

 

Rechter van de aarde, Koning,

Die de volken naar recht en wet oordeelt,

zult U ook het virus oordelen?

We hebben een psalm die van U zingt,

een nieuw lied voor U.

We roepen heel de aarde, alle volken op Uw naam te prijzen,

want U redt.

Laat heel de schepping juichen, de natuur blij jubelen,

want U komt.

Want U komt, want U komt om de aarde te oordelen.

U zult ons oordelen, trouw aan Uw woord,

rechtvaardige Rechter.

U zet de dingen recht.

Ook het virus?

 

Het is niet te klein voor U, niet ongrijpbaar.

Het gaat rond in uw schepping.

U bent Rechter van de aarde. Heel de aarde.

Over U zingen we:

‘Zijn Godd’lijk almacht spreekt, en ’t is er,

Zijn wil gebiedt, en ’t wordt terstond.’ (Ps 33:9)

Een enkel woord in de storm, een bestraffend woord,

de winden en de zee buigen onder uw oordeel,

het wordt stil.

En bij Jeruzalem, een vijgenboom is veroordeeld, is verdord.

 

Hebt U ook een woord voor het virus?

Dat is voor U toch niet te groot?

U bent God, onze Vader. U voorziet in al wat ons doet leven.

We leven niet van het toeval.

Daarom, welk woord hebt U voor nu?

 

Hebt U ook een woord tegen het virus?

Het leven van mensen is toch kostbaar in uw ogen.

Zo kostbaar, dat het ‘U zult niet doodslaan’

ook voor de stier of welk dier ook geldt,

dat een mens doodt (Exodus 21:28).

U hebt tegen Noach gezegd:

‘Ik zal genoegdoening eisen wanneer jullie eigen bloed,

waarin je levenskracht schuilt, wordt vergoten;

Ik eis daarvoor genoegdoening van mens en dier’ (Genesis 9:5).

Gaat U genoegdoening eisen van dat virus,

dat ons bloed vergiet en zoveel druk op ons legt?

Wanneer zult U komen?

 

U zult de wereld oordelen in gerechtigheid. Dan toch ook het virus.

En de volken… gaan wij vrijuit? In ons zoeken naar een schuldige.

Gaan wij vrijuit in onze manier van omgaan met uw schepping?

Rechter, gaat U ons laten belijden

dat we er van alles aan gedaan hebben om de pandemie te bevorderen?

En we doen het nog veel te veel.

We hebben nog zoveel te leren.

 

Rechter – Koning, regeer ons, breng ons in uw rijk van vrede,

vrede met U, met elkaar en heel uw schepping.

En het virus?

U zult recht doen.

U zult rechtvaardig de wereld richten.

U zult komen, licht in de duisternis.

En wij bidden: Onze Vader, verlos ons van de boze … van het boze …

Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.

 

En het virus?

Tegenover dat:

‘Onze Vader, amen’.

 

JvB

 

3.3   Bevrijder

 

Bij U, Heer, schuil ik, maak mij nooit te schande.

Bevrijd mij en doe mij recht, hoor mij, haast U mij te helpen,

wees voor mij een rots, een toevlucht,

een vesting die mij redding biedt.

Psalm 31:2-3

 

In het kielzog van het joodse volk hebben wij God leren kennen als Bevrijder. Daardoor hebben wij grote moed, of beter: mogen wij grote moed vatten. Van Lea Dasberg, een joods pedagoog, weten we dat haar moeder in de Tweede Wereldoorlog weigerde een rugzak klaar te zetten voor het geval dat de Duitsers zouden komen om het gezin mee te voeren. Toen de Duitsers kwamen, wist ze hen af te poeieren. Ze had niets klaar staan. Ze weigerde te geloven dat zij niet tegen de machten van het kwaad op zou kunnen. Natuurlijk weten wij dat zoveel andere gezinnen weggevoerd werden. Het is te simpel om te zeggen dat wij God als Bevrijder leren kennen en dat ons daarom niets zou overkomen. De geschiedenis leert anders. Toch mag de moeder van Lea Dasberg ons inspireren om ons niet mee te laten voeren door angst, maar steeds bij God terug te keren.

Angst doet rare dingen met een mens. Tien procent van de Nederlanders gelooft in complottheorieën. Ze gaan van de gedachte uit dat samen met het vaccin een chip ingeplant kan worden, waarmee de overheid ons kan beheersen. Of ze denken dat satanisten ons regeren en het bloed van kleine kinderen drinken. Tot mijn grote schrik zijn ook weer allerlei antisemitische geluiden te horen. Het past ons als kerk om daar luid en duidelijk afstand van te nemen. Dit kan niet en dit mag niet.


Maar als we stelling nemen tegen complottheorieën, laten we dan ook een voorbeeld zijn van het overwinnen van de angst. Er zijn veel mensen die in nood verkeren en de angst voor het virus niet meer de baas kunnen. De psalmen laten zien dat God ook in diepe nood als Bevrijder een rol kan spelen. ‘Bevrijd mij en doe mij recht’, zegt de psalmist van Psalm 31. Hij spreekt een gebed uit dat heen en weer slingert tussen klacht en Godsvertrouwen. Als hij spreekt van bevrijding is dat bevrijding van angst en onzekerheid. Want in zijn angst denkt de psalmist dat hij verbannen is uit Gods ogen. Wat moet hij zonder God. Is dan niet alles verloren?

 

Angst doet rare dingen met mensen. Bevrijding, bevrijden zijn belangrijke woorden in de Bijbel. Centraal staat de bevrijding uit het land Egypte. Het gedenken hiervan geeft het joodse volk moed om perioden van angst en onderdrukking te doorstaan. Er zijn talloze Bijbelteksten waarin naar deze bevrijding wordt verwezen. De herinnering, jaarlijks met Pasen, gaf en geeft moed en vertrouwen. Door Jezus Christus geloven wij dat wij als christelijke gemeente deel hebben gekregen aan deze bevrijdingsgeschiedenis. Dat wil niet zeggen dat we niet meer bang zijn. Het betekent wel dat wij weerbaar mogen zijn in tijden van nood. Wij hebben geen complottheorieën nodig als houvast, we hebben ons houvast in God. We kunnen elkaar weerbaarheid leren, zoals de moeder van Lea Dasberg deed. Uiteindelijk weet de psalmist anderen te bemoedigen: ‘wees sterk en houd moed’. (vs 35) Ik denk aan al die kerken die een spandoek buiten hebben gehangen: Houd moed, heb lief. Het is een sterke tekst die mensen aanspreekt. We zullen kracht ontlenen aan ons vertrouwen op God. Moed vinden in de wetenschap dat God een bevrijder is, vanaf het begin dat Hij het joodse volk weg leidde uit Egypte tot aan dat moment waarop Zijn Zoon voor ons stierf aan het kruis. God leidt weg uit angst en schuld en belooft ons Zijn eeuwige trouw.

 

TV

 

3.4   Wijsheid

 

Het begin van wijsheid is ontzag voor de HEER,

wie leeft naar zijn wet, getuigt van goed inzicht.

Psalm 111:10

 

 

De coronacrisis legt een grote druk op mensen. Er worden angsten wakker geroepen. ‘Waar is dat virus dat mij zomaar ziek kan maken? Is iedere toevallige voorbijganger een potentiële bedreiging? Als ik het krijg, hoor ik dan bij de grote meerderheid die er doorheen komt, of… En stel je voor dat mijn oude vader met zijn zwakke gezondheid het virus opdoet? Vragen te over, we zoeken naar antwoorden. We kijken naar TV-programma’s waar experts vertellen over Covid19, de manier waarop het zich verspreidt, wat het allemaal teweeg kan brengen in het lichaam. We zuigen de informatie op en volgen de statistieken dag voor dag. Of die waterval van feiten en visies goed is voor onze geestelijke gezondheid vragen we onszelf niet af. De behoefte aan informatie en kennis is te groot.

De coronacrisis brengt een deukje in ons maakbaarheidsdenken. Een deukje, want de crisis is vervelend en het is een drama voor individuele mensen die ziek worden of sterven, maar we zijn ervan overtuigd dat we dit virus eronder zullen krijgen. Wetenschappers werken dag en nacht aan een vaccin. Vroeger of later zullen we als mensheid Covid19 overwinnen!


In deze wirwar aan informatie en emoties kun je verlangen naar wijsheid en inzicht. Naar een vluchtheuvel waar je op adem komt. Als christelijke gemeente belijden we dat God zelf de bron van wijsheid is. Waar wij mensen chaos en ontregeling zien, belijdt de Heidelbergse Catechismus dat alles ons toekomt uit Gods vaderlijke hand (Heidelbergse Catechismus, zondag 10). Dat roept de vraag op naar de oorsprong van het lijden: hoe leggen we een link tussen God en het virus? Ik merk dat ikzelf en vele anderen voorzichtig zijn om hier een uitspraak over te doen. Maar zondag 10 is ook een uiting van vertrouwen. Je kunt niet dieper vallen dan in de handen van God.


Hoe worden wij wijze mensen? Volgens de Schriften is die man of vrouw wijs die ontzag heeft voor de Heer en leeft naar zijn wet (Psalm 111:10; Job 28:28). Ontzag voor de Heer wil zeggen dat we als mens onze plaats kennen. In de Statenvertaling staat ‘vreze des Heeren’. Vrees is een diep woord. Dat gaat niet zozeer over angst, maar over eerbied voor wie boven je staat. Over heilig ontzag, omdat we als mens gekend zijn door de Eeuwige die we in geen (denk)beeld kunnen vangen (Psalm 139). God heeft in zijn geschiedenis met Israël en in de komst van zijn Zoon getoond dat Hij genadig en liefdevol is (Psalm 111,4). Wie de heilsdaden van de HEER onderzoekt en erkent, kan niet anders dan buigen voor zijn grootheid. We zijn kleine mensen en tegelijk hoog geacht. God de Vader buigt zich en zendt zijn Zoon onder ons (Filippenzen 2,5-11). Hij ziet ons aan in ontferming en zoekt ons op omdat Hij ons liefheeft. De wetenschap dat deze God de bron van de wijsheid is, kan ons rust geven in een onrustige wereld.


Hiermee zijn we er nog niet. Wijsheid is in de Bijbel niet alleen een gave, maar ook een opdracht. We lezen dat in de tweede helft van vers 10: ‘wie leeft naar zijn wet, getuigt van goed inzicht.’ (vgl. Job 28,28). We mogen dan kleine mensen zijn met beperkte mogelijkheden, we worden wel aangesproken en in beweging gezet. Onze kleinheid betekent niet dat God ons kleineert. Met vallen en opstaan mogen we medewerkers van God zijn. Bescheiden en in afhankelijkheid van de Eeuwige die deze wereld in Zijn hand heeft.


Bonhoeffer schrijft aan het eind van de Tweede Wereldoorlog in een brief vanuit de gevangenis dat de kerk van zijn dagen twee taken heeft: bidden en het goede doen onder de mensen. Dat zou ook in onze tijd wel eens de roeping kunnen zijn van de gemeente van Christus in deze wereld waar corona rondwaart. God vrezen, bidden om wijsheid en in navolging van Christus - de Wijsheid van God - vruchten dragen en zo de last van mensen verlichten.

 

WvI