Drie overdenkingen bij de Paascyclus

We weten dat veel bezoekers van deze website het prettig vinden om de meditaties van ds. Bart Trouwborst uit Nieuwleusen te lezen. Ze gebruiken ze voor inspiratie of voor het overnemen van een fragment wat in een eigen bezinning zinvol is. Vanuit dat gegeven, onderbouwd door het aantallen bezoekers van dit onderdeel van de site (zoals we uit de statistiek kunnen aflezen) heeft ons er toe gebracht Bart Trouwborst te vragen om zijn pennenvruchten van het Paasweekend integraal beschikbaar te stellen. Het is immers een drukke periode voor iedereen en dan helpt het soms als je via het denkwerk van een ander een spiegel krijgt aangereikt. Hieronder drie overdenkingen: 
1. Bij Goede Vrijdag: Exodus 11: 4-6 en 29-33 / Matteüs 27: 45-54. 
2. Bij Stille Zaterdag: Exodus 12: 41-42 en 13: 19-22 / Matteüs 27: 57-61.
3. Bij Paasmorgen: Exodus 14: 24-30a en 15: 1-4 en 12-21 / Matteüs 28: 1-7. 


Overdenking op Goede Vrijdag, 10 april 2020

Exodus 11: 4-6 en 29-33
Matteus 27: 45-54


Gemeente van onze Heer Jezus Christus,


Het verhaal van de kruisiging van Christus
roept sterke herinneringen op aan de laatste twee plagen in Egypte.

In de eerste plaats speelt in beide verhalen het duister een belangrijke rol.
in de negende en tiende plaag
waarmee Egypte getroffen werd
is het aardedonker.

De negende plaag betrof:
drie dagen dikke duisternis in het gehele land’’ (Ex.10:22)

Die plaag komt in herinnering bij het Matteusevangelie.
Als Jezus aan het kruis hangt
komen er
’drie uren duisternis over het gehele land’’  (Mt.27:45)

En wanneer dan –weer terug naar Egypte - de tiende plaag komt,
het doden der eerstgeborenen:
dan voltrekt zich dat te middernacht.
In het aardedonker.
Dat donker is dus een eerste overeenkomst.

Het tweede is, vertelt het boek Exodus,
dat toen de tiende plaag over Egypte kwam,
er een ‘’luid geschreeuw’’ in Egypte was. (Ex. 12:30)

En als vele eeuwen later
Jezus,
Góds eerstgeborene,
het donker en de pijn aan den lijve ervaart
roept ook Hij: ‘’met luide stem’’. (Mt.27:46)

Er klinkt een schreeuw naar de hemel:
Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?

Het is alsof Matteus ons zegt:
Zoals destijds de Egyptenaren zwaar getroffen werden,
ondergaat nu Jezus een zwaar lijden.


Laten we hier eens verder over denken.
Want wat gebeurde er in Egypte?
Alle eerstgeboren zonen werden gedood.
Dat komt op ons ongelooflijk hard over.

Om het misschien een beetje te begrijpen
moet je weten wat het woord ‘’zoon’’ eigenlijk betekent.
Het woord voor ‘’zoon’’ luidt in het Hebreeuws: ‘’ben’’.
En ‘’ben’’ komt van het werkwoord ‘’bana’’ dat ‘’bouwen’’ betekent.
Met andere woorden: een zoon is een bouwer.
Zeker voor een eerstgeboren zoon gold dat:
die werd geacht de ‘’voortbouwer’’ te zijn binnen de familie.
Hij zou de tradities voortzetten,
de stam leiding geven
toekomstbrenger zijn.

Denk ook maar aan bedrijven in onze tijd,
dan zie je wel eens staan: ‘’Puntje puntje & zonen’’
De zonen (of dochters) zijn dan ook degenen die het familiebedrijf weer verder
de toekomst in zullen leiden.

Op die manier moet je naar het verhaal uit Exodus kijken.
Als God de eerstgeborenen doodt, dan betekent dat:
zoals er nú geleefd wordt in Egypte,
dat zál niet voortgezet mogen worden.
Zoals de Egyptenaren de Israelieten onderdrukten
hun jongetjes verdronken in de Nijl,
dat mág geen toekomst hebben.

Overigens, eerst na negen – nota bene driemaal drie - kansen tot omkeer
velde God dit oordeel over Egyptes eerstgeborenen.

Het leidde tot luid geschreeuw in Egypte –
maar al te begrijpelijk als we ons het leed daar voorstellen.
Maar – tegelijk – dit geschreeuw klinkt wel
naast het geschreeuw van Israël,
dat jarenlang had opgeklonken,
en dat Gods oren had bereikt. (Ex.3:9)
verdriet om hún dagelijks vermoorde kinderen,
om de zweepslagen die dagelijks op de slaven neerdaalden.
Geschreeuw om zoveel…
Dat moeten we niet vergeten.

We keren terug.
We zeiden: Jezus roept – met zijn schreeuw in het donker –
het oordeel over Egypte in herinnering.
En we vragen ons af: komt er nu ook een oordeel, een plaag over Hem?

Zo is dit inderdaad door apostelen als Paulus en al spoedig in de kerkgeschiedenis ontwaard:
Jezus ondergaat een oordeel.
Hét oordeel.
Hij namens ons.
Hij in onze plaats.
En Hij voor ons.

Wat Jezus hier draagt
in dat diepe donker
met die luide schreeuw,
dat is vanwege alles wat mij mensen misdeden.
Waarin God eigenlijk een streep door onze toekomst heen had kunnen zetten:
als we denken aan al die situaties waar mensen zó leven
en het zó aan elkaar doorgeven
dat dat geen toekomst verdient.

Wanneer er sprake was of is van liefdeloosheid,
zelfzucht
hardheid jegens elkaar.

Voor al die dingen is Jezus gestorven.
Heeft Hij de straf gedragen.
Voor ónze zonden, als ook wij ons hierin herkennen.

Hij ging door dat donkere oordeel heen.
Uit liefde
uit genade
voor ons mensen.

Weet u, in de Joodse traditie
is er iets heel kostbaars gezegd
over dat donker in Egypte.

In de tekst lees je namelijk,
dat het oordeel over de eerstgeborenen zich afspeelt:
te middernacht.
In het Hebreeuws staat er:
‘’op de helft van de nacht’’.
Daarover heeft men diep nagedacht.
En er is over gezegd:
Blijkbaar is het donker niet alleen zomaar ‘’donker’’,
maar kent de nacht twee helften,
die niet helemaal hetzelfde zijn.
En de eerste helft,
die zich samenbalt in die ‘’split second’’
die wij met middernacht aanduiden -
donkerder dan donker -
in die eerste helft: wordt het oordeel over de bozen gebracht - Egypte.
Maar dan, vanuit die ‘’split second’’ van middernacht
is er tegelijk een omslagpunt gekomen,
en gaat de nacht langzaam maar zeker naar de ochtend toe,
en vindt er tegelijk uitredding plaats.
Voor Israël gloort er hoop!
Zij mogen uittrekken.
Vanuit de nacht naar het licht!

Als we ook zó Matteus eens verder beluisteren!
Jezus heeft, net als Egypte destijds de plagen onderging,
in het aardedonker hét oordeel over de zonde gedragen.
En omdat Hij dit oordeel
‘’eens en voor altijd, voorgoed’’
in een ultiem duister samengebald
in die éérste helft van de nacht
in onze plaats heeft gedragen,
mogen wij mensen vrijuit gaan;
vanuit de tweede helft van de nacht
naar waar er licht gloort;
gaan we naar de morgen toe!

Ja, wat vertelt Matteus?!
Dat – zie!!- op het momént dat Jezus stierf
‘’de graven opengingen
en vele gestorvenen werden opgewekt’’
.  (Mt.27:50,52)

Te middernacht
werd farao geoordeeld
hij verloor zijn greep op het volk
Israel kon uittrekken!

In het aardedonker
werd Jezus geoordeeld
de dood verloor zijn grip op de gestorvenen
zij konden opstaan!

Dát is de boodschap van Goede Vrijdag:
Hij stierf - voor ons.
Hij droeg alles.
En daarin opende Hij voor ons de weg naar het leven.

Ja, Jézus is pas écht een eerstgeborene.

Hij is ‘’een zóón van God’’ -  (Mt.27:54)
zegt daar nota bene de Romeinse officier
die de executie heeft voltrokken.


Weet u nog:
een ‘’zoon’’
een bouwer
een toekomstbrenger!

Uit de mond van deze Romein klinkt deze erkenning
zoals ook de farao toe moest geven:
wie er daadwerkelijk God was, is en zal zijn.
Niet zijn, farao’s, rijk, van dood en verderf,
van onderdrukking en uitbuiting,
had de toekomst.
Maar het koninkrijk van die God van Israël,
waar doden herleven
en gebogenen worden opgericht.

Dat is de derde overeenkomst tussen het verhaal van de plagen in Egypte
en het lijdensevangelie.
In beide verhalen wordt door heidense machthebbers:
Gód erkend.

Ook deze Romeinse hoofdman, die het zegt:
Jezus is Zoon van God.
Deze Jezus,
die uit liefde zijn leven gaf:
die is dé toekomstbrenger!

Ontroerend
dat een geharde militair dit ziet
en zégt
erkent.
Wat hoopvol ook!

En ook wij mogen het hem nazeggen
want dat is de boodschap vanavond,
ook voor u, ook voor mij
voor heel onze wereld,
waar ook op allerlei andere manieren en in de crisis
zoveel donker
zoveel verdriet is

Ook wij mogen zeggen:
Jezus, U bent…
ook míjn, ónze toekomstbrenger!

Amen.

Ds. Bart Trouwborst, Nieuwleusen

Einde eerste tekst 

Tekst tweede overdenking:

Overdenking op Stille Zaterdag, 11 april 2020


Exodus 12: 41-42 en 13:19-22
Matteus 27: 57-61


Toen Israël uit Egypte wegtrok,
was dat midden in de nacht.

Een bijzondere nacht:

een nacht van waken was dit, voor de HERE  (Ex.12:42)

zegt de tekst.

Normaal is de nacht een tijd om te slapen.
Maar soms ben je wakker, ’s nachts,
kun je niet slapen.
Je ligt te woelen,
denkt aan van alles en nog wat.

Soms heeft dat wakker zijn ook te maken
met een geliefde
aan wie je denkt
over wie je je zorgen maakt
of die je mist.

Ook God is wakker.
Hij is vol zorg over zijn volk.
Hij waakt over Israël.
Dít is de nacht waarop Hij hen
zou verlossen uit die verschrikkelijke slavernij.

Honderden jaren geleden had Hij het Abraham beloofd
ook in de nacht,
toen Hij dat verbond met hem sloot,
met die vurige fakkel
die ’s nachts bij Abraham was.
Net zoals nu de vuurzuil met Israël mee zou trekken
door de nacht.

En God had het Abraham beloofd:
over zo en zoveel jaar
zal Ik je nakomelingen uitleiden
uit Egypte. (Gen.15: 12-17)

En dát vertelt de tekst uit Exodus nu:

op dé dag af – vertrok het volk uit Egypte. (Ex.12:41)

Daarin zit iets zeer bemoedigends:
de slavernij, het was één grote
onoverzichtelijke
loodzware
crisis geweest.

Maar God had hem al aan zien komen,
honderden jaren geleden
en Hij had ook toen al,
exact de dag geweten
waarop het voorbij zou zijn gegaan.
En Hij zijn volk zou uitleiden.

Dat zet aan het denken:
ook onze crisis
die voor ons mensen nu loodzwaar is
die wij nog totaal niet kunnen overzien -
zouden wij daar ook niet van mogen hopen
en geloven
dat bij God bekend is
wanneer die voorbij zal zijn gegaan?

Dit verhaal schenkt ons die hoop.

Evenzo had Jozef reeds ver vooruit mogen kijken.
Ook hij wist dat ooit de Israëlieten
Egypte zouden mogen verlaten.
En op weg gaan naar het Beloofde Land.

Hij had gevraagd:
willen jullie mijn gebeente dan meenemen
om het dáár te begraven,
in het Land van de Belofte
met het oog op Gods grote toekomst? (Gen.50:24-26)

En nu gebeurt dat:
Mozes neemt Jozefs gebeente mee.
Zelfs voor het gebeente van een gestorvene is er
een uittocht
uit het land van de dood.

Wij bevinden ons aan de vooravond van de Paasnacht.

Ook het gestorven lichaam van Jezus rustte in het graf.
Maar ook voor Hem was er een belofte geweest.
Net als voor Israël gold voor Hem dat er:
op de dág af - om precies te zijn:
op de dérde dag
uitredding zou zijn:
opstanding uit de dood.

Jezus had het meermalen tegen zijn discipelen gezegd.

En zou dan niet
net als bij Abraham
net als bij Israël
de Here God
ook nú
juist in de nacht
zijn wonder van uitredding verrichten?

Zou Hij niet nabij willen komen
redden
juist in het meest donkere uur?

Een nacht van waken voor de HERE:

dat was het tóen –
een nacht vol liefde en zorg voor
Abraham
voor Israël.

Zou Hij dan déze nacht
zijn geliefde Zoon ook niet redden?

En zouden ook wij
ín Israël
ín Christus
ons ook niet eens
uitgered mogen weten
uit de crisis
de nacht
die nu over onze wereld is?

Worden wij nu stil
en zingen wij daarna mee,
met Hanna die in haar loflied
het antwoord geeft (Lied 152: 1,7,8,10).

Ds. Bart Trouwborst, Nieuwleusen

Einde tweede tekst



Tekst derde overdenking

Overdenking voor Paasmorgen 12 april 2020                                   

Exodus 14: 24-30a 15: 1-4 en 12-21
Matteus 28: 1-7

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

We lazen vanmorgen in Exodus over het Joodse Pesachfeest,
de uitredding uit Egypte.
En de evangelist Matteus vertelde
hoe Jezus tijdens dat feest
opstond uit de dood.

Beide vertellingen hebben veel met elkaar gemeen.

Zo spelen ze beide op hetzelfde tijdstip: vroeg in de morgen.

   In de morgenwake
, zo vertelt Exodus (Ex. 14:24)
   liet de HEER het water over de Egyptenaren stromen
   zodat zij erdoor verzwolgen werden
   en de Israëlieten gered.

   Toen de ochtend gloorde, zo vertelt Matteus (Mt.28:1)
   werd de dood verzwolgen
   in de overwinning van de Levende God.

Beide verhalen ontstaan in het holst van de nacht:
   de dreiging
   van de aanstormende farao
   van de dood, het graf, waarin Christus ligt…

Bij beide verhalen vindt een ongedachte uitredding plaats:
  het kwetsbare slavenvolk wordt gered
  van het sterke leger van de farao;
  de gestorven Christus wordt gered
  uit de dood.

Bij beide verhalen worden sterken vernederd:
  het leger van de farao wordt gedood
  de wachters van het graf worden ‘als doden’.

Bij beide verhalen speelt een engel van God
een belangrijke rol.

En bovendien, en daar staan we vanmorgen bij stil,
bij beide verhalen spelen vróuwen een belangrijke rol.
Vrouwen, nota bene met dezelfde naam:
Mirjam, de zus van Aäron en Mozes.
En de twee Maria’s bij het graf.

We moeten hierbij bedenk dat Maria een Griekse vertaling is
van de naam van deze twee vrouwen
die in het Hebreeuws eigenlijk gewoon ‘’Mirjam’’ heten.

We staan dus stil bij deze vrouwen, deze Mirjams,
en we vragen ons af:
wat is hun rol op die beide Paasfeesten?

Allereerst kijken we naar Mirjam, de zus van Aäron en Mozes.

Het is voor het eerst in de Bijbel dat we haar naam horen.
In de eerdere verhalen, bijvoorbeeld het verhaal van het biezen mandje,
was zij: ‘’de zus van’’.
Een zus zonder naam.

Maar nu heeft ze haar naam gekregen.
En hoe!
Ze wordt genoemd: Mirjam, de profetes;
een eervolle titel!

Mirjam wordt in de Joodse traditie gezien
als een van de zeven vrouwelijke profeten
uit het Oude Testament.
Naast bijvoorbeeld Debora,
en Abigaïl (Davids vrouw),
en Esther.

Waarin is Mirjam dan zo bijzonder?
Wat doet zij?

Mirjam neemt haar trommel
en zingt een lied:

Zing voor de HEER
zijn macht en majesteit zijn groot.                                                                       
Het paard en zijn ruiter, stortte Hij in zee!
  (Ex.15:21)

Een prachtig lied, over Gods macht en majesteit. Dát maakt haar blijkbaar bijzonder.

Maar… is zij wel zo bijzonder. Heeft zij dit lied zélf bedacht?
Nee, dat is niet eens het geval.
Het lied bestond al. En is haar als het ware in de mond gelegd.
Mozes, de állerhoogste profeet, heeft dit lied reeds gezongen.
Dat lazen we al eerder:

Ik wil zingen voor de HEER
zijn macht en majesteit zijn groot.
Het paard en zijn ruiter, stortte Hij in zee!
   (Ex.15:1)

Bijna precies dezelfde tekst!
Wat Mirjam doet, is dus eigenlijk:
iets nazeggen.
Of beter:
ántwoorden
op een boodschap
die al geklonken hééft.

Het bijzondere is
dat het Hebreeuwse woordje dat hier in de tekst staat,
precies deze twee betekenissen kan hebben.
Als er staat dat Mirjam zingt,
kan het inderdaad betekenen ‘’zingen’’
maar je kunt het ook vertalen met ‘’antwoorden’’:
Mirjam antwoordde.

Als Mirjam zingt
dan antwoordt zij.

Dit alles zegt ons dus eigenlijk iets heel moois
over wat zingen is.
Dat is ‘’antwoorden’’!

Ook als wij vanmorgen zingen,
dan ántwoorden wij eigenlijk.

Een antwoord –
het is een reactie,
op iets dat naar je toegekomen is.
Dat tegen je gezegd is.
Dat je gehoord hebt.

Dat geldt vanmorgen ook voor onze paasliederen.
De inhoud van de paasliederen, dat Jezus is opgestaan,
die zou niemand van ons zelf bedacht kunnen hebben.

Wie had dat kunnen denken,
dat God Jezus had opgewekt uit de dood?

Nee, dat kostbare bericht is
naar ons tóegekomen.

En wij mogen,
net als Mirjam:
antwoorden -
zingen!

Zingen van die grote God!
Die zijn vólk Israël redde uit nood en dood.
Die zijn Zóón, de Here Jezus, deed opstaan uit de doden.

In feite is dat precies wat ook de twee Mirjams, de twee Maria’s doen,
als zij de opdracht krijgen, te vertellen wat er gebeurd is.
Dan mogen zij gaan getuigen.
Vertellen wat Gód gedaan heeft.
Daar op antwoorden, door het vérder te vertellen.

Trouwens, het woordje ‘’getuigen’’,
dat is de dérde betekenis van dat Hebreeuwse woordje
waarvan we al zagen dat het
‘’zingen’’ en ‘’antwoorden’’
kon betekenen.

De engel zegt:
‘’vertél’’ tegen de mannen, de discipelen:

Hij is opgewekt uit de doden!  (Mt.28:7)

De twee Mirjams mogen  dus eigenlijk precies hetzelfde doen als wat Mirjam deed:
Mirjam, die de boodschap van Godswege herhaalde,
doorgaf:
zingend
getuigend!

De HEER: Zijn macht en majesteit zijn groot!
Hij kon zelfs de paarden en ruiters van Egypte aan!


Hij kon zijn volk redden
in het diepst van de nacht
van de bodem van de zee
uit de greep van de farao!

En nu, die twee andere Mirjams, die het verder vertellen:

De HEER: Zijn macht en majesteit zijn groot!
Hij kon zelfs zijn Zoon redden,
ópwekken
uit de dood…!

Het is een machtig getuigenis
wat deze vrouwen mogen delen met anderen.

Een getuigenis over Góds macht en majesteit.
Een getuigenis ook over Jezus’ glorie.
Want nu Hij is opgewekt,
is Hij in volle glorie verrezen.
Niet langer machteloos, lijdend, stervend.
Maar: door de dood heen gehaald.
Niet langer vatbaar voor die duistere greep.

Zo mogen de Mirjams getuigen:
van Pesach
van Pasen.

Zij hoeven niets anders te doen
dan dát verhaal verder te vertellen.
Dat Híj het deed!
Niet meer, en niet minder.

Datzelfde geldt ook voor ons.
Ook wij, levend in een duistere tijd,
waarin de nacht nog zo sterk lijkt:
een virus dat om zich heen grijpt,
ook nu is de dood alom
we horen dagelijks van honderden slachtoffers.
wat wordt er veel geleden
en door hun nabestaanden.
En ook in andere situaties.

Maar toch:
een bericht van één die sterker is
die ons,
zelfs als de dood ons in zijn greep heeft gekregen
of dreigt te krijgen
zál uitredden.

In deze tijd waarin het virus zich verspreidt
moeten we vooral ook maar – net als die Mirjams - dít bericht verspreiden:
dat we bij díe God veilig zijn!
En bij die Heer, de Here Jezus.

Die voor ons is gestorven
en die voor ons is opgestaan.

Om ons voorgoed dat leven te geven
dat geen macht ter wereld meer kan bedreigen.
Dat onze zonden vergeven zijn. Dat de dood is overwonnen.
We moeten maar,
net als Mirjam,
veel zingen.
Zingen van Israëls God.

We moeten maar,
net als de twee Mirjams bij het open graf,
veel getuigen:
God heeft Jezus opgewekt,
Hij leeft!

Dat moeten we blijven doen,
ook als we dit Paasfeest nu niet in een volle kerk kunnen vieren.
Laten we elkaar en dit getuigenis vasthouden,
volharden,
blijven delen in het geloof,
en doorgeven
en het lied gaande houden!

Zoals we nu samen mogen doen
met dat prachtige lied:

Ik zeg het allen dat Hij leeft
dat Hij verrezen is
dat met Zijn Geest Hij ons omgeeft
waar wij ook gaan en staan.

Ten onder ging de sterke dood
ten onder in de vloed
nu straalt ons, in het morgenrood
zijn toekomst tegemoet. 
(Lied 642: 1,4)

Amen.                                                                                                              

Ds. Bart Trouwborst, Nieuwleusen

Foto's boven en onder: Paasillustraties van Marijke ten Cate, kunstenares uit Zwolle, in de Prentenbijbel