Maatwerk

Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft een bijzonder rapport uitgebracht. Het rapport ‘Buiten kerk en moskee’. Voor het eerst in de geschiedenis heeft men de buitenkerkelijken onderzocht. Eindelijk een rapport waarin niet langer gezegd wordt: ‘Er zijn twee groepen: binnenkerkelijk en buitenkerkelijk’. Maar een rapport waarin meer over buitenkerkelijken gezegd wordt: je hebt spirituelen, cultuurchristenen, atheïsten, agnosten. Wat mij betreft gaat het onderscheid nog niet ver genoeg. Er zijn onder mensen die niet geregeld in een kerk komen impulsieve mensen, ritueelgevoelige mensen, filosofen, culturele liefhebbers.

Voor mij als dominee heeft het zin al die soorten te onderscheiden. Ik voorkom daarmee te denken dat een hele groep niets met mij te maken wil hebben. Dat zou dom zijn. Dan zou ik lijken op een vis die denkt: Je hebt vissen en niet-vissen. Dat is zo. Maar de rubriek ‘niet-vissen’ is dan toch wel heel groot en verschillend. Alsof ik een Kampenaar ben die denkt: Je hebt Kampenaren en niet-Kampenaren. Wel juist, niet werkbaar.

Ik hou rekening met verschillen; bijvoorbeeld als ik mensen uitnodig voor een dienst. Zo ging het mij toen ik iemand een keer mee vroeg naar de kerk. Hij wilde wel. Na afloop was ik benieuwd wat hij er van vond. ‘Ik vond het een leuke dienst’, zei hij. Ik vroeg door: ‘Wat vond je dan mooi’. En aarzelend antwoordde hij: ‘Nou, dat laatste gebed’. ‘En wat van het gebed’, hield ik aan. ‘Nou dat laatste stukje’. ‘Oh, je bedoelt het onze vader’, zei ik. ‘Nee’, zei hij, ‘daarvoor’. ‘Daarvoor was het stille gebed’, zei ik. ‘Ja, dat bedoel ik’, zei hij. Ik was even teleurgesteld, omdat dat nou net het gedeelte van de dienst is dat ik niet voorbereid. Maar ik realiseerde me dat mijn gast bij de niet-kerkelijken hoort die rituelen en mystiek kan waarderen.

Dat is één van de groepen die je naar mijn smaak kunt onderscheiden. Het is belangrijk die onderscheidingen te kennen. Voor mij als vakman die probeert mensen te bereiken. Maar ook belangrijk voor de opa’s en de oma’s die zien dat hun kleinkinderen anders met de kerk en met zingeving omspringen dan zij zelf. Ze vinden het fijn als ze zien dat hun kroost niet onverschillig is. Die kinderen zijn ook vaak sociaal en op een eigen manier bezig met het geheim van het leven.

We kunnen dat als kerk leren van de auto-industrie. De tijd dat fabrikanten in de auto-industrie alleen een zwarte Ford verkocht, ligt achter ons. Het is niet meer: één maat is geschikt voor iedereen. Geloof is maatwerk geworden.