Adel doet toezicht

De kerk honderd jaar geleden had net als nu een structuur tussen de plaatselijke kerkenraad en de landelijke synode. Er waren ringen, er waren classes en er was een provinciaal bestuur. De huidige classis Overijssel-Flevoland lijkt het meest op het provinciaal bestuur van 1918. Een opvallend verschil is de bemensing. Natuurlijk waren het toen allemaal mannen. En nog opmerkelijker: er waren mensen van adel die zitting hadden in prominente bestuursorganen. Ze zochten het vooral in het toezicht op de administraties, we zouden tegenwoordig zeggen het college van beheerszaken.

Vooral het beheer op de kerken heeft in Overijssel een adellijke invulling gehad. Als je het jaarboekje voor de provincie Overijssel van W. van Ewijck ziet, dan waren er honderd jaar geleden, in 1918, diverse mensen van adel en mensen met dubbele namen lid van het provinciaal college van toezicht op de kerkelijke administratie. Je komt namen tegen als ouderling K. de Vidal de St. Germain te Kampen (voorzitter), mr. W.L. Baron de Vos van Steenwijk uit Wijhe en jhr. Mr. J.W. Quarles van Ufford uit Zwolle.

Ds. O. Schrieke uit Enschede was eveneens lid van het college en tegelijk president van het provinciaal kerkbestuur van Overijssel; een dubbelfunctie die je in die tijd geregeld tegenkomt. Het moderamen van het provinciaal kerkbestuur bestaat verder uit de vice-president ds. F.A. van Schaick, dominee in Kampen, en ds. A. de Haan uit Zwolle, die secretaris is.

Ringen

Tot voor kort kenden we in de protestantse kerk acht classes in het gebied Overijssel-Flevoland. Tegenwoordig noemen we ze ringen. De provincie Overijssel kende in 1918 drie classes. Voor de hervormden waren dat de classes Zwolle, Deventer, Kampen. De gereformeerde kerken hadden de classes Zwolle, Deventer en Ommen. Daarnaast was er een Waals predikant in Zwolle en er waren drie lutherse predikanten in de regio, respectievelijk in Zwolle, Kampen en Deventer.

Terug in de tijd

Als je nog iets verder teruggaat in de tijd, neemt het aantal adellijke zetels in het ‘Kollegie van Toezigt op de Kerkelijke Administratie in Overijssel’ verder toe. In 1843 bijvoorbeeld waren de drie belangrijkste posten toegewezen aan mensen van adel, respectievelijk:  
J.D. Graaf van Rechteren, Gouverneur, President, jonkheer Mr. J.A. Sandberg en J.A. Baron van Fridagh. Er waren ook twee juristen, namelijk mr. W.H. Roijer en mr. J.E. Hubert. De mensen waren honkvast, want ook in 1831 maakten deze twee juristen al deel uit van het kollegie. Ook in de jaren dertig was het gebruikelijk dat er dubbelfuncties waren, Ds. J.S. Wor uit Zwolle zat zowel in het kollegie als in het provinciaal bestuur.

Verder is interessant dat Overijssel drie ‘klasses’ had, die weer uit diverse ringen bestonden. De classes waren: Zwolle, Deventer en Kampen.

De klassis Zwolle had drie ringen, te weten: Zwolle (Dalfsen, Heino, Raalte, Wijhe, Windesheim en Zwolle), de ring Hasselt (Avereest, Hasselt, Nieuwleusen, Rouveen, Staphorst, IJhorst en de Wijk) en de ring Ommen (Dedemsvaart, Gramsbergen, Den Ham, Hardenberg, Heemse, Hellendoorn, Ommen en Ommerschans).

De klassis Deventer had eveneens drie ringen, te weten: Deventer (Bathmen, Deventer, Diepenveen, Holten, Markelo, Olst, Welsum en Wesepe), de ring Almelo (Almelo, Borne, Denekamp, Enter, Ootmarsum, Rijssen, Tubbergen, Vriesenveen, Weerselo en Wierden) en de ring Enschede (Delden, Diepenheim, Enschede, Goor, Haaksbergen, Hengelo, Losser en Oldenzaal).

De klassis Kampen heeft twee ringen: de ring Kampen (Ens en Emmeloord op Schokland), Genemuiden, Kampen, Kamper-Eiland, Kamperveen, Mastenbroek, Wilsum, IJsselmuiden en Zalk) en de ring Vollenhove (Blankenham, Blokzijl, Giethoorn, Kuinre, Oldemarkt en Paaslo, Steenwijk, Steenwijkerwold, Vollenhove, Wanneperveen en Zwartsluis).

Vooruit in de tijd

Als je vanuit 1918 juist wat verder gaat in de tijd zie je een teruggang in adel. Mr. A. baron van Dedem te Dalfsen is de enige expliciete man van adel in wat in 1948 heet ‘het provinciaal college van toezicht op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen’. Ds. W.A. van Dalfsen uit Kampen is in die jaren voorzitter. Men houdt kantoor aan de Wipstrikkeralleee in Zwolle.

Het provinciaal kerkbestuur is in 1948 in handen van P. van der Sluijs te Dedemsvaart. H. Hiensch uit Kampen is vice-president. H. Janzen uit Tubbergen is secretaris. Ouderling J.M. Krijger te Vriezenveen is lid. De leden naar de generale synode worden genoemd en de lijst met predikanten in Overijssel. De Noordoostpolder heeft S. Euverman en A.P. Rank te Emmeloord; A. Rigters te Ens en D.M. Jalink te Marknesse.

Uitvoerig worden de Gereformeerde Kerken weergegeven. Allereerst de Theologische Hogeschool in de Oudestraat 6. Het college van curatoren is vermeld. De hoogleraren (op dat moment: prof. dr. G. Brillenburg Wurth, de rector prof. dr. H.N. Ridderbos, de pro-rector prof. dr. K. Dijk, prof. dr. J.H. Bavinck, prof. dr. G.M. den Hartogh en prof dr. J. Ridderbos; er was ook een vacature). Vervolgens staat er een lijst met predikanten.

Daarbij is ook de polder al opgenomen. Luttelgeest-Kuinre heeft ds. E. Brunsting. En de Noordoostpolder als zodanig heeft ds. P. de Jong te Zwolle als predikant in algemene dienst; J. Bos te Emmeloord en bij Ens en Marknesse zijn nog geen namen ingevuld. Urk is niet genoemd in het jaarboek. Je ziet dus zowel bij de hervormden als bij de gereformeerden een inkleuring van de polder, die in 1940 is drooggevallen en die na de oorlog in rap tempo is ontgonnen.

De evangelisch-lutherse kerk had in 1948 drie predikantsplaatsen, respectievelijk in Deventer (bezet door J. Gronloh), Kampen (mej. J.A. Haumersen) en Zwolle met filiaalgemeente Enschede (vakant).