Schaalvergroting als 't moet 

Er is een periode geweest waarin schaalvergroting haast doel op zichzelf was. Groter was sterker, was krachtiger, was meer bestuurspower, was meer infrastructuur. Het lijkt er op, dat zo'n verlangen naar groter en meer niet meer gekoesterd wordt. Te vaak werd 1 plus 1 anderhalf in plaats van 2 of meer. Nu is het motto van kerkelijke samenwerking veranderd in: ‘Zelf als het kan, samen als het moet’. Dus zoveel mogelijk taken bij de eigen dorpsgemeenschap houden en alleen het noodzakelijke in een streekverband onder brengen. Het boek van Jacobine Gelderloos markeert deze verandering in denken. Haar boek over de dorpskerk is meer dan een dissertatie. Het boek is een pleidooi voor een andere manier van denken over gemeenteopbouw. Dorpisme is geen scheldwoord; het is een bouwsteen om een vitale geloofsgemeenschap lokaal te blijven voeden. 

Het belang om een kerk in het dorp overeind te houden is jarenlang al verkondigd door ds. Wim Beekman, de classisdominee van Fryslân. Hij is één van de mensen die onlangs meedeed met een intervisiegroepje van classispredikanten in de noordelijke provincies. In die groep ging het over de schaalvergroting zoals die op de agenda staat in onder meer de Noordoostpolder, Klein-Salland, de regio-Ootmarsum en Steenwijkerland. Een zekere schaalvergroting lijkt onvermijdbaar. De huidige orde vertoont barstjes en scheurtjes. Het kost de predikanten steeds meer kunst- en vliegwerk om alle werksoorten lokaal te laten doorlopen. En bij slechts een geringe terugval van kerkleden ontstaan er al gauw problemen. Als een groep van zeven naar drie leden terugloopt is het als lid niet leuk meer om te komen, terwijl een groep in een groter district die van dertig naar twaalf gaat, nog altijd levensvatbaar is. Met andere woorden: de secularisatie knelt het eerste in de dorpen en buurtschappen. 

De komende jaren zal er schaalvergroting plaatsvinden, zo is de verwachting, om het ideaal invulling te geven, namelijk dat de verkondiging van het evangelie kan doorgaan. En nu is het de vraag hoe je die schaalvergroting opzet. Je wilt de levensaders van de lokale gemeenschap niet onherstelbaar verstoren. Opschalingen die te kort door de bocht verlopen, geven onrust en leiden uiteindelijk tot een versterkte teruggang in het geestelijk leven. In de intervisiegroep kwam het voorbeeld naar voren van twee dorpen die samenwerkten en een deel van de kerkenraadsvergaderingen samendeden. De gezamenlijke kerkenraad was in een mum voorbij. Kerkenraadsleden bewaarden hun eigenlijke agendapunten tot de bespreking in eigen kring. 'Je staat er versteld van', zei één van de deelnemers, 'hoe inventief zo'n lokale gemeenschap is. Op het moment dat alles vast dreigt te lopen, staat er dan toch weer iemand op die het ei van Columbus op tafel legt'. 

Het heeft dan ook weinig zin om de organische eenheid van de dorpen open te breken. Het is juist de kracht van een dorp, dat het een leefgemeenschap is, waar mensen elkaar groeten en het belangrijk vinden dat de leefbaarheid van hun woonkern maximaal tot zijn recht komt. Hoe meer taken er dus in het dorp blijven, hoe beter de continuïteit gewaarborgd blijft. Trouwens dat geldt vermoedelijk niet alleen van de dorpen, het zou ook wel eens waar kunnen zijn voor de buurtschappen die onderdeel zijn van een grotere stad. Toen de gemeente Zwolle van plan was om de wijkbibliotheken te schrappen waren er in korte tijd meer dan 10.000 handtekeningen. Mensen willen leven waar ze daadwerkelijk leven.

Het is dan ook de missie van de kerk om dicht bij de mensen kerk te zijn. Ervaringen in het buitenland (België, Duitsland en Engeland) geven een zelfde indicatie. Daar waar je dichtbij de mensen staat, floreert de kerk het beste. In Engeland zag je dat bijvoorbeeld duidelijk bij de bloei van de Methodistische groepen en kerken, die zich destijds vormden en die veel meer aansloten bij de behoeften van mensen aan de basis dan de ietwat geclericaliseerde Church of England.

De noodzaak 'het kleine te waarderen' lijkt haaks te staan op de inspanningen om te regionaliseren. Of het zou al moeten zijn dat je aan twee voorwaarden voldoet. Allereerst dat je beseft dat de koepel flinterdun moet zijn om maximaal recht te doen aan het dorp of de wijk. De nuance en verfijning ontstaan niet in het generalisme, maar in het privatissimum. En een tweede is, dat je steeds besef blijft houden van wat je eigenlijke doel is: namelijk dat het evangelie opengaat en de verkondiging voortgang kan vinden en de lofprijzing.

Ik blijf dan nog wel met een operationele vraag zitten voor de koepel. Hoe zet je dat op? Probeer je snel je einddoel te formuleren en breng je de predikantsformatie bijvoorbeeld vliegensvlug in een koepel met een kernkerkenraad er om heen en dat is ‘t? Of begin je juist aan de andere kant en leer je mensen eerst te wennen aan het idee dat er ook zaken buiten de lokale gemeenschap plaatsvinden en leer je de mensen door communicatie en jeugdwerk bij elkaar te brengen voorzichtig aan elkaar te wennen en dingen samen te gaan doen? 

Foto: thematische foto met bouwstenen (locatie: Almere)