Preekschets bij Mattheüs 15: 21-28

Kerkinactie voert met Giro 555 actie voor de slachtoffers in Beiroet. Op zondag 16 augustus staat er een speciale collecte op het rooster. Kerkinactie heeft mij (Klaas van der Kamp) gevraagd een preekschets te schrijven bij Mattheüs 15: 21-28, het evangeliegedeelte dat op die zondag op het oecumenische leesrooster staat. De tekst volgt hier onder:

Het verhaal van de Kananese vrouw (Mattheüs 15: 21-28) raakt aan gevoelens die we kunnen hebben bij de berichten uit Beiroet. Er is de noodkreet van daklozen, de pijn van zieken, het verdriet van mensen die geliefden hebben verloren. Giro 555 is geopend. En nu is het afwachten: Zijn wij gevoelig voor dergelijk verdriet? Raakt het ons? Leidt het tot ondersteuning? Of laten we de noodkreten langs ons heen glijden?

Het zijn dergelijke vragen, die we bij Jezus tegenkomen. Lees maar mee. Vers 21. Jezus gaat uit Galilea weg. Letterlijk ‘gaat uit’; een woord, wat ook in vers 22 bij de vrouw wordt genoemd. Beiden gaan uit. Ze zoeken verandering. Voor Jezus is het een moment van inkeer en rust, even weg uit de discussies met de Farizeeën. Voor de vrouw is het een laatste strohalm in het verlangen toekomst te vinden voor haar kind en voor een volgende generatie.

Het verhaal dat volgt speelt zich af in Tyrus en Sidon. Het zijn twee havensteden in het huidige Libanon. Tyrus (letterlijk ‘rots’, 117.000 inwoners) ligt op 20 kilometer van de grens met Israël aan de kust. Veertig kilometer noordelijker ligt Sidon (letterlijk ‘vissersplaats’, 200.000 inwoners) en weer 40 kilometer noordelijker ligt Beiroet (letterlijk ‘bronnen’, zo’n twee miljoen inwoners).

Een vrouw uit de streek komt naar Jezus toe. ‘Een Kananese (NBV: Kanaänitische) vrouw’. Mattheüs zegt het ietwat ouderwets. Markus, die het verhaal ook beschrijft, is moderner en noemt haar een Syro-Fenicische vrouw (Markus 7: 26). Blijkbaar wil Mattheüs de oude tegenstelling laten zien tussen ‘Jood’ en ‘Kanaäniet’. Hij maakt daarmee duidelijk dat de eerste aandacht van het evangelie uitgaat naar de Joden. Het is dan ook logisch, dat Jezus en Zijn discipelen zich op het Joodse volk richten en nu even rust nemen. De wensen van de vrouw zijn van latere zorg.

Mattheüs gebruikt woorden die aan de liturgie van de gemeente doen denken. De vrouw stelt de vraag naar ontferming; in de liturgie ‘het kyrie’ (vers 22). En er is sprake van brood en een tafel. Er ontspint zich een discussie. De vrouw pleit voor haar dochter. Ze smeekt om genezing. En we lezen met verbijstering dat de roep aan dovemans oren is gericht. Jezus reageert niet.     

We komen hier en op andere plaatsen in het evangelie hulpbehoevende mensen tegen, die hun verdriet van de daken schreeuwen. Hier is het een vrouw. Elders is het een blinde die met kracht om ontferming roept (vgl. Markus 10: 47). En dan zijn er omstanders die moeite hebben met het geschreeuw. Gezonde mensen vinden het hinderlijk als mensen in nood hun ellende luidruchtig klagen. Zou het zijn dat mensen in bevoorrechte posities liever niet indringend herinnerd willen worden aan de noodzaak de hulpbehoevende mensen bijstand te verlenen?

De discipelen dringen er bij Jezus op aan een einde te maken aan de pijnlijke situatie. En als ook de vrouw doorzet, zegt Jezus – ik parafraseer: ‘Ik ben allereerst gezonden naar het dolende kleinvee, het volk Israël’ (vers 24). Jezus gaat uit van een fasering in de manier waarop God Zijn evangelie naar de wereld brengt. Eerst de Joden. En dan later, via de apostelen en via ons als gemeente, de wereld. 

Jezus spreekt over ‘brood’ (vers 26). Bij brood zullen de discipelen na de hemelvaart van Jezus wellicht hebben gedacht aan het avondmaal. Het brood (het heil) is voor de kinderen en niet voor de honden. Nogal wat commentaren buigen zich over de vraag hoe Jezus zich zo grof kan uitlaten door de vrouw te vergelijken met een hond, een onrein dier. De meeste commentaren zoeken een antwoord in de sfeer van ‘honden als knuffeldieren’, ‘het is niet discriminerend bedoeld’. Ik zie nog een andere lijn: de hond volgt op het eerdere beeld van de schapen. De hond is bij de kudden aanwezig (vgl. Job 30:1). Jezus zet de metafoor door. Hij vergelijkt Joden en Grieken beide met een dier.

De tekst uit Mattheüs 15 geeft een discussie tussen Jezus en de Kananese vrouw. En waar Jezus kort te voren nog een dispuut voerde met Farizeeën, er moe van werd, maar voet bij stuk hield, laat Hij hier zien, dat Hij Zich laat beïnvloeden. Het is de roep van de vrouw en de grenzeloze liefde van een moeder voor haar kind, die het ‘kyrie’ (‘Heer, ontferm U’) krachtig maken. Het is die inzet die Jezus tot in Zijn diepste vezels raakt. Hij is innerlijk met ontferming bewogen. Hij laat Zijn doctrines varen en helpt.  

De vrouw heeft genoeg aan de kruimels, zoals eens het Joodse volk genoeg had aan de kruimels van manna dat de Joden uit de woestijn bijeen vergaarden. Ze mag voortijdig delen in het heil, het brood des levens. Ze hoeft niet te wachten totdat alle heilsfeiten zich hebben voltrokken. Ze hoeft niet te wachten tot de apostelen op pad gaan naar Tyrus, Sidon, Beiroet en verder. Ze ontvangt het heil. En als teken, als sacrament daarvan, ook genezing voor haar dochter. En de rest van de wereld? Dat zal ons, de volgende generatie, een zorg zijn.

Het verhaal is een belofte. Een teken van hoop. Een signaal dat heidenen in het heil mogen delen (Jesaja 56: 6-7).

Klaas van der Kamp

Het materiaal van KerkinActie bestaat naast deze preekschets verder uit: 

  • Een filmpje van de zandtovenaar
  • Gebed
  • Gedicht
  • Powerpoint ter ondersteuning van de collecte


Illustratie voorpagina: ‘En haar dochter was vanaf dat moment gezond’ (illustratie Marjolein Hund, uit ‘Kinderbijbel bij de Herziene Statenvertaling’, uitgave Royal Jongbloed)