Foto: Ds. Pieter van Winden (rechts) na afloop van zijn eerste workshop, praat nog even na met één van de deelnemers

Predikant als duizend-dingen-doekje


‘Ik heb wel enkele keren overwogen om een carrière switch te maken. Als predikant ben je toch een soort duizend-dingen-doekje van de kerk. Je kan overal voor benaderd worden’. De Bond van Nederlandse Predikanten hield 21 mei een jaarlijkse predikantendag voor de leden. Vanuit de classispredikanten was ik (Klaas van der Kamp) gevraagd om mee te denken over het programma. Het ging over het onderwerp ‘Als het spannend wordt…’, een thema waar je als classis veel mee te maken hebt, tegelijk een thema waar iedere predikant in meerdere of mindere mate wel mee te dealen krijgt.

’s Middags konden de bezoekers een workshop kiezen. Relatief jonge predikanten, die na 2014 in het ambt waren gekomen, konden een eigen workshop bezoeken. En dat deden ze. Zo’n twintig jonge predikanten en zijinstromers. Ze werden vooral uitgenodigd om met elkaar in gesprek te gaan. Er waren een paar speelse vragen opgesteld om de tongen los te maken. ‘Welke privé-afspraak zou je nooit aan de kant schuiven voor je werk?’ was zo’n vraag. Er kwamen al gauw antwoorden als ‘die ene dag dat ik mantelzorger ben voor een familielid’, ‘de dinsdagavond als ik naar het koor ga’, ‘de keren dat ik afgesproken heb dat we op vakantie gaan’. Tegelijk was er bij elke spreker aarzeling. ‘Dan gaat privé voor, tenzij….’. De jonge predikanten spraken door over dat voorbehoud en de spanning die dat oproept. Ze waarderen het ambt van predikant, maar dat voortdurende gevoel beschikbaar te moeten zijn ervaren velen als  het meest lastige onderdeel van het werk.

Je moet als predikant daarbij werken aan het verwachtingenmanagement van bepaalde gemeenteleden. ‘Het is de kunst de gemeente ook zelfvoorzienend te maken; maar juist dat verlangen kost ook weer energie’, verzuchtte één van de predikanten. ‘Het is lekker af en toe iets meer afstand te nemen’. ‘Spreken jullie er ook over wat je takenpakket is?’, vroeg een oudgediende. ‘Natuurlijk’, reageerde een relatief jonge predikant, ‘maar dat is ook het lastige, want je bent toch een soort duizend-dingen-doekje’.

‘Zouden jullie anderen stimuleren om predikant te worden?’ was een andere vraag. ‘Zeker niet’, zei iemand. ‘Ik heb met roepingenzondag geen oproep gedaan. Daarvoor is er te veel onduidelijkheid’. Een ander reageerde: ‘Ik vind het toch ook wel heel mooi werk. Waar kom je het tegen dat je om niet met mensen over zaken mag spreken die hen ter harte gaan. En je hebt over baanperspectief niet te klagen. Want de kerk heeft voldoende plekken waar je kunt beginnen’.

Op de vraag van de Bond van Predikanten, wat de vakbond voor de jonge collegae kon betekenen, klonk vooral het verlangen om af en toe collegae te spreken. ‘Een koffie-automaat-momentje’, noemde iemand het. Een ander wees op het initiatief van de IZB voor predikanten in de eerste gemeente en een derde noemde het aanbod van de classis Zuid-Holland-Noord die een enkele keer predikanten tot 45 jaar bij elkaar nodigt.

Helpt samenwerking?

Ds. Pieter van Winden, die als interim-predikant ook enkele gemeenten begeleidde in oostelijk Nederland, werkt nu al weer een tijdje in het zuiden als interim-predikant en als streekpredikant in de Kempen. Hij leidde een workshop over de vraag ‘Helpt samenwerking als het spannend wordt?’ Hij inventariseerde eerst bij de werkgroepleden of men plezier beleeft aan samenwerking. De meeste predikanten bleken de samenwerking vooral als noodzaak te beleven. ‘Als je wilt trouwen, kruip je toch graag bij elkaar op schoot?’, daagde de workshopleider uit. ‘Ik weet niet of de metafoor helemaal opgaat’, reageerde iemand. ‘We lopen tegen de grenzen aan van wat er in formeel opzicht is toegestaan’, zei een ander. ‘Veel mensen in de kerkenraad zijn druk, dus dan moet je als beroepskracht behoorlijk alert zijn en brandjes blussen’, reageerde een derde.

Pieter van Winden noemde enkele elementen die aan de orde zijn bij samenwerking: er moet balans zijn tussen geven en nemen; je moet er alert op zijn dat de autonomie van elke partij gehandhaafd wordt; je mikt op relaties en innovatie; je moet los kunnen laten. ‘Het vraagt om communicatie, om een gunfactor, om besef van identiteit’, vulde de groep aan. Pieter van Winden noemde vervolgens een A, B, C, D vanuit de literatuur, elementen die nodig zijn om een samenwerking te laten gelukken. De A staat voor Autonomie en het besef dat je bestuurlijke zelfstandigheden recht moet doen. De B staat voor een Brede aanpak: je kunt op een deelthema beginnen, maar moet flexibel genoeg zijn om andere elementen er bij te betrekken of te switchen. De C staat voor Centrale missie. Het gaat om missie, visie en oog voor de context. Het gaat nogal eens mis op die onderdeel. Kerken zijn minder gewoon te spreken over hun ‘product’: het geloof. En de D staat voor Design leiderschap, de sturing en ondersteuning van het proces.

De predikantendag werd geopend met een liturgie, waarbinnen ds. Susanne Freytag, voorzitter van het bestuur, de overdenking verzorgde. Zij sprak vanuit Numeri 11 over Mozes die overspannen geraakte van zijn werk. God reikte hem een oplossing aan: niet terug naar de vleespotten van Egypte, niet op de vlucht slaan, maar delegeren. Delegeren, anders dan een manager, aldus Susanne Freytag, door de Geest die neerdaalde op 70 oudsten.

Pitches

Drie predikanten gaven een korte pitch van waar je aan kunt denken bij spanning in de gemeente. Ds. Esther Weijenberg (Amstelveen) vertelde over de periode dat ze in Tubbergen werkte. Er kwam een azc in het naburige Albergen. Ze werd door talloze media benaderd om een mening te ventileren. Ze opereerde daarin voorzichtig. Binnen de gemeente waren beide flanken aanwezig, flanken met voorstanders en met sceptici. Ze koos voor een lijn, waarbij ze in de eredienst niet zozeer voor of tegen de komst ageerde, maar vooral inging op wat het zou kunnen betekenen naaste, noaber te zijn.

Ds. Jacco Overeem, ooit predikant in Wilsum en tegenwoordig verbonden als medewerker aan Kerk en Israël bij de Dienstenorganisatie, ging in op de spanning die de Gazacrisis oproept en de manier waarop je de flanken probeert recht te doen. ‘Als je je ingraaft in een bubbel, begrijp je de pijn van de ander niet’, legde hij uit. Het heeft ook geen zin de ander op te roepen tot een ander standpunt, als je niet zelf bereid bent open het gesprek aan te gaan.

Ds. Henk van Veldhuizen, tegenwoordig predikant in Emmeloord, vertelde over de spanning die hij heeft ervaren in een vorige gemeente, toen het in het kader van een fusie ging om de keus voor een kerkgebouw. Zijn voorbeeld was wel zeer herkenbaar, bleek uit de reacties uit de zaal. Het kostte veel energie door te blijven gaan met prediking en eredienst op het moment dat de bestuurlijke spanningen groeiden. Wat hielp was het besef van roeping. En wat hielp was wellicht ook de nuchtere kijk vanuit zijn agrarische achtergrond, waar het motto was: ‘En de boer, hij ploegde voort….’.

De actievoerder Husky zorgde voor muzikale inbreng. Husky, die zelf zeven jaar theologie heeft gestudeerd, zet zich onder meer in voor Climate Action en voor Kairos Sabeel. Hij vertelde ook cursussen te geven als trainer voor hoe je demonstraties organiseert. Hij sloot onder meer aan bij het gebed in de liturgie waar gebeden werd dat de trits ‘hoop, lef en trots’ niet de trits ‘geloof, hoop en liefde’ zou overschaduwen. Hij zong: ‘Je sprak van hoop, maar ik zag geen zier / je sprak van hoop, maar alles brandde hier. Je was nergens in mijn stil verdriet’. En over het thema van de bijeenkomst, de spanning zong hij: ‘Toen het spannend werd, kwam je niet naast me lopen. In mijn angsten liepen al mijn dromen dood’. Ds. Claartje Slootmans van de BNP dacht Husky na afloop van zijn optreden bloemen te geven. Maar die weigerde hij. ‘Ik vind dat je bloemen niet moet afsnijden’.

Bliksemafleider, batterij en schakelaar

Dr. Theo Pleizier, universitair hoofddocent praktische theologie van de PTHU, was gevraagd nader te reflecteren op het thema spanning. Hij wees op de twee kanten van spanning. Het kan je blokkeren, het kan je ook in een positie voor verandering brengen. Hij citeerde werk van Manfred Josuttis en kwam tot drie beelden: de predikant die de spanning laat wegvloeien (de bliksemafleider), de predikant die de energie bewaart (de batterij) en de predikant die de energie evenwichtig laat stromen (de schakelaar).

De kerk heeft drie momenten waarop de energie kan boven komen. De kerk kan met een mening komen, een opinie. Theo Pleizier was daarin terughoudend. Het protestantisme is minder van het centrale gezag en meer van de vrije uitwisseling van meningen. De predikant heeft vervolgens ruimte in de verkondiging om energie zichtbaar te maken. En in het diaconaat, een derde optie, kan het praktische handelen verbinding geven tussen dorp en stad, tussen migrant en autochtoon, tussen arm en geprivilegieerde mensen.

Pleizier noemde vervolgens de zielzorg als mogelijkheid om met spanning om te gaan. Dat heeft meer met de stille kant van de kerk te maken. De laatste anderhalve eeuw is hier meer aandacht voor gekomen, na de verlichting. Schleiermacher is bij uitstek de theoloog die ruimte vraagt voor het subject, de empathie, de narrativiteit. De kerk is daarbij uniek in de samenleving. Waar vind je elders mensen die zo belangeloos luisteren en die geen nota sturen achteraf?

Pleizier noemde vervolgens in navolging van Jürgen Zimmer drie momenten in de geschiedenis die eigen accenten in de zielzorg hebben gegeven. Hij noemde de aandacht voor de doop in de vroege kerk. De doop is een moment in het persoonlijk leven, waarin je Egypte de rug toe keert en je uitstrekt naar beloofd land. In de Middeleeuwen kwam er aandacht voor de boete. De biecht was er op gericht waardig deel te nemen aan de eucharistie. Een derde moment herkende Pleizier in de Zwitserse Reformatie. Martin Bucer pleitte voor het persoonlijk huisbezoek. Hij had oog voor de samenhang van de gemeente. Pleizier ging tenslotte in op de predikant als verbinder. Hij citeerde paus Franciscus die het beeld gebruikte van een veldhospitaal. En hij benoemde als eigene van de protestantse traditie de verbinding in de geest van de unio cum Christo.

Pleizier sloot zijn verhaal af met een dia van olie en de tekst ‘oliemannetje’ en ‘olievrouwtje’. Daarmee benoemde hij het werk van de predikant even op een zelfde manier als later op de dag in de workshop van de jonge predikanten gebeurde: het werk van een predikant is zeer breed en vaak opportunistisch, een duizend-dingen-doekje gelijk.

Foto onder: Gezicht op de zaal met op de voorgrond ds. Rinze Marten Witteveen uit Haarlem (emeritus)