Najaarssynode 2019

- een impressie van ds. Oane Reitsma, Enschede - 

Op 14 en 15 november vond de najaarssynode plaats. Naast de benoeming van een nieuwe preses, ds. Marco Batenburg uit Gouda, die de komende 3,5 jaar gedurende de resterende termijn van de in september afgetreden preses Van Meggelen als synodevoorzitter zal dienen, stonden er deze keer vooral bezinningsonderwerpen (tussenrapportages) op de agenda over onderwerpen waar in 2020 over besloten zal moeten worden.

            (1) Het eerste tussenrapport was afkomstig van de werkgroep Ambt. Deze werkgroep zal, naar aanleiding van ambtsvragen die opkomen uit de praktijk in pioniersplekken en kleine gemeenten en uit de positie van kerkelijk werkers, in april 2020 een voorstel doen voor een hernieuwde ambtsvisie binnen de Kerk. Aan de hand van twee prikkelende stellingen voerden de synodeleden een oriënterend gesprek: (a) ‘het geordineerde ambt (predikant) moet helder onderscheiden blijven van de andere ambten in een gezonde ambtsvisie’; en (b) ‘elke gemeente heeft recht op een voorganger die bevoegd is Woord en Sacramenten te bedienen’. (2) De Commissie Werkzaam Vermogen richt zich op de vraag hoe de Kerk beleid kan ontwikkelen om het vele geld dat sommige plaatselijke gemeentes reserveren ‘werkzaam’ te maken en niet ‘op te potten’. Daar is het voor gegeven. Onroerend goed buiten beschouwing gelaten, gaat dit vaak om enorme bedragen (landelijk tussen € 1 en 2 miljard). (3) De Werkgroep Kleine Gemeenten bestudeert de vraag of de lichtere regels waarin de kerkorde voor kleine gemeentes reeds voorziet, genoeglijk bekend zijn in den lande, en of er anderszins ook lichtere regels kunnen gaan gelden, bijvoorbeeld zoals voor de pioniersplekken het geval is. Een achilleshiel is hierbij dat dergelijke regels niet moeten worden aangegrepen om soms met weinig visie als enige doel te hebben om als gemeente te blijven voortbestaan en samenwerking met andere gemeentes te lang uit te stellen. Alle drie de thema’s komen in het voorjaar terug.

            Dat pioniersplekken die zelfstandig willen worden onder voorwaarden veel ruimte voor experiment gegund moet worden, was afgelopen april al door de synode besloten. Nu dan moesten die ‘voorwaarden’ vastgesteld worden, wat voorlag in een voorstel voor een beleidskader voor kerngemeentes – want zo gaan deze gemeentes heten. Zij vallen niet onder een (algemene) kerkenraad, maar direct onder de classis (zoals andere gemeentes ook). Alleen pioniersplekken die al tussen de 5 en 15 jaar bestaan kunnen aanspraak maken op deze status. Overigens zullen bij lange na niet alle pioniersplekken dat willen, omdat het ook extra verplichtingen schept. Als uitgangspunt wordt gekozen voor ordinantie 2-5-2 (gemeenten van bijzondere aard), met door het beleidskader nader ingevulde voorwaarden. Om verbondenheid met en draagvlak bij de gevestigde gemeentes te hebben, moeten deze kerngemeenten minstens tien PKN-(doop)leden kennen. De kernraad van een gemeente moet (afgezien van een eventuele voorganger of predikant) bestaan uit drie leden. Een kernraad kan ook groter zijn en niet-ambtsdragers bevatten, maar minstens drie kernraadleden moeten belijdend lid zijn van de PKN. Er was vooral discussie over de sacramentsbevoegdheid van ouderling-pioniers. Gekozen is om de structuur dicht bij die van ouderling-kerkelijk werkers te houden: eventuele sacramentsbevoegdheid geldt uitsluitend voor de eigen pioniersplek, preekbevoegdheid voor alle pioniersplekken. Wel zijn daar vormings-, scholings- en geschiktheidseisen aan. Het tweede discussiepunt was de vraag of predikanten ook onbezoldigd voor een pioniersplek mogen werken. Hiervoor heeft de synode ruimte geschapen. De synode zal zelf besluiten over iedere komende aanvraag voor de status van kerngemeente. Beoogde kerngemeentes zullen in hun aanvraag begeleid worden door het Landelijk Dienstencentrum.

            Unaniem was de instemming met de rapportage Werk aan de Schuilplaats. Het rapport waarin 20 jaar kerkelijk beleid rondom seksueel misbruik is samengevat en straks aanbevelingen gedaan zullen worden voor verder concreet beleid voor plaatselijke gemeentes om een veilige gemeente te zijn, zoals het instellen van (bij voorkeur twee) vertrouwenspersonen in een gemeente.

            De laatste ronde kerkordewijzigingen ten gevolge van Kerk-2025 zijn in tweede lezing vastgesteld. En het plan voor een nieuwe Kerkcampus voor de landelijke diensten van de kerk en samenwerkende partners is flink teruggeschroefd. Niet langer is het campusmodel uitgangspunt, maar een zogenaamd ‘ecosysteem’, waarbij er eerst kleiner wordt gezocht naar het huisvesten van partners aan wie diensten kunnen worden uitbesteed kunnen worden gehuisvest in het huidige gebouw in Utrecht, opdat wederzijdse kruisbestuiving vruchtbaar zal zijn voor deze organisaties en de kerk als geheel. Bijzonder focus hierbij zal zijn het opvoeren van de dienstbaarheid aan de plaatselijke gemeentes.

            Martine Oldhoff MA, promovenda aan de PThU, gaf een inleiding over het theologisch denken over deziel; het jaarthema van de Kerk dit jaar. Haar lezing is te vinden op de website van de landelijke kerk. Ook is daar informatie te vinden over de aanbieding van het armoederapport. Met 1,3 miljoen uur vrijwilligerswerk en €40 miljoen, bieden de kerken een significante bijdrage aan het tegengaan van armoede in onze samenleving.


Tekst: Oane Reitsma, synodelid
Foto's: Boven: een felicitatie voor de nieuwe preses ds. Marco Batenburg; Onder: zicht op de afgevaardigden; Compleet onder: een stemming tijdens een eerdere synode