Column over gastvrijheid 

Ik heb een hekel aan briefjes. Je stapt bij voorbeeld een kerk binnen, of een ander gebouw, er is niemand, en dan hangen er zelfklevende memoblaadjes met teksten. ‘Stilte s.v.p.’, terwijl er niemand is. Of bij een zitplaats: ‘Alleen voor notabelen’. Het zijn van die stille dienders, die 24 uur per dag je stilzwijgend de les lezen.  Soms camoufleert men dat. Ik ken een kerk met een bordje bij het toegangshek: ‘Jezus is hier’, met andere woorden: ‘Pas op je tellen’. En als je weggaat staat er aan de andere kant een bordje met: ‘Jezus blijft hier’…

Ik moest er aan denken, toen ik hoorde dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een wedstrijd organiseert. De dienst zoekt de meest gastvrije kerk in Oost-Nederland. Nog tot 15 februari kunnen kerken zich aanmelden. Ik adviseer de jury: kerken met briefjes vallen bij voorbaat af. Natuurlijk realiseer ik me dat er meer voor nodig is om de titel ‘meest gastvrije kerk’ in de wacht te slepen.

Gastvrijheid is een deugd. Het is de meest radicale vorm van sympathie. Je probeert je voor te stellen wat de bezoeker prettig vindt en je gedraagt je dienovereenkomstig. Wil de ander rust, dan stel je je bescheiden op. Zie je iemand ongemakkelijke heupbewegingen maken, dan wijs je de weg naar een toilet. En dan is het toilet gratis, niet van die slinkse toestanden als bij de benzinepomp waar je moet betalen, een tegoedbon krijgt van 50 eurocent en dan in de tankshop merkt dat de meest simpele versnapering begint bij 85 eurocent. 

Gastvrijheid veronderstelt, dat de deur van de kerk geopend is. Ik heb het gevoel dat rooms-katholieken daar beter in zijn dan protestanten. Onlangs nog fietste ik van Haarle naar Mariënheem naar Luttenberg. Een rooms rondje. En waar ik ook kwam, ik kon overal zo de kerk binnenstappen. En al die rooms-katholieke kerken hebben een wijwaterbakje bij de deur. Zonder briefjes. Je mag zelf kiezen of je je wilt reinigen. En er is van alles te zien. Kaarsjes. Kruiswegstatiën. Stenen met namen van overledenen. Schelpjes met namen van kinderen. Maar het allerbelangrijkste zijn de mensen die je ontvangen.  

Ooit kreeg ik gasten uit Zuid-Afrika. Voor het werk. Ze bleven drie dagen. Ik haalde ze van Schiphol. Nam ze mee naar het werk; en zette ze later af bij hotel Van Dijk aan de IJsselkade. De volgende dag liet ik ze Kampen zien en het Iconenmuseum en ik at met ze in de Stadsherberg. De dag daarop haalde ik ze weer op en reed naar Schiphol. Drie drukke dagen voor mij. Ik verwachtte waardering, maar ik zag op Schiphol enige terughoudendheid. Ik informeerde naar de reden. En toen kwam het hoge woord er uit: ‘Wat er mis was met hen als gasten. Ze vonden het vreemd dat ze naar een hotel werden gebracht. In Zuid-Afrika ontving je mensen die er toe doen gewoon thuis’. Ik leerde mijn lesje. Gastvrijheid betekent je volle sympathie de ander gunnen.