OPENING BREED MODERAMEN 8 JANUARI 2021
- de weg met blijdschap gaan-
opgesteld door Klaas van der Kamp
een digitale bijeenkomst van het Breed Moderamen van de Classis Overijssel - Flevoland

Openingsdaad

We steken een kaars aan.

Openingswoord

We zijn een nieuw jaar Anno Domini begonnen.
We zetten de toon met een bijbelvers uit Handelingen 8: 39:
‘Hij ging zijn weg met blijdschap’.
Het woord komt uit de mond van Lukas.
Hij beschrijft daarmee de gang die de eunuch uit Ethiopië aflegt, nadat hij door Filippus is gedoopt.
Hij is onder de eerste Afrikaners die het geloof aanneemt.

Laten we bidden met een parafrase op de tekst die het Zuidafrikaans bijbelgenootschap ons aanreikt:

Gebed

Dat we, Here God, in dit nieuwe jaar
Uw aanwezigheid mogen ervaren in ons werk als breed moderamen. 
dat Uw Geest ons richting geeft en vreugde. 

Dat we, Here God, in dit nieuwe jaar
als samenleving en als kerk
verlost mogen worden van bijtende ziektes,
van dreiging van virus.
Ons hart ziet uit naar
blije zang,
blijmoedige samenkomsten,
blijpostig elkaar aanspreken op ademafstand.  

Met de Zuidafrikaanse christenen bidden we: 
‘Hoe geweldig het is,
hoe fantastisch,
om genezen te zijn’.

En dan denken we niet alleen aan genezing
naar lichaam en ledematen,
we denken ook mentaal,
zoals onze Zuidafrikaanse zusters en broeders verwoorden:
‘genezen van de bijtende ziekte van racisme en onderscheid’.
Zo denken wij aan genezing van
tweespalt, die onze samenleving opdeelt
in arm en draagkrachtig,
in vrouw en manmachtig,
in allochtoon en oorspronkelijk,
in digibeet en digivaardig,
in gearriveerd en nooitaankomend.
Dat we mogen ‘leven als Uw volk, samen in harmonie’.

‘Uw Geest zal dan de harten en geesten van alle mensen vervullen.
Niemand zal meer beoordeeld worden op basis van ras of kleur;
maar iedereen zal bestuurd worden met recht en integriteit’.

En dit zal het begin zijn van wat U beloofde:
het leven dat nooit eindigt!

Bijbellezing
- Handelingen 8: 29 – 39

Toe sè die Gees vir Filippus:
Gaan daarheen en bly by daardie wa.

En Filippus het daarheen gehardloop
en hom die profeet Jesaja hoor lees;
en hy sè:
Verstaan u wel wat u lees?

En hy antwoord:
Hoe kan ek tog as niemand my die weg wys nie?
Toe vra hy Filippus om op te klim
en by hom te kom sit.

En die gedeelte van die Skrif
wat hy besig was om te lees, was dit:
Soos ’n skaap is Hy gelei om geslag te word,
en soos ’n lam wat stom is voor die een wat hom skeer,
so maak Hy sy mond nie oop nie.

In sy vernedering is sy oordeel weggeneem,
en wie sal sy geslag beskrywe?
Want sy lewe word van die aarde weggeneem.

En die hofdienaar antwoord en sè vir Filippus:
Ek bid u,
van wie sè die profeet dit,
van homself of van iemand anders?

En Filippus het sy mond geopen
en van hierdie Skrif af begin
en die evangelie van Jesus an hom verkondig.

En terwyl hulle voortreis op die pad,
kom hullie by water;
en die hofdienaar sè vir hom:

Daar is water;
wat verhinder my om gedoop te word?

Toe sè Filippus:
As u glo met u hele hart,
is dit geoorloof.

En hy antwoord en sè:
Ek glo dat Jesus Christus die Seun van God is.

En hy het beveel dat die wa moes stilhou;
en hulle het altwee in die water afgeklim,
Filippus en die hofdienaar;
en hy het hom gedoopt.

En toe hulle uit het water opklim,
het die Gees van die Here Filippus sielik weggevoer,
en die hofdienaar het hom nie meer gesien nie,
want hy het sy weg met blydskap gereis.

Reflectie

Voor me ligt het boek ‘Hij ging zijn weg met blijdschap’. Mijn hoofdredacteur bij het Friesch Dagblad, Ype Schaaf, heeft het in 1990 gepubliceerd. Het gaat over de geschiedenis en de rol van de Bijbel in Afrika.

Het is geen wonder dat Ype als titel teruggrijpt op Handelingen 8: 39. In zekere zin lezen we daar iets van de oorsprong van de kerk in Afrika. De dopeling komt immers uit Ethiopië. En zoals Lydia één van de eerste dopelingen is in Europa en daarmee de kerk in Europa een gezicht geeft, zo is het deze kamerling uit Ethiopië die de kerk in Afrika gestalte geeft. De kamerling heet ook wel hoge ambtenaar en ook wel eunuch. En vanwege dat woord ‘eunuch’ vermoeden we waarom de tekst uit Jesaja hem zo aansprak. ‘Wie zal van zijn nakomelingen verhalen?’, heet het in de NBV (de vertalingen verschillen onderling behoorlijk bij deze vertaling). De eunuch kan zich van alles voorstellen bij zo’n vers. Wat kan je je denken bij nakomelingen als je eunuch bent? 'Over wie spreekt de profeet?', vraagt de eunuch, 'over zichzelf of over een ander?' In feite is de vraag: 'Mag dit over mezelf gaan?' De eunuch is vol hunkering; de man die doordat hij vreemdeling is alleen aan de rand van de tempel kon komen, en die omdat hij gesneden was eigenlijk nergens toegang had, krijgt door het lezen van de tekst een glimpje hoop. Zou dit over mij kunnen gaan? 

En dat gaat het. Maar dan toch ook weer niet direct. Jesaja spreekt – zo blijkt – niet over zichzelf, maar over Christus. Van de Here weten we niet of hij nakomelingen heeft gehad. Het is een kerkelijke traditie om er van uit te gaan, dat hij geen fysieke nakomelingen heeft. Hij spreekt volgens Mattheüs 12: 47 sterk relativerend over fysieke familie: ‘Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broers?’ En in Lukas 14: 26 stelt Jezus: ‘Wie mij volgt, maar niet breekt met zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja zelfs met zijn eigen leven, kan niet mijn leerling zijn’.

Het gaat Jezus dus om leerlingen. En dat geeft deze eunuch de vrijmoedigheid zich aan te sluiten bij de Jezus-beweging. Vandaar de afsluiting: 'Hij ging zijn weg met blijdschap'. Lukas volstaat niet met een woord als 'voortgaan'. De 'weg' wordt er expliciet bij genoemd. Het woord is geladen; christenen zijn mensen van 'de weg'. Het is de weg die Johannes voorbereidt voor Christus. En het is een woordspel waarmee Lukas (en mogelijk een eventuele hebreeuwse tekst onder het grieks) bewust jongleert. Het sterkst in vers 31 als de eunuch vraagt om iemand die hem 'de weg wijst'. Er zitten dus gelaagdheden in die weg; de weg van Jeruzalem naar Gaza (vers 26) is één ding, maar de diepere gang is de weg in het voetspoor van Christus. Daarmee is zelfs de interpretatie van het bezittelijk voornaamwoord vol spanning: 'zijn weg'. Je bent geneigd om de z met een hoofdletter te schrijven 'Zijn weg'. 

De oorspronkelijke joodse lezers moeten dat besef versterkt hebben binnengekregen als ze vernemen dat de weg 'met blijdschap' wordt gegaan. Het woord 'sjimcha'/'vreugde' kennen we onder meer uit het feest 'simchat ha-tora', het feest van de wet. De eunuch gaat een weg die vanuit de profeten leidt naar de tora zelve, de blijde boodschap, het evangelie. 

In het boek ‘Hij ging zijn weg met blijdschap’ laat Ype Schaaf zien dat de Afrikaners op een eigen manier het evangelie hebben toegepast. En het lijkt me voor ons als classis Overijssel-Flevoland van belang ons daarin te verdiepen, nu Kerk in Actie onze classis qua zwo-beleid aan Zuid-Afrika heeft gekoppeld.

Ype ziet in dat er vanaf het begin van de jaartelling een Koptisch-Orthodoxe en een Ehtiopisch Orthodoxe Kerk is en een verdwenen Nubische Kerk van Sudan. Maar dat zijn slechts vingeroefeningen voor de kerk die vanaf de zestiende en vooral de negentiende eeuw hun ingang vinden in Afrika. ‘Christus ontmoeten in de bijbel betekent in Afrika vanzelfsprekend als Afrikaan Christus ontmoeten’, aldus Ype. En: ‘Daar waar vanaf de negentiende eeuw de prediking van zending en missie indruk maakt en de mensen de bijbel in de eigen taal in handen krijgen, komt vroeger of later overal de behoefte naar voren van een eigen ontmoeting met Christus’.

Dat raakt de liederen die men als Afrikaners overneemt van Europa, maar vanaf het begin voorziet van een eigen ritme, met een voorkeur voor de verhalende liederen en het gebruik van drums en eventueel trompetten en gitaren en gepaard laat gaan met dans.

Nog boeiender wordt het als je kijkt naar de boodschap zelf. ‘Verinheemsing van de Boodschap’, zegt Ype, ‘is een van de consequenties van de vleeswording van het Woord’. Protestanten zullen daarbij moeten wennen aan het begrip accommodatie. Soms sluit de eigen situatie direct aan bij de situatie in Afrika. In ieder geval herkent de Afrikaan zich in de sterke verbondenheid met de voorouders, zoals het in Genesis naar voren komt. De lijsten waarin de generaties worden genoemd zijn de Afrikaners op het lijf geschreven. De Afrikaan verstaat zichzelf door te letten op de afkomst van hemzelf en zijn voorvaderen. Leven bestaat uit de levenden, de nog niet geborenen en de doden samen. 

Ype kon hier met humor over vertellen. Hij memoreerde dan hoe hij een reis maakte door de jungle die vele uren duurde. Om de tijd te doden sprak hij met de chauffeur. De chauffeur stelde de beleefde vraag naar de familie van Ype. En Ype vertelde dat hij met Jopie was getrouwd en drie kinderen, drie zonen had. Daarop retourneerde Ype de vraag naar de chauffeur. En deze, zo glunderde Ype als hij het verhaal vertelde, was meer dan een uur aan het woord om de namen van zijn voorgeslacht te benoemen en in te kleuren. 

Terug naar de Afrikaanse manier van bijbellezen en voorgaan in de kerk. Het leiderschap wordt in eerste instantie gezocht bij de leiders van het volk, die daarbij voorgaan in de kerk. Het leiderschap heeft iets hypnotisch, in de stijl van de oude chefs. Het zijn dus niet direct de zeventig die worden uitgezonden, niet de ouderlingen en diakenen zoals ze in de westerse traditie vertrouwd zijn geworden; het zijn de oude chiefs en de magische leiders die in Afrika de toon zetten. 

Lastig is het idee van ‘zonde’ voor de Afrikaners, zegt Ype Schaaf. Wat moet je je voorstellen bij 'zonde'? Het kan zijn dat je een ritueel niet goed uitvoert, maar om nou over 'zonde' te spreken in calvinistische zin, is lastig. Schuld wordt in Afrika vaak afgeschoven. Wanneer iets verkeerd gaat is er een oorzaak, die bijvoorbeeld gevonden wordt in de geesten van de vaderen of bij een vijand. Je kunt dus wel verhoudingen herstellen en beter in het lood zetten, maar dat is nog iets anders dan je eigen morele besef aanpassen. Het schuldbesef is bij de Afrikaners anders verankerd dan bij de meer individualistische Europeanen. En als er minder besef is van eigen schuld, ligt het begrip vergeving ook lastig. Hoe zou je dankbaar zijn voor iets wat jou niet wordt aangerekend, als het in oorspronkelijke zin ook niet met een morele wandaad van jezelf te maken heeft? 

Voor veel Afrikaners dragen sacramenten bij aan de versterking van hun levenskracht. Protestanten mogen spreken over een gedachtenismaal, voor Afrikaners is het toch vooral een versterking van de levenskracht; een ander aspect dat overigens in de klassieke leer van het avondmaal ook een plek krijgt. Lima onderscheidt vijf betekenissen van het heilig avondmaal. Het gedachtenismaal is er één van. Maar er zijn andere aspecten, zoals het vieren van de gemeenschap en het uitzien naar de maaltijd in het komende koninkrijk. Dergelijke noties liggen dichter bij de vitaliteit van het sacrament, waar Afrikaners meer aansluiting bij hebben. 

Ype citeert dr. Jean Kotto uit Cameroen die eens heeft gezegd: ‘De Afrikaan eet alles op wat de blanke hem voorzet, alleen hij verteert het op zijn manier’. Dat merk je aan het bijbellezen. Ype: ‘De zendingen en de missies leveren in de koloniale periode een bijdrage in het verwestersen van Afrika. Dit gebeurt bij de geloofszendingen door sterk de nadruk te leggen op geestelijke zaken. Zij vinden het Johannesevangelie belangrijk en het Nieuwe Testament. Sommigen van hen maken liedboeken in Afrikaanse talen, waar het woord ‘God’ niet in voorkomt; alles is alleen gericht op Jezus de verlosser van zonde en dood. De Griekse scheiding van lichaam en geest, van vlees en geest, die on-Afrikaans is, wordt uitgedragen’. De Afrikaners houden lichaam en ziel bij elkaar; er sprake van een totaal leven en een balans in de verschillende onderdelen. Het Bantoe-begrip Ubuntu is vertrouwd en heeft te maken met onderlinge verbondenheid en menselijkheid. 

Als een vast refrein in zijn boek pleit Ype Schaaf voor een proces van Afrikanisering. Hij zegt als het over vertalen gaat: ‘Vertaalconsulenten van de bijbelgenootschappen bepleiten functioneel equivalente vertalingen, die grote aandacht schenken aan de ontvangende taal en zo de bijbelse boodschap zo dicht mogelijk bij de Afrikaanse mens in zijn situatie brengen’. Dus westerse christenen moeten hun westerse concepten durven laten strippen. Juist doordat er een vertaling van het evangelie ontstaat die past bij de Afrikaanse context kunnen westerlingen scherper gaan zien hoe in hun eigen interpretatie kern van het evangelie en culturele aanpassingen zich met elkaar hebben verbonden. Het opzetten van een Afrikaans masker kan een Westerse duiding ontmaskeren. 

We zien een opkomende herkenning onder Afrikaanse theologen bij het werk van de Geest. Afrikaners sluiten die Geest niet op binnen de muren van de kerk. Ype werkt dat concept niet uit; maar je vindt het sterk in teksten van de oecumenische beweging. Dergelijke teksten spreken over ‘een leven gevende Geest’ in allerlei facetten van de samenleving. Een dergelijke woordkeus is overgenomen door de wereldwijde gemeenschap van kerken, verenigd in oecumenische en evangelische christenen en beschreven in ‘Samen voor het leven’, over zending en evangelisatie in een veranderende wereld (2013).  Een citaat: ‘We moeten ons begeven in de wijdere context en met die context in dialoog treden, om te ontdekken hoe Christus reeds aanwezig is en waar de Geest van God reeds aan het werk is’. En: ‘Het is niet onze taak om God mee te brengen, maar om te getuigen van de God die er reeds is. Dialoog biedt een eerlijke ontmoeting waarin elke partij zichzelf volledig geeft op een open, geduldige en respectvolle manier’.

Wie de recente geschiedenis van Zuid-Afrika bestudeert, raakt gefascineerd door de positie die kerk en theologie daarin spelen. De kerk was in de tijd van de apartheid een van de weinige organisatievormen die was toegestaan onder het blanke minderheidsregime. Het is daarmee een bron van kracht geworden in handen van mensen als Allan Boesak, Frank Chicane en Beyers Naudé. Met het doorzetten van de veranderingen zijn er tegelijk nieuwe vragen opgekomen. Want ook een zwart meerderheidsregime komt elementaire menselijke vragen tegen, zoals: Hoe kunnen we recht doen aan een bovenlaag van de bevolking in relatie tot de grote onderlaag? Hoe kunnen we een samenleving zo inrichten dat de voedingsbodem van geweld en discriminatie verdwijnen? Hoe kunnen we een land inrichten gebaseerd op recht en gerechtigheid?

Me dunkt, dat vraagt om verdere studie bij de profeten van Israël. En misschien kunnen we af en toe het oor lenen aan mensen die in Afrika zelf werken of gewerkt hebben; de huidige theoloog des vaderlands, Almatine Leene is daar trouwens een voorbeeld van. 

Zingen

Luisteren we tenslotte naar een eerste stukje Youtube, waar Lotti het Zuidafrikaanse volkslied zingt. De Nederlandse vertaling rolt door beeld:

https://www.youtube.com/watch?v=UPW9SsYIZkI
(tot 2.19 minuten draaien)

Illustratie: beeld overgenomen van omslag 'Hij ging zijn weg met blijdschap' van Ype Schaaf