Ds. Dirk van Keulen uit Rijssen heeft voor zijn eigen gemeente Open Hof een aantal artikelen geschreven voor het kerkblad en een bezinning voor een eredienst over het thema ‘De maaltijd van de Heer’. De teksten geven impliciet een verdieping aan het landelijke thema ‘Aan tafel!’ dat de gemeenten wordt aangereikt voor het seizoen 2021-2022. We geven hieronder de artikelen weer, waarin elementen zitten die ongetwijfeld voorgangers en andere ambtsdragers kunnen inspireren.


De maaltijd van de Heer


Alle predikanten binnen de Protestantse Kerk in Nederland moeten elk jaar een paar weken besteden aan nascholing. Daarvoor moeten zij een plan schrijven: welke cursussen wil je volgen aan de Protestantse Theologische Universiteit? Wat ga je daarnaast aan eigen studie doen?


Deze nascholing is bedoeld om je als predikant nader te verdiepen in iets wat raakt aan geloven en kerk-zijn. Zo ontwikkel je jezelf als predikant: je werkt aan verbreding en verdieping van je kennis en vaardigheden. Maar het is niet de bedoeling dat je dat alleen voor jezelf doet: het zou mooi zijn als de gemeente er ook door wordt verrijkt.


In het vorige nummer van het kerkblad hebben jullie kunnen lezen dat Astrid in de laatste week van september de training ‘Leren geloven in diaconaal handelen’ heeft gevolgd. Daar gaan we in de Open Hof vast iets van merken.


In mijn vorige gemeente Luttelgeest heb ik ook zo’n plan voor de nascholing geschreven. Het is besproken met classispredikant Klaas van der Kamp. De leden van de kerkenraad van de Open Hof hebben het ook onder ogen gehad.


Er is dit jaar nog niet van gekomen om aan de nascholing te werken. Dat betekent dat ik dit najaar er drie weken aan moet besteden – om te beginnen de laatste week van oktober. Daarom is dit nummer van het kerkblad een goede gelegenheid om te vertellen wat ik ga doen.


Ik heb dit stukje de titel gegeven: ‘De maaltijd van de Heer’. Ik had ook kunnen schrijven: ‘Avondmaal’ of ‘Eucharistie’ (dat betekent: dankbaarheid, dankzegging).


De maaltijd van de Heer is belangrijk voor mij. Dat is niet altijd het geval geweest. Nee, oh nee: als kind had ik een grote hekel aan diensten met avondmaal. Later, in de jaren dat ik theologie studeerde in Amsterdam is dat veranderd. Ik kwam toen in een protestantse kerk, waar elke zondag brood en wijn werden gedeeld. Ik moest er even aan wennen. Maar al

spoedig kreeg het grote betekenis voor me. Met vreugde sloot ik me elke zondag aan in de bonte stoet van mensen die naar voren liep voor een stukje brood en een slokje druivensap (de wijn was voor iedereen vervangen door druivensap). Ik ging van de viering van het avondmaal houden – zozeer dat ik het mis als in een kerkdienst de maaltijd van de Heer niet

wordt gevierd.


Is die wekelijkse viering van de maaltijd van de Heer niet vreemd in de protestantse traditie? Op basis van wat we gewend zijn, zou je dat al snel denken. Toch is dat niet het geval! Voor Luther was de wekelijkse viering van de eucharistie niet meer dan normaal. En niemand minder dan Calvijn heeft in Genève ook geprobeerd vast te houden aan de wekelijkse viering

van het avondmaal. Anderen wilden dat niet. Zij hebben de overhand gekregen. Zo zijn we de wekelijkse viering kwijtgeraakt. Maar dat was volgens de eerste leiders van de Reformatie niet de bedoeling.


Als nascholingsopdracht ga ik me nader verdiepen in de viering van de maaltijd van de Heer. Hoe? Ik ga erover lezen. En wat ga ik lezen? Een driedelig boekwerk. De titel is: The Eucharist. Its Origins and Contexts. Sacred Meal, Communal Meal, Table Fellowship in Late Antiquity, Early Judaism, and Early Christianity.

 

Het is een paar jaar geleden (2017) verschenen. Het is heel omvangrijk. De drie delen tellen samen ongeveer 2200 pagina’s. Het geldt als een nieuw standaardwerk over de wortels van het avondmaal. De huidige stand van het onderzoek wordt door een lange reeks auteurs samengevat in artikelen, waarbij een groot aantal thema’s aan de orde komt:


– Deel 1 is gewijd aan Oude Testament, vroeg Jodendom en Nieuwe Testament. Dus: de bijbelse achtergronden. Dan gaat het niet alleen om de bekende instellingsverhalen uit de evangeliën. Er komt veel meer aan de orde.


– Deel 2 gaat over kerkvaders en afbeeldingen (iconografie). Hoe hebben kerkvaders als Ignatius, Justinus, Irenaeus, Tertullianus, Origenes, Ambrosius, Augustinus en vele anderen over het avondmaal gedacht?


– Deel 3 bevat studies naar gedachtegoed, tradities en gewoonten uit het Oude Nabije Oosten en de Grieks-Romeinse wereld en naar archeologische vondsten.

Zo worden de ontstaansgeschiedenis en vele achtergronden van het avondmaal vanuit talloze gezichtspunten belicht.


Ik denk dat ik er veel van zal leren. Ik ga vast en zeker meer begrijpen van de viering van de maaltijd van de Heer. En ik neem me voor jullie daar af en toe eens iets over te vertellen. Dat kan via een stukje in ons kerkblad. Als het past kan dat ook in een overweging tijdens de zondagse kerkdienst. En we zouden er ook weleens een avond aan kunnen wijden. Bij zo’n avond denk ik bijvoorbeeld aan een avond over afbeeldingen van de maaltijd van de Heer. Daar zijn er vele van. In het tweede deel van de drie boeken staat een groot stuk over afbeeldingen van de derde tot en met de zevende eeuw. Ik ben benieuwd het te lezen; en te kijken naar de daarbij gevoegde foto’s.


Na de zevende eeuw zijn er nog talloze nieuwe afbeeldingen gemaakt. De meesten van ons zullen de grote afbeelding van Leonardo da Vinci wel kennen: die lange tafel met Jezus in het midden; en links en rechts de leerlingen. Dat is de grote icoon van de maaltijd van de Heer. Maar er is veel meer. Laat ik er nu vast één laten zien.

Deze is gemaakt omstreeks het jaar 1425, waarschijnlijk in de omgeving van de Duitse plaats Keulen. Wie de schilder is weten we niet.


Anders dan bij Leonardo da Vinci zien we hier een ronde tafel. Er is veel te zien: hoe zitten Jezus en de leerlingen om de tafel? Wat gebeurt er? (de dynamiek, de communicatie) Wie ligt daar min of meer te slapen tegen Jezus aan? (dat is een beeld dat we ook op andere afbeeldingen zien) Wat ligt er op tafel? (meer dan brood en wijn!) Wat zegt dat over de betekenis van de maaltijd van de Heer? Of kan ik beter zeggen: betekenissen? Want het avondmaal laat zich niet in één betekenis opsluiten. Zulk soort vragen kun je bij elke afbeelding stellen.


De afbeelding die ik hier laat zien behoort niet tot mijn favorieten. Sterker: ik vind het eigenlijk een afschuwelijk beeld. Dat heeft met één detail te maken. Ik ga dat hier nu niet verklappen. Kijk eerst zelf maar eens. Als we een avond afbeeldingen kunnen kijken, zal ik uitleggen wat ik zo afschuwelijk vind aan deze afbeelding.

 

De maaltijd van de Heer (vervolg)

 

In het vorige nummer van ons kerkblad schreef ik een stukje over de maaltijd van de Heer. Ik sloot dat af met een oude afbeelding. Daarbij schreef ik dat de afbeelding niet tot mijn favorieten behoort; en ik zei het zelfs sterker: ik vind het een afschuwelijk beeld.

 

Afgelopen weken is me meer dan eens gevraagd wat ik zo afschuwelijk aan de afbeelding vind. Wat is er mis mee? Bij nader inzien had ik dat er beter gelijk bij kunnen vermelden. Daarom nu een kleine toelichting bij het schilderij.

 

Het is gemaakt omstreeks het jaar 1425, waarschijnlijk in de omgeving van de Duitse plaats Keulen. Wie de schilder is weten we niet.

We zien een ronde tafel. Die ronde vorm is uitdrukking van gemeenschap: de tafelgenoten horen bij elkaar. Dertien personen zijn er verzameld voor wat in het bijbelverhaal meestal het laatste avondmaal wordt genoemd. Twaalf van de dertien hebben een nimbus om het hoofd: een ronde kring, die aangeeft dat we met een ‘heilig’ iemand te maken hebben. Eén heeft met rode streepjes een kruisvorm in de nimbus. Daarmee is ieder misverstand uitgesloten: dat is Jezus.

 

Heel opvallend op het schilderij is de ene persoon die geen nimbus om het hoofd heeft. Hij lijkt een ietwat afgezonderde plaats aan tafel te hebben. Ook zal het geen toeval zijn, dat zijn plaats recht tegenover Jezus is. Zo hoeven we er niet lang over na te denken wie dat is: Judas. Het lijkt alsof hij volop aan het woord is, terwijl hij tegelijkertijd met de handen gebaren maakt.


Judas is gekleed in een helder geel gewaad met een riem om zijn middel. Aan de riem hangt zichtbaar een geldbuidel. Dat Judas in het geel is gekleed komen we vaker tegen op schilderijen uit diezelfde tijd en regio. De kleur geel is geen toeval, maar heeft een betekenis: geel staat bij Judas voor haat. Judas zou vervuld zijn van haat jegens Jezus. Daarom heeft hij ook een plaats recht tegenover Jezus.

Heel opvallend is ook zijn lichaamshouding. Judas kijkt zijn tafelgenoten niet aan. Zijn hoofd hangt helemaal achterover. Zijn neus steekt als hoogste punt omhoog. Die neus heeft typisch joodse trekken. Hoewel alle tafelgenoten tot het joodse volk behoorden, heeft niemand anders zo’n neus.

 

Het ontbreken van een nimbus, de ietwat afgezonderde plaats in de kring recht tegenover Jezus, het gele gewaad en de geldbuidel maken zichtbaar hoe negatief er tegen Judas werd aangekeken. Die negatieve kijk was wijdverbreid in de Middeleeuwen. Een ander treffend voorbeeld daarvan vinden we in De goddelijke komedie van Dante (1265-1321). Daarin komen we Judas tegen op het allerdiepste punt van de hel: daar bevindt zich Lucifer, de vorst van de duivels; en Judas wordt fijngemalen tussen de kaken van Lucifer, terwijl alleen zijn benen nog naar buiten steken.

 

De opvallend omhoog gestoken neus van Judas op het schilderij laat tevens zien dat de schilder er antisemitische ideeën op nahield. Ook daarin stond hij zeker niet alleen. In die tijd hoefde er maar weinig te gebeuren of dat antisemitisme leidde tot uitbarstingen van geweld. Pogroms waren aan de orde van de dag. Waar die antisemitische ideeën later in de geschiedenis toe hebben geleid hoef ik jullie niet te vertellen.

Zo snappen jullie nu wel, waarom ik dit een afschuwelijk schilderij vind.

 

De maaltijd van de Heer in Ravenna

 

In de vorige nummers van ons kerkblad schreef ik over de maaltijd van de Heer. Op het moment dat ik dit stukje schrijf ben ik bezig met mijn nascholingsproject daarover. Lezend in de drie dikke boeken dringt tot me door hoeveel we in de loop van de eeuwen zijn kwijtgeraakt.

De zwaarte, die sommigen nu ervaren in de viering van het avondmaal was er vroeger niet. Dat werd me duidelijk toen ik las over afbeeldingen van het laatste avondmaal van Jezus met zijn leerlingen. Zulke afbeeldingen kunnen we vinden vanaf het eind van de vijfde eeuw. Een van de oudste is een mozaïek in de basiliek van Sant’Apollinare Nuovo in Ravenna (Noordoosten van Italië).

 

De mozaïek werd omstreeks het jaar 500 aangebracht in een van de zijmuren van de kerk, precies ter hoogte van wat wij nu noemen: het liturgisch centrum. Wat zien we?


Een groepje mannen dicht tegen elkaar aan om een halfronde tafel. Op de tafel ligt een kleed, versierd met franje. Helemaal links, met de nimbus om zijn hoofd, is Jezus. Hij maakt een zegenend gebaar. Het is geen toeval dat hij die plek heeft: het is de ereplaats.

Wanneer we gaan tellen ontdekken we dat alle twaalf leerlingen aanwezig zijn. Men denkt dat degene helemaal rechts Judas moet voorstellen. Hij is er dus gewoon bij. De mannen zitten niet aan tafel. Nee, ze liggen aan, zoals dat zo mooi heet.

 

Op de tafel zien we op een bord twee vissen liggen. Daaromheen zeven piramide-achtige broodjes. In die zeven broden en twee vissen worden twee bijbelverhalen samengenomen. De zeven broden komen uit het verhaal over de spijziging van de vierduizend (Mt. 15:32-38; Mk. 8:1-9). De twee vissen komen uit het verhaal over de spijziging van de vijfduizend (Mt. 14:15-21; Mk. 6:35-44; Lk. 9:12-17).

Op de andere muur in de kerk, precies tegenover deze afbeelding van het laatste avondmaal, zijn twee andere mozaïeken aangebracht. Op de ene zien we de bruiloft te Kana: water wordt wijn. Op de andere het verhaal over de wonderbare spijziging: de vermeerdering en de uitdeling van brood en vis.

 

Hoe de gemeente van Sant’Apollinare Nuovo de maaltijd van de Heer vierde weten we niet. Bleven ze op hun plaats zitten? Zaten ze aan een tafel? Of lagen ze aan? Of liepen de gemeenteleden naar voren? Of vormden ze een kring?

De mozaïeken in de kerk laten wel zien hoe de gemeenteleden omstreeks het jaar 500 de viering van de maaltijd van de Heer beleefden. Het was voor hen net zoiets als de verhalen over de wonderbare spijziging en de bruiloft te Kana. Niks geen zwaarte dus. Want als je de maaltijd van de Heer zo beleeft, kun je alleen maar vrolijk en dankbaar zijn. Vrolijk en dankbaar omdat het koninkrijk van God nabij is.

 

Was de gemeente van Sant’Apollinare Nuovo de enige die de maaltijd van de Heer zo beleefde? Het antwoord is zeker: nee!

Dat weten we dankzij een andere mozaïek. Deze bevindt zich in de vloer van een kerk in Tabgha, een plaatsje aan het meer van Tiberias. Deze mozaïek is ook heel oud, waarschijnlijk nog enkele tientallen jaren ouder dan de mozaïeken in Ravenna.

 

In de vloer bij het altaar is een mand met vier ronde broodjes te zien: twee hele en twee halve. De broodjes zijn met een kruis versierd: het is dus avondmaalsbrood. Links en rechts naast de mand zien we twee vissen. Ook hier diezelfde associatie van de maaltijd van de Heer met de verhalen over de wonderbare spijziging.


Dergelijke associaties zijn wij in de protestantse geloofstraditie kwijtgeraakt. Dat vind ik jammer. Daarom schrijf ik er nu over in het kerkblad. Door te beseffen waar de gemeente van Ravenna aan dacht bij de viering van de maaltijd van de Heer kunnen wij onze eigen beleving van het avondmaal verruimen. En ook wat lichter maken.

 

Vis op de avondmaalstafel

 

In vorige nummers van ons kerkblad schreef ik al een paar keer over de maaltijd van de Heer. Vorige maand onderbrak ik dat met wat uitleg over de viering van Aswoensdag. Deze maand keren we weer terug naar de maaltijd van de Heer.

 

In het nummer van december keken we naar twee oude mozaïeken. Op de mozaïek uit de kerk in Ravenna zagen we zeven piramide-achtige broodjes en twee vissen. Ik legde uit dat we daaruit kunnen afleiden dat de gelovigen in Ravenna de maaltijd van de Heer beleefden als een soort wonderbare spijziging. De zeven broodjes komen uit het verhaal over de spijziging van de vierduizend (Mt. 15:32-38; Mk. 8:1-9). De twee vissen komen uit het verhaal over de spijziging van de vijfduizend (Mt. 14:15-21; Mk. 6:35-44; Lk. 9:12-17; Joh. 6:1-15).

 

Nu kijken we naar een andere afbeelding. Deze komt uit een handschrift uit het eind van de tiende of het begin van de elfde eeuw. Het wordt bewaard in de Biblioteca Queriniana in het Italiaanse Brescia.

 

We zien een ronde tafel. Aan de plooien zien we dat er een kleed op ligt. Links met de nimbus om het hoofd zit Jezus. Hij maakt een zegenend gebaar. Net als een van de leerlingen helemaal rechts heeft Jezus geen schoenen aan de voeten. Daar zie ik altijd een beeld van kwetsbaarheid in.

Om de tafel de twaalf leerlingen. Judas is er dus bij. De groep rechts staat; de zes achter de tafel staan denk ik ook. Jezus is dus de enige die zit. Dat weerspiegelt een oude gewoonte: in de eerste eeuwen van het bestaan van de christelijke kerk was tijdens de kerkdienst de voorganger de enige die op een stoel zat (meestal op een verhoging); alle gemeenteleden stonden. Precies andersom dus dan hoe wij het gewend zijn.


Op de afbeelding is, zo zien we aan de ogen, de aandacht van de leerlingen op Jezus gericht. Op tafel zien we een rode kan met twee oren (een amfora): die zal voor de wijn zijn. En we zien ronde broden: één hele en meerdere halve – die zijn al gebroken. Enkele leerlingen hebben een beker in de hand. Op de tafel staan ook drie schotels met vissen.

 

Over de vissen valt meer te vertellen. In de symboliek van de vissen schuilt namelijk een dubbele bodem. De vis werd in de vroeg-christelijke kerk niet alleen gezien als een verwijzing naar de verhalen over de wonderbare spijziging, maar ook als een symbool van Christus.


Hoe zit dat? Het Griekse woord voor vis is: ichthus (ἰχθῦς). De vijf letters van dit woord – i-ch-th-u-s – vormen elk de eerste letter van een woord. Ichthus is zo de afkorting van de zin: Ἰησοῦς Χριστὸς Θεοῦ Ὑιὸς Σωτήρ. Dat betekent: Jezus Christus Zoon van God Redder. Het woord ichthus was dus een soort geheimtaal: een codewoord. Die geheimtaal is de hele geschiedenis door gegaan en bestaat nog steeds. Zo is er in de plaats Veenendaal, waar ik opgroeide, nog steeds een middelbare school met de naam Ichthus College en zijn er kerken, instellingen en verenigingen die die naam dragen. En ik zag dat hier in Rijssen ook een huis die naam draagt (Boomkamp 14). Het is een naam met een hele lange geschiedenis.

 

Een oud voorbeeld van het gebruik van die geheimtaal vinden we bij de kerkvader Tertullianus (ca. 160-ca. 230). In zijn boek Over de doop komt de zin voor: ‘Maar wij, de visjes, worden net als de ICHTHUS, onze Jezus Christus, in water geboren en wij worden niet anders dan daardoor, dat wij in het water blijven, gered’. Het water is in deze zin natuurlijk de doop. De doop maakt je volgens Tertullianus tot een visje. En er wordt een link gelegd met ‘de ichthus’: we moeten in het water blijven, dus dicht bij Hem.

 

Een ander voorbeeld is het grafschrift van ene Pectorius. De stenen plaat werd ooit gevonden in het Franse Autun en dateert van ongeveer het jaar 350-400. Onderzoekers denken echter dat de tekst mogelijk ouder is: ca. 200. De tekst luidt:

 

‘O goddelijk geslacht van de hemelse vis, ontvang met een eerbiedig hart de goddelijke bron te midden der stervelingen, (de bron) van het goddelijke water. Verkwik uw ziel met de altijd stromende wateren der rijkdom-schenkende Wijsheid, en ontvang de zoete spijs van de Heiland der heiligen. Eet in uw honger, daar gij de vis in uw handen houdt’.

 

Het is een beetje raadselachtige tekst. Onder de onderzoekers is men het er niet helemaal over eens wat de tekst precies betekent. Zoveel is echter wel duidelijk: met de hemelse vis wordt naar Jezus verwezen: Jezus Christus Zoon van God Redder. Met de goddelijke bron en het goddelijke water kon weleens de doop zijn bedoeld. En met de ‘zoete spijs’ wordt mogelijk naar de maaltijd van de Heer verwezen. Werd die maaltijd ook met vis gevierd? Of is de vis (die we in handen houden) in de laatste zin meer symbolisch bedoeld? Dat laatste ligt – denk ik – meer voor de hand.

 

In elk geval wordt zo begrijpelijk waarom op heel veel oude afbeeldingen van de maaltijd van de Heer er vis op tafel ligt. Wanneer we vis zien, heeft die een dubbele betekenis. Het blijft een zinspeling op de verhalen van de wonderbare spijziging. Maar het is ook een verwijzing naar Jezus Christus zelf.


Je kunt zeggen, dat de maaltijd van de Heer zo ook een meer mystieke betekenis krijgt. Wanneer we de maaltijd van de Heer vieren, deelt de Heer zichzelf aan ons mee; en wij krijgen deel aan Hem.

 

(voor wie dat leuk vindt: je kunt het hele handschrift – met veel meer plaatjes bij bekende bijbelverhalen – inkijken op de website: klik hier.

 

Het breken van het brood

We vervolgen onze reis langs oude afbeeldingen van de maaltijd van de Heer. Vorige maand keken we in een oud handschrift: eind van de tiende of het begin van de elfde eeuw. En we keken naar vis op tafel: deze heeft een dubbele betekenis. Enerzijds is die vis een verwijzing naar verhalen over de wonderbare spijziging; anderzijds verwijst de vis naar Christus zelf, waarmee een meer mystieke betekenis van de maaltijd van de Heer aan het licht komt.


Deze maand kijken we naar een nog veel oudere afbeelding. Onderzoekers denken dat hij uit de tweede eeuw dateert. Het is een fresco, een muurschildering, te vinden in de Priscilla catacombe in Rome. Deze catacombe werd tussen de tweede en de vijfde eeuw uitgegraven en uitgehakt in de bodem. Zo ontstond er een uitgestrekt, kilometers lang stelsel van gangen, waarin velen hun laatste rustplaats vonden.

 

We zien op het fresco zeven personen. Ze lijken een maaltijd met elkaar te hebben. Wat er op tafel staat is niet helemaal goed te zien. Zien we weer een bord met twee vissen en een bord met vijf ronde broodjes? Links zien we enkele manden. Zo lijken we opnieuw de associatie met de verhalen over de wonderbare spijziging voor ogen te krijgen.


De persoon het meest links houdt zijn armen gestrekt naar voren. Hij lijkt een beweging te maken die past bij het breken van brood. Als we heel goed kijken zien we voor hem op tafel een beker met twee oren staan.


Is dit een afbeelding van de viering van de maaltijd van de Heer? Dat zou kunnen. Dan zou het een van de oudste daarvan zijn. Misschien zelfs wel de alleroudste. Het zou ook kunnen dat er wel brood wordt gebroken, maar dat er nog geen sprake was van wat wij nu een viering van de maaltijd van de Heer noemen.


Wat bedoel ik daarmee?


Wij zijn ons er meestal niet van bewust dat de viering van de maaltijd van de Heer zich pas in de loop van de tijd heeft ontwikkeld. In de eerste Brief van Paulus aan de Korintiërs (hoofdstuk 11:17vv.) gaat het over de maaltijd van de Heer. Dat is het oudste bericht dat we erover hebben. Paulus is echter vooral heel kritisch over de wijze waarop de Korintiërs met die maaltijd omgingen. In de evangeliën van Matteüs (26:17-30), Markus (14:12-25) en Lukas (22:14-20) vinden we berichten over de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen. Het loont de moeite de teksten eens naast elkaar te leggen: dan ontdekken we overeenkomsten en verschillen. Die verschillen weerspiegelen mogelijk verschillende manieren waarop in

vroeg-christelijke gemeenten de maaltijd van de Heer werd gevierd.


Wanneer we ons daarvan bewust worden, is het ook interessant om eens in het boek Handelingen te lezen. Daarin lezen we bijvoorbeeld dat de eerste christenen in Jeruzalem ‘trouw bleven aan het onderricht van de apostelen, met elkaar een gemeenschap vormden, het brood braken en zich wijdden aan het gebed’ (Hand. 2:42). Enkele verzen verder (Hand.

2:46) lezen we, dat de leden van de eerste gemeente in Jeruzalem elke dag trouw en eensgezind in de tempel samen kwamen en ‘bij elkaar thuis het brood braken’ (Hand. 2:46). Dat breken van het brood klinkt als een gezamenlijk ritueel. Maar toch niet helemaal als een viering van de maaltijd van de Heer zoals wij die nu kennen. Waar is de wijn?

 

Later in het boek Handelingen (20:7vv.) lezen we dat ze op de eerste dag van de week – dat zal de zondag zijn – bijeen kwamen voor... ‘het breken van het brood’. Het is een prachtig verhaal dat daar dan volgt. Ze zijn bij iemand thuis – dus niet in een kerk. Kerken bestonden nog niet. Paulus begint te praten. Hij is nogal lang van stof en weet van geen ophouden. De

olielampen zorgen voor een bedompte sfeer. Ene Eutychus wordt overmand door de slaap en valt uit het raam naar beneden. Hoe het verder gaat moeten jullie zelf maar lezen. Mooi is het daarbij wel om te weten wat zijn naam betekent: ‘hij die het goed treft’ – of in meer hedendaags Nederlands: een bofkont!


Nog weer verder in het boek Handelingen (27:35) bevinden we ons op een schip in nood. Ook dan breekt Paulus het brood.


Verhalen als deze – en hetzelfde geldt voor het verhaal over de Emmaüsgangers, die de opgestane Heer pas herkennen in het breken van het brood (Lukas 24:30v.) – maken duidelijk dat het breken van het brood binnen de eerste christelijke gemeenten heel belangrijk was. Dat zien we mogelijk ook terug op het fresco uit de Priscilla catacombe. Dat lijkt geen uitbeelding te zijn van de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen (dan waren er meer personen afgebeeld), maar een breken van het brood onder de leden van een vroeg-christelijke gemeente.


Er is nog een andere reden om deze afbeelding een keer te bekijken. Er bestaan talloze afbeeldingen van de maaltijd van de Heer / de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen. Maar daarop zien we vrijwel alleen maar mannen. Op dit fresco is dat anders. De vijfde persoon van links (derde van rechts) is een vrouw! Ook dat geeft te denken.


Dansend naar de maaltijd van de Heer

In vorige nummers van ons kerkblad schreef ik al een paar keer over de maaltijd van de Heer. Vorige maand keken we naar een heel oud fresco en stonden we stil bij het gebaar dat we zagen afgebeeld: breken van brood.

In het nummer waarin het ging over het mozaïek in die kerk in Ravenna, schreef ik ook dat we weten niet precies weten hoe de maaltijd van de Heer in Ravenna werd gevierd: zittend, lopend, staand in een kring? Laten we nu eens kijken naar weer een andere afbeelding. Misschien maakt die er wel iets van zichtbaar hoe de maaltijd van de Heer werd gevierd.

 

Deze afbeelding is een bladzijde in wat wordt genoemd: de Codex purpurensis Rossanensis. Dat is een boek – een handschrift – uit het derde kwart van de zesde eeuw: dus ca. 550-575. Het werd gemaakt in Syrië of Palestina. Het heeft opvallend rood gekleurde bladzijden. Vandaar dat ‘purpurensis’. En het wordt nu bewaard in de kathedraal van Rossano (Zuid-Italië). Vandaar dat ‘Rossanensis’.


In het handschrift zijn de evangeliën van Matteüs en Markus opgeschreven. Op sommige bladzijden zijn daarbij afbeeldingen getekend. Op de bladzijde voorafgaand aan de bladzijde waar wij nu naar kijken, vinden we een afbeelding van het laatste avondmaal van Jezus met zijn leerlingen. Die heeft wel wat overeenkomsten met de mozaïek uit Ravenna. Bijzonder is, dat daarbij ook een afbeelding van de voetwassing is gemaakt.

 

Wanneer we de bladzijde omslaan zien we dit: Jezus deelt het brood uit aan zijn leerlingen. Op de bladzijde daarnaast zien we een omgekeerde beweging: dan staat helemaal rechts Jezus, die wijn uitdeelt aan de leerlingen. We zien hier zes leerlingen, in een rij achter elkaar. Op de bladzijde hiernaast nog eens zes leerlingen. Twaalf in totaal – dus Judas is erbij.

 

Wat me treft op deze afbeelding is dat de drie achterste leerlingen een dansje lijken te maken. Zou dat weerspiegelen hoe in de plaats waar dit handschrift is gemaakt de maaltijd van de Heer werd gevierd? Gingen gemeenteleden dansend naar voren om brood en wijn te ontvangen?


Voor de drie dansende leerlingen staat een leerling stil: hij bedekt met zijn gewaad zijn handen. Dat is een teken van eerbied.


De leerling voor hem heft zijn handen omhoog. Is dat een gebaar van dank aan God?

De voorste leerling lijkt door de knieën te zakken. Dat is natuurlijk ook een gebaar van eerbied.

 

Nog twee andere dingen vallen op. Als we heel goed kijken, zien we dat Jezus het brood in zijn linkerhand vasthoudt. Zijn rechterhand lijkt gekust te worden door de leerling die door zijn knieën zakkend het brood gaat ontvangen. Dat is een gebruik dat wij niet kennen bij de viering van de maaltijd van de Heer.


Uit een tekst van de kerkvader Theodorus van Mopsuestia (ca. 350-428) weten we, dat gelovigen in zijn omgeving gewend waren het avondmaalsbrood te kussen voordat ze het opaten.


Een andere kerkvader, Johannes Chrysostomus (ca. 345-407), schrijft dat we moeten beseffen dat de hand die je het brood aanreikt, eigenlijk de hand van Christus is. Misschien laat zich daaruit dat kussen van die hand verklaren. Dat kussen van de hand zou voor mij niet hoeven. Toch is de gedachte dat het ten diepste Christus is die jou brood aanreikt bij de viering van de maaltijd van de Heer weer niet zo gek. Binnen de protestantse traditie zijn we immers ook gewend om te denken dat Christus de tafelheer is.

 

Ten slotte zien we onder het tafereel van het delen van het brood vier gestalten met daaronder teksten. Twee gestalten lijken dezelfde te zijn: de eerste en de derde. Dat is David. De twee andere zijn Mozes en de profeet Jesaja.

Van links naar rechts staan er vier bijbelteksten:

 

–   Psalm 34:9A: Proef, en geniet de goedheid van de Heer.

–   Exodus 16:15B: Dat is het brood dat de Heer u te eten geeft.

–   Psalm 78:24B-25A: Hij schonk hun het koren van de hemel, zij aten het brood van de engelen.

–   Jesaja 6:6-7: Toen nam een van de serafs met een tang een gloeiende kool van het altaar en vloog daarmee op mij af. Hij raakte mijn mond ermee aan en zei: ‘Nu zijn je lippen gereinigd. Je schuld is geweken, je zonden zijn tenietgedaan’.

 

In deze bijbelteksten klinken verschillende associaties en betekenissen van de maaltijd van de Heer door. Blijkbaar waren dat dingen waaraan men dacht bij de viering van de maaltijd van de Heer in de gemeente waarin dit handschrift is gemaakt: proeven en genieten, een geschenk van de Heer, koren van de hemel en brood van de engelen, bevrijding van schuld en zonden. Het zijn allemaal positieve associaties die toekomst openen. Dan kan ik het wel begrijpen als de gewoonte bestond dat mensen dansend naar voren gingen bij de maaltijd van de Heer.

 

 

Judas en de maaltijd van de Heer (1)

 

We vervolgen onze reis langs oude afbeeldingen van de maaltijd van de Heer. Vorige maand keken we in een handschrift met de naam: Codex purpurensis Rossanensis (uit ca. het jaar 550-575). We zagen we hoe de leerlingen het brood uit Jezus’ hand ontvingen. En we zagen dat het er wel op leek, dat ze er dansend naartoe gingen.

Vorige maand zinspeelde ik ook al op de bladzijde die in dat handschrift voorafgaat. Het is de moeite waard om daar ook een keer aandachtig naar te kijken.

 

Er is op deze bladzijde van alles te zien. Bovenaan zien we twee tekeningen. Rechts zien we de voetwassing door Jezus; links zien we de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen.

De combinatie is niet zo vreemd. Degene die de tekeningen heeft gemaakt, was goed bekend met het Johannesevangelie. In Johannes 13 lezen we dat kort voor het Pesachfeest Jezus een maaltijd houdt met zijn leerlingen. Tijdens die maaltijd wast Jezus de voeten van zijn vrienden – een verhaal dat alleen in het Johannesevangelie voorkomt. Zo wordt begrijpelijk waarom deze twee afbeeldingen naast elkaar staan. De illustrator heeft de maaltijd waarover Johannes schrijft in zijn gedachten ook verbonden met de verhalen over het laatste avondmaal van Jezus met zijn leerlingen, zoals we die kennen uit de andere evangeliën.

 

De tekening links boven verbeeldt dus de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen. We herkennen de half ronde vorm van de tafel, die we bijvoorbeeld eerder ook zagen op de mozaïek uit Ravenna. Helemaal links met de ronde nimbus om zijn hoofd zien we Jezus. Hij ligt aan, zoals dat in de bijbel heet. Rondom de tafel zien we de twaalf leerlingen. Aan de leerling het meest rechts zien we dat ook zij aanliggen.


Onder de tafel – zou je het de sokkel kunnen noemen? – zien we drie zwarte vogels afgebeeld. Ze hebben rode poten en een rode snavel. Wanneer je de afbeelding vergroot, kun je zien, dat ze alle drie een halsbandje hebben. Ik heb gezocht naar de betekenis van deze vogels (even moest ik denken aan de kwartels uit Exodus 16:13), maar heb die nog niet gevonden.


Op tafel zien we dit keer geen vissen. Als we heel goed kijken, zien we links- en rechtsvoor (dus voor Jezus en die aanliggende leerling) een broodje liggen in de vorm van een halve maan (bijna moet ik denken aan zo’n pretzel uit Duitsland – al ziet die er toch ook weer anders uit). Hadden broden in de streek waar dit manuscript is gemaakt toen de vorm van een halve maan?

 

Heel opvallend is midden op de tafel een grote schaal. Een van de leerlingen in het midden reikt met zijn hand naar de schaal. Dat is Judas.


Hier wordt het moment afgebeeld, waarop Jezus zegt, dat één van zijn leerlingen hem zal uitleveren of verraden (de evangeliën gebruiken verschillende woorden!). Wie zal dat doen?, vragen de leerlingen, ik toch niet? ‘Hij die samen met mij zijn brood in de kom doopte’ (Mat. 26:23) – ‘Het is een van jullie twaalf, die met mij uit dezelfde kom eet’ (Mk. 14:20) – ‘Degene aan wie ik het stuk brood geef dat ik nu in de schaal doop’ (Joh. 13:26) – bij Lukas komt de kom of de schaal niet voor.


Boven de afbeelding staat een tekst in Griekse letters: ‘Ik verzeker jullie: een van jullie zal mij uitleveren’ (Mat. 26:21 of Mk. 14:18). Zo is deze afbeelding een heel oud voorbeeld hoe de figuur van Judas een bijzondere plaats kan krijgen op afbeeldingen van de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen.

 

Onder de tekening zien we weer vier figuren met daaronder teksten. De eerste, de tweede en de derde persoon is telkens dezelfde: David (zijn naam staat telkens in Griekse letters boven zijn hoofd). En daaronder drie citaten uit Psalmen:

–   Psalm 23:2B: en voert mij naar vredig water.

–   Psalm 41:10B: op wie ik vertrouwde, die at van mijn brood, heeft zich tegen mij gekeerd.

–   Psalm 41:7B-8A: maar zijn hart is vol kwade gedachten; staat hij buiten, hij spreekt ze uit. Wie mij haten hopen het ergste voor mij.


Over het woord uit Psalm 23 kun je wel even nadenken. Heeft het betrekking op de voetwassing? Zouden ze in de gemeente waarin dit handschrift is gemaakt elkaars voeten hebben gewassen? En daarbij hebben gedacht aan vredig water? De beide andere psalmwoorden, die dus Jezus in de mond worden gelegd (!), hebben betrekking op de tekening waarop Judas naar de schaal reikt.


De figuur meest rechts is de profeet Zefanja (ook zijn naam staat in Griekse letters boven zijn hoofd). De tekst eronder luidt: Wees stil voor God de Heer. De Heer zal een offermaaltijd houden (Zef. 1:7). Dat roept de vraag op: beleefde de gemeente waarbinnen dit handschrift werd gemaakt de maaltijd van de Heer als een offermaaltijd? Dat is een gedachte die heel oud is, maar theologisch ook omstreden.

 

Judas en de maaltijd van de Heer (2)

 

We vervolgen onze reis langs oude afbeeldingen van de maaltijd van de Heer. Vorige maand keken we voor de tweede keer in een handschrift met de naam: Codex purpurensis Rossanensis (uit ca. het jaar 550-575). We zagen naast elkaar tekeningen van de voetwassing en van de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen. Op de tekening van de maaltijd zagen we een van de leerlingen naar de kom of de schaal op tafel reiken. Uit de daarbij geschreven bijbelteksten wordt duidelijk: dat is Judas, de leerling die Jezus zal uitleveren of verraden (de evangeliën gebruiken verschillende woorden).

 

In de loop van de tijd is op afbeeldingen van de maaltijd van de Heer aan de figuur Judas dikwijls bijzondere aandacht besteed. Op vele manieren. Wanneer bijvoorbeeld Jezus en zijn leerlingen een halve cirkel (een nimbus) rond het hoofd kregen als teken van hun heiligheid, kreeg Judas die niet. Judas wordt vaak precies tegenover Jezus afgebeeld: zo wordt hij neergezet als tegenstander. Niet zelden is prominent een geldbuidel zichtbaar: zo wordt hij getypeerd als geldwolf. En ook werd hij vaak met grove lichaamstrekken afgebeeld en kreeg hij in de loop van de tijd soms typisch Joodse kenmerken. Daar heb ik al eerder over geschreven.

 

Laat ik er een nog een typerend voorbeeld van laten zien.

 

Deze afbeelding komt uit het Perikopenboek van St. Erentrud, gemaakt in het benedictijnenklooster St. Peter in Salzburg omstreeks 1140-1150. We zien een ronde tafel. Er ligt weer een kleedje op. Aan de kelk en het al of niet gebroken brood op tafel zien we dat het om de maaltijd van de Heer gaat. Midden achter de tafel zien we Jezus met de grootste nimbus (met kruis) om het hoofd. Achter de tafel elf leerlingen. Tien zijn er wakker, één ligt er te slapen. Wie dat is moeten we een volgende keer maar ontdekken.

Voor de tafel, tegenover Jezus, zit Judas. Zonder nimbus. Helemaal afgezonderd. En komt daar nu een duiveltje uit zijn mond?! Zo werd Judas gedemoniseerd.


Daar is het Perikopenboek van St. Erentrud niet uniek in. Het is op talloze afbeeldingen uit de Middeleeuwen terug te vinden. En in teksten. Een treffend voorbeeld daarvan vinden we in De goddelijke komedie van Dante (1265-1321). Daarin komen we Judas tegen op het allerdiepste punt van de hel: daar bevindt zich Lucifer, de vorst van de duivels; en Judas wordt fijngemalen tussen de kaken van Lucifer, terwijl alleen zijn benen nog naar buiten steken.

 

Een heel andere wijze van aandacht voor de persoon van Judas dateert van eeuwen later. In 1630-1631 schilderde Peter Paul Rubens (1577-1640) een kolossaal schilderij (ongeveer tweeënhalf bij drie meter), dat oorspronkelijk bedoeld was als altaarstuk voor de Sint-Romboutskerk in Mechelen, maar nu is te vinden in een museum in Milaan.

 

 

Ook dit is een afbeelding van de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen. Het is wel duidelijk wie Jezus is: Hij zit in het midden, er gaat licht van hem uit, hij houdt brood in zijn handen en zijn blik is naar boven gericht. Op tafel staat een glas met wijn. Onder de tafel ligt een hond. Rechts onder zien we een grote schaal: zou die zijn gebruikt voor de voetwassing?

Prominent is ook de plaats van die andere man met zijn gele mantel. Hij zit tegenover Jezus. Maar zijn houding is afgewend van de anderen. Opvallend zijn die twee handen die naar Judas wijzen: hij is het! Heel opvallend vind ik de blik van Judas. Een donkere blik. Zou je het gecombineerd met die hand bij zijn mond ook een peinzende blik kunnen noemen? Zoveel is duidelijk: Judas kijkt het schilderij uit: hij kijkt ons aan! Zo wordt hij een vraag aan ons. Dat is een heel andere manier om Judas af te beelden dan in de Middeleeuwen gebeurde.

 

Tot slot: rechts boven staat een opengeslagen boek. Wanneer je de afbeelding vergroot, kun je lezen wat geschreven staat: Memoriam fecit mirabilium, escam dedit etc. ps. 110. Dat is dus een citaat uit Psalm 110, maar dan in de Vulgaat, de Latijnse bijbelvertaling. In onze Nederlandse vertaling is het Psalm 111: 4v.: ‘Hij stelde een gedenkdag in voor zijn wonderen, genadig en liefdevol is de Heer. Hij gaf voedsel aan wie hem vrezen, eeuwig gedenkt hij zijn verbond’. Ook dat is een manier om de maaltijd van de Heer te beleven.

Slapen en opstaan aan de maaltijd van de Heer

 

De vorige twee keer keken we naar afbeeldingen van de maaltijd van de Heer waarop Judas een prominente plaats heeft. Op de afbeelding waar we deze maand naar kijken is dat ook het geval. Hij wordt als enige van de elf leerlingen voor de tafel afgebeeld.

 

Deze afbeelding komt uit wat wordt genoemd: de Floreffe Bijbel. Dat is een bijbelhandschrift in twee kloeke delen (475x330 mm.), dat omstreeks het derde kwart van de twaalfde eeuw werd gemaakt en ooit toebehoorde aan de abdij van Floreffe (in de buurt van de Belgische stad Namen). Die abdij maakte deel uit van de orde van de Premonstratenzers. De Floreffe Bijbel is nu een van de grote schatten van de British Library in Londen. De afbeelding staat in het tweede deel (f.4r)

 

Wat zien we? Zeker weer een bijzondere afbeelding. Beter gezegd: we zien twee afbeeldingen. Getekend in dezelfde stijl en in dezelfde kleuren. Horen ze bij elkaar?

 

Op het bovenste deel zien we het verhaal over de verheerlijking op de berg afgebeeld. Dat vinden we in Matteüs 17:1-8, Markus 9:2-8 en Lukas 9:28-36. In het Johannesevangelie komt het niet voor. In het midden staat Jezus, geflankeerd door Mozes en Elia. Op de grond liggen de drie leerlingen. Ze worden wakker uit hun slaap.

Wat mij opvalt, is dat ze op ongeveer dezelfde wijze worden afgebeeld als gebruikelijk is op oosters-orthodoxe iconen over de verheerlijking op de berg. De rechter leerling kijkt niet, hij maakt een afwerend gebaar; de middelste leerling ligt te peinzen; en de linker leerling kijkt wel en steekt zijn hand naar Jezus uit.


In de iconografische traditie is het gebruikelijk, dat Petrus de linker leerling is, Johannes de middelste en Jakobus de rechter leerling. Hier is dat denk ik anders. Dat leid ik af uit het onderste deel van de afbeelding.

 

Op dat onderste deel zien we een lange, iets gebogen tafel. Als hij helemaal rond zou zijn, zou de tafel een enorme afmeting hebben. Hoe velen zouden er een plaats aan kunnen vinden? Ik zie daar een gebaar in van: wees welkom!


In het midden achter de tafel zien we Jezus, met een nimbus met een kruis om zijn hoofd. Zijn blik is ernstig. Achter de tafel elf leerlingen, elk ook met een nimbus om het hoofd. Midden voor de tafel Judas, zonder een nimbus.


Op de tafel zien we twee schalen met vis, ronde broodjes (daar is weer de verbinding van de maaltijd van de Heer met de wonderbare spijziging!) en bekers. Er vallen nog een paar dingen op aan de afbeelding.


Voor de tafel zien we Jezus nog een tweede keer afgebeeld (kijk maar naar de nimbus met kruis). Hij knielt. Voor hem staat een bak met water. Hij wast de voeten van een leerling. Dat verhaal komt alleen in het Johannesevangelie voor (Johannes 13). Ik denk dat de leerling van wie de voeten worden gewassen Petrus is. In het bijbelverhaal sputtert Petrus immers tegen als Jezus hem de voeten wil wassen. Wanneer ik nog een keer terugkijk naar de bovenste afbeelding, dan is daar Petrus de middelste leerling. Hij is herkenbaar aan zijn kleding en aan zijn kalende hoofd.


Net als op een van de twee afbeeldingen van vorige maand, ligt er ook hier een slapende leerling tegen Jezus aan. Daarmee wordt ook teruggegrepen op het verhaal uit Johannes 13. Na de voetwassing (en de uitleg daarvan) volgt in het Johannesevangelie de passage waarin Jezus zegt: ‘een van jullie zal mij verraden’ (zou dat de reden van Jezus’ serieuze blik zijn?). Petrus geeft dan een van de andere leerlingen een seintje dat deze aan Jezus moet vragen wie dat is. Die leerling buigt zich dan dicht naar Jezus toe. Het is ‘de leerling van wie Jezus veel hield’ en die naast hem aanlag, zegt het verhaal. Hoewel er in de bijbel geen sprake is van slapen, wordt deze leerling op afbeeldingen van de maaltijd van de Heer nog weleens slapend tegen Jezus aan weergegeven. Heeft dat een betekenis? Misschien kun je er een houding van vertrouwen in zien. Immers, je kunt pas in slaap vallen als je je veilig voelt. Dan hoort dat dus ook bij de maaltijd van de Heer: veiligheid en vertrouwen.


Ten slotte vallen mij die messen op de tafel op. Ja, messen zijn vaak nodig als je wil eten. Maar, heb ik gedacht: hebben die messen op tafel niet ook een diepere betekenis? Er ligt een mes voor Petrus. Is dat een vooruitwijzing naar het verhaal over de arrestatie van Jezus, waarbij Petrus het oor van Malchus, de slaaf van de hogepriester, afslaat (Johannes 18:10)?

 

Tot slot: ik stelde aan het begin de vraag of het bovenste en het onderste deel van de afbeelding bij elkaar horen. Dat denk ik wel. Kijk maar naar de lijst om het geheel. Die lijst is ononderbroken.


Wat betekent dat voor de duiding van de maaltijd van de Heer? Ik doe een poging: het verhaal over de verheerlijking op de berg kun je lezen als een soort paasverhaal. Het is letterlijk een hoogtepunt in het evangelie, dat vooruitwijst naar de opstanding (in de traditie van de kerk hoort het bij de tweede zondag van de veertigdagentijd). Op deze afbeelding uit de Floreffe Bijbel schijnt zo het licht van de opstanding niet alleen over de drie op de grond liggende leerlingen, maar ook over de maaltijd van de Heer.


Ik denk vaak: zonder het feest van Pasen, zonder de opstanding van de Heer, zou nooit de christelijke geloofstraditie zijn ontstaan. Zouden we geen kerken hebben gebouwd. Zouden we nooit op zondag naar de kerk zijn gegaan. Zouden we nooit de maaltijd van de Heer hebben gevierd. Daarom klinkt ook altijd de opstanding mee als we de maaltijd van de Heer vieren.

Daarom houd ik er wel van, dat we niet op onze stoel blijven zitten bij de viering van de maaltijd van de Heer. Door letterlijk op te staan en naar voren te lopen of in de kring te stappen moet ik ook altijd even aan het licht van Pasen denken.

 

(de Floreffe Bijbel is digitaal in te zien; ga naar de website: http://www.bl.uk/manuscripts/; bij ‘Keyword’ intypen: Floreffe; klik op ‘search’; en klik dan op Add MS 17737 voor het eerste deel en Add MS 17738 voor het tweede deel; een beetje doorscrollen naar beneden en klikken op de afbeelding)

 


Houdingen aan de maaltijd van de Heer

 

Na een hele reeks oude afbeeldingen kijken we deze maand naar een veel nieuwer plaatje in onze serie over de maaltijd van de Heer. Dit schilderij – titel: ‘Last Supper’ – werd in 1920 gemaakt door de Britse kunstenaar Stanley Spencer (1891-1956). Je kunt er lang naar kijken.

 

De tafel heeft deze keer een U-vorm. Jezus zit in het midden aan het hoofd van de tafel. Hij heeft een klein hoofd. Wat houdt hij in zijn handen? Is het een brood, dat hij breekt? Dan is het dun brood. Een grote hostie? Zoals hij het nu vasthoudt lijkt het bijna een dun, geopend boek.

De leerlingen hebben in licht gekleurde gewaden elk hun plaats om de tafel – zes links en zes rechts van Jezus. Judas is er dus bij. De aandacht is gericht op wat Jezus doet. Alle leerlingen hebben een kommetje voor zich op tafel. Wat zit erin? Stukjes brood? De wijn ontbreekt.

 

Vorige maand ging het onder andere over de leerling die op veel afbeeldingen slapend tegen Jezus aan ligt. Ik legde uit, dat het de leerling is van wie Jezus veel hield, zoals het bijbelverhaal uit Johannes 13 zegt. Hier slaapt deze leerling niet: hij ligt voorovergebogen tegen Jezus’ rechter schouder aan. Zijn ogen zijn open. Hij kijkt met intense aandacht naar wat Jezus in zijn handen heeft en wat hij daarmee doet. 

Dat herinnert me aan een moment in de liturgie. Daarin zijn we gewend de ‘instellingswoorden’ te laten klinken.  In de woorden van Paulus (1 Korintiërs 11:23v.): ‘In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam hij een brood, sprak de dankzegging uit, brak het brood en zei: “Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken”’. De houding van die ene leerling op het schilderij van Spencer herinnert me eraan, dat dit een moment in de liturgie is om je ogen open te hebben, om te kijken. We zijn in de liturgie vaak zo bezig met woorden en gedachten. Het breken van het brood is een handeling. Een handeling om naar te kijken; én een handeling, die een vervolg kan krijgen in ons eigen handelen in de daarop volgende dagen.

 

Wat enorm de aandacht trekt op dit schilderij is ook de houding van de andere leerlingen. De vier leerlingen aan beide uiteinden van de U zitten met hun benen recht vooruit. Hun gewaden reiken tot aan hun enkels. De voeten met grote tenen steken er nog onderuit. Het zijn schone voeten: dat herinnert aan de voetwassing.


Tussen de voeten lijkt een paadje te ontstaan, een weggetje precies naar Jezus toe. Het valt op dat alle leerlingen hun benen over elkaar gekruist hebben. Zou dat een vooruitwijzing zijn naar wat na deze maaltijd met Jezus gaat gebeuren: de arrestatie en de kruisiging? Als dat zo is, dan moet ik denken aan nog een woord van Paulus uit 1 Korintiërs 11, nu vers 26: ‘Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat hij komt’. Die dood klinkt altijd mee, wanneer we de maaltijd van de Heer vieren. Daarin heeft Paulus gelijk. Alleen: de viering van de maaltijd van de Heer gaat daar niet in op. Op vorige afbeeldingen ontdekten we allerlei andere betekenissen.

 

Er is wel iets vreemds aan de hand op het schilderij: er lijkt iets niet te kloppen. Kijk eens naar de rechterkant: daar zien we vier paar benen en voeten. Het vierde paar benen en voeten heeft wel een heel rare positie vergeleken met de plaats van het lichaam van de vierde man.


Is dat een grapje van Spencer? Of is er meer aan de hand? Juist die vierde man heeft zijn hand bij zijn mond: je ziet hem peinzen. Probeert hij te begrijpen wat daar in het midden van de tafel gebeurt? En wil Spencer met die vreemde verhouding van lichaam en benen zeggen: hoe je ook nadenkt, je gaat het nooit helemaal begrijpen – er blijft een geheimenis in de maaltijd van de Heer. Ik weet niet wat Spencer heeft gedacht toen hij dit schilderde. Misschien leg ik nu een gedachte in zijn schilderij, die hij nooit heeft gehad.

 

Opvallend is nog iets anders aan de houding van de leerlingen. De leerlingen aan het linker uiteinde van de tafel houden hun rechterhand in een zegenend gebaar omhoog. Is het een gebaar van vroomheid? Van gebed misschien? Achter hun ruggen lijken er kussentjes tegen de muur te liggen. Of is er iets anders aan de hand? Het raam staat open: komt daardoor wind naar binnen? En waaien hun gewaden een stukje op? Zodat ze als engelen worden?


De leerlingen aan de rechterkant grijpen opvallend naar de rand van de tafel. Het lijkt wel alsof ze zich schrap zetten. Anders zouden ze zo onder tafel glijden. Moeten ze zich dwingen de aandacht erbij te houden? Of drukt hun houding ook een vorm van afweer uit? Zit er ook iets verbijsterds in de blik van de man het meest rechtsvoor? De man met de baard (naast de peinzende man) heeft daar geen last van: hij zit er ontspannen bij.

 

Ten slotte de man aan Jezus’ linkerzijde. Hij houdt een hand voor zijn mond. Kon hij niet wachten en heeft hij net stiekem iets uit zijn kommetje in zijn mond gestopt? Zijn ogen kijken ons aan. Ook met hem is er iets vreemds aan de hand. Waar komt die hand vandaan, die slinks onder zijn arm door naar zijn schaaltje reikt? Ik denk dat daar Judas is afgebeeld – misschien wel precies op het moment dat duidelijk wordt dat hij het is die Jezus zal verraden. En kunnen we daarmee de houding van de leerlingen aan de rechterkant verklaren: ze moeten zich schrap zetten bij en zijn verbijsterd om wat Judas zal gaan doen.

 

Het geheel speelt zich af in een zorgvuldig geschilderde ruimte: allemaal bakstenen. Het muurtje achter Jezus’ rug houdt eerder op. Links achterin kun je een trap vermoeden. Die trap leidt ons naar beneden, terug de wereld in. Net zoals door het raam de geluiden van de wereld binnenkomen. Zo staat de maaltijd van de Heer nooit los van ons leven in de wereld.

 

In wie herken jij je op het schilderij? Hoe zit jij aan de maaltijd van de Heer? Zoals die kijkende leerling? Of zoals die leerlingen die zich schrap lijken te zetten? Of zoals de leerlingen met de zegende handen? Of zoals de ontspannen leerling met de baard? Of zoals de leerling die met de hand voor de mond ons aankijkt? En misschien zie je wel heel andere dingen op dit fascinerende schilderij.



Troost in de maaltijd van de Heer

We gaan verder met onze reis langs afbeeldingen van de maaltijd van de Heer met een
schilderij van de Duitse schilder Emil Nolde (1867-1959). Hij werd geboren als Emil Hansen in
het dorpje Nolde, maar noemde zich vanaf 1902 naar zijn geboorteplaats. Hij geldt als een
van de pioniers van het expressionisme. Over zijn politieke opvattingen zou meer te zeggen
zijn. Maar daar ga ik voor dit stuk maar even aan voorbij: het moet niet te lang worden.
In 1909 schilderde hij dit laatste avondmaal. Wat zien we? Een kleurig schilderij. Ook een
schilderij waarin met licht en donker wordt gespeeld.

Het licht valt op de man in het midden. Dat zal Jezus zijn – gekleed in wit en rood. Hij heeft
rood haar. Zijn handen zijn groot. Waar op heel veel andere afbeeldingen Jezus brood in zijn
handen heeft, omklemmen zijn handen hier een kelk. Zijn ogen zijn gesloten, naar boven
gericht. Bidt hij? Hij heeft een gekwelde, lijdende uitstraling. Ik moet denken aan een woord
uit de evangeliën: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan’
(Matteüs 26:39; vgl. Markus 14:36, Lukas 22:42); en aan een spreuk uit het Johannes-
evangelie (12:27): ‘Nu ben ik doodsbang. Wat moet ik zeggen? Vader, laat dit ogenblik aan
mij voorbijgaan?’


Jezus zit aan een tafel, er ligt een groen kleedje op. Hij is omringd door zijn leerlingen –
allemaal met karakteristieke hoofden. Als je goed kijkt, kun je twaalf leerlingen
onderscheiden: zes aan de rechterzijde en zes aan de linkerzijde. Ze zitten of staan dicht om
Jezus heen. Schouder aan schouder. Ze vormen een kring. In de kring is een opening: door
die opening hebben we zicht op Jezus.

Links boven in de hoek zien we één gestalte die zich lijkt af te wenden. We zien – (je moet
wel heel goed kijken! Tip: als je op internet googelt op de zoekwoorden: emil nolde laatste
avondmaal, vind je een heleboel foto’s van dit schilderij; sommige kun je goed uitvergroten)
– alleen een oog, een opgetrokken wenkbrauw, een voorhoofd. Zou dat Judas zijn, die zich
afzondert uit de kring?

Vorige keren hebben we een paar keer een leerling gezien, die tegen Jezus aanhangt – vaak
slapend. Die leerling lijkt er hier ook te zijn: zijn hoofd steunt op Jezus’ rechter schouder; zijn
uitstraling is bedroefd. Zoekt hij troost bij Jezus? Of probeert hij steun aan Jezus te bieden?
Jezus te troosten?

De gezichten van de leerlingen bevinden zich op de bovenste helft van het schilderij. Ik kan
toch ook een tijd blijven kijken naar de onderste helft van het schilderij. We zien één leerling
op de rug. Hij is in het zwart gekleed. Is het de kleur van rouw? Zijn gezicht zien we
nauwelijks: alleen een neus en een stukje van zijn mond.

Wat zou er met hem zijn? De leerling rechts naast hem, in zijn donkerrode kleding, heeft een
arm om zijn schouder geslagen. De leerling aan zijn linkerkant (aan de andere kant van de
opening in de kring) heeft zijn arm naar hem toegeschoven. Nog weer een andere leerling
(met het ringbaardje) kijkt hem aan. Zo maken ze contact met hem.

Ik vind het een ontroerend beeld. Het bepaalt me bij de gedachte dat we in de viering van de
maaltijd van de Heer alles meenemen wat er in ons leven speelt. Je draagt het mee in je
hart, in je ziel. Het heeft invloed op jouw gedachten bij de viering van de maaltijd van de
Heer. Zo beïnvloedt het ook hoe jij de maaltijd van de Heer op dat moment ervaart.
Die gedachte roept bij mij ook de vraag op naar de vorm van de viering van de maaltijd van
de Heer. In mijn jeugd (in de gereformeerde Brugkerk in Veenendaal) bleef iedereen altijd in
de bank zitten. Schalen en bekers werden doorgegeven. In een van de vorige stukjes heb ik
al wel laten merken, dat ik graag opsta en in beweging kom. Dat opstaan herinnert me aan
de opstanding. Je aansluiten in een bonte stoet van mensen is een manier.

Maar de maaltijd vieren in een grote kring brengt de gemeenschap dichterbij. Beter gezegd:
die kring is uitdrukking van de gemeenschap. En ja, als we een keer een kring maken –
bijvoorbeeld op Witte Donderdag – dan kan ik me indenken dat iemand de arm om een
ander die verdrietig is heenslaat. Zo ontstaat er onderlinge verbinding. En dan komt er ook
troost in de viering van de maaltijd van de Heer.

 

Vensters op de maaltijd van de Heer

 

Overweging, uitgesproken in de Open Hof te Rijssen op zondag 26 juni 2022

Lezingen: I Korintiërs 11:17-26 en Didache 9:1-4

 

 

Mensen van de Open Hof,

Gemeente van Christus,

 

1.

Er was eens een jongetje, dat elke zondag met zijn ouders mee moest naar de kerk.

Hij vond het er niet zo leuk.

Kindernevendienst bestond nog niet.

De preken duurden lang.

Soms probeerde hij te luisteren. Maar vaak dwaalden zijn gedachten al snel af. Dan was het zo verschrikkelijk saai.

Dan telde hij hoeveel lampen er in de kerk waren; of hoeveel ramen.

 

Het allerergst waren de diensten met avondmaal. Het duurde dan nog langer dan gewoonlijk. Eerst de preek. En daarna las de dominee een lang formulier voor. Vol zware woorden.

Mannen in zwarte pakken droegen met een ernstig gezicht de schalen met brood en de bekers door de kerk.

Er hing een zware stemming.

Het jongetje mocht net als alle anderen kinderen niet meedoen met het avondmaal. Wanneer de schaal met brood door de banken werd doorgegeven rook hij de geur van het brood. Maar een stukje brood van de schaal pakken mocht niet.

De schaal ging zijn neus voorbij.

 

Eén keer preekte de dominee in zo’n avondmaalsdienst over de tekst: “Laat de kinderen tot mij komen”. Het jongetje snapte de strekking van de preek wel: kinderen weten wat geloven is!

Toen de dominee begon aan het voorlezen van het formulier wilde hij zijn vinger opsteken. En een vraag stellen: als kinderen weten wat geloven is, waarom mogen ze dan niet meedoen? Maar hij stak zijn vinger niet op. Dat durfde hij niet.

 

 

2.

Die zware stemming, waar komt die toch vandaan?

Ik denk dat het iets is dat in het verleden is gegroeid.

Wanneer je dat formulier van vroeger nog eens doorleest, dan kom je beladen woorden tegen.

Beroemd en berucht is die zin, dat je jezelf geen oordeel moet eten. Dat is een zin, die veel angst heeft gezaaid – angst die soms een heel mensenleven mee kan gaan.

 

In dat oude formulier ontdek je ook al snel dat alle nadruk daarin valt op Jezus’ lijden, op dood en zonde.

Denk maar aan die woorden, die ergens in ons collectieve geheugen gegrift staan: ‘het lichaam van Christus is gebroken tot een volkomen verzoening van al onze zonden’.

 

De mensen die dat oude formulier ooit schreven, hebben – denk ik – dat stukje uit Paulus’ brief aan de Korintiërs met aandacht gelezen.

Het is het oudste bericht dat we hebben over de maaltijd van de Heer.

Paulus vertelt door wat anderen aan hém hebben verteld.

We horen de instellingswoorden, die we ook uit de evangeliën kennen.

En Paulus sluit af met een conclusie: ‘Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat hij komt’.

Zo raakte in onze traditie de maaltijd van de Heer verbonden met Jezus’ dood en de zonden.

 

 

Nu is Jezus’ dood inderdaad een van de kanten van de maaltijd van de Heer.

Die dood heeft – zo zegt ‘de kerk’ – verzoening gebracht; om dat grote woord nog maar eens te gebruiken.

Hoe je dat precies moet zien?

Nou, als je dat wil weten valt er een boekenkast over je heen!

Een boekenkast vol zware, moeilijke boeken. Dat maakt gelijk duidelijk: eenvoudig te begrijpen is het niet; en de meningen lopen ook uiteen.

 

Mooi vind ik wat Luther erover heeft gezegd.

Ook hij had ermee te maken, dat mensen niet kwamen voor de maaltijd van de Heer.

Dat snapt hij niet.

En dan zegt hij: bij de maaltijd van de Heer wordt de vergeving uitgedeeld.

Die vergeving wil jij toch ook? Nou, dan kun je toch niets anders dan heel hard naar de kerk rennen! Zo hard als je kunt!

Stel je dat eens voor op zondagmorgen in Rijssen!

 

 

4.

Dat is één kant van de maaltijd van de Heer.

Maar: in de maaltijd van de Heer gaat het niet alléén om Jezus’ dood.

Veelzeggend is, dat dat ene zinnetje van Paulus in de evangeliën niet voorkomt!

 

Er zijn ook andere vensters als het gaat om de maaltijd van de Heer.

Die zijn we in het verleden misschien wat kwijtgeraakt.

Maar het zijn vensters die de moeite waard zijn om opnieuw te ontdekken.

En de moeite waard om te openen.

Daarmee verandert de maaltijd van de Heer van kleur.

Ik denk dat het lichter wordt.

 

Het eerste waar ik dan aan denk is Jezus’ opstanding.

Die klinkt altijd mee.

Paulus zou nooit zijn brieven hebben geschreven –

     wij zouden nooit hier vandaag zijn samengekomen –

          mensen hadden nooit de maaltijd van de Heer gevierd –

als Jezus leerlingen, zijn vrienden en vriendinnen, niet de overweldigende ervaring hadden opgedaan: Jezus is niet dood, hij leeft.

De dood heeft niet het laatste woord.

 

Zo is de maaltijd van de Heer dus óók met de opstanding verbonden.

En daarom vind ik het mooi, dat we straks niet op onze plaats blijven zitten.

Maar dat we opstaan van onze stoel en in beweging komen!

Daarom moet ik op het moment dat ik opsta van mijn stoel altijd even aan de opstanding denken. Het geeft me hoop en perspectief.

 

6.

Nog iets waar ik aan denk is dat we de maaltijd van de Heer nooit in ons eentje vieren. Die vieren we met elkaar. Altijd samen.

Wanneer je opstaat van je stoel, sluit je je aan in een bonte stoet van mensen.

Een lange traditie ook.

Mensen die net als jij je weg zoeken door het leven.

En zich in die zoektocht laten inspireren door de verhalen uit de bijbel.

 

Dat gemeenschappelijke wil ook zeggen dat je het met elkaar goed wilt houden.

Dat je in vrede met elkaar leeft.

Dat er oog is voor elkaar, zorg voor hen die hulp nodig hebben, zorg voor de wereld.

 

Dat klinkt ook door in dat hoofdstuk bij Paulus.

Paulus windt zich daar enorme op. En waarom?

Omdat de mensen van de gemeente in Korinthe een enorme puinhoop van de maaltijd van de Heer hebben gemaakt.

Sommigen eten en drinken.

Zoveel, dat er voor de armen niets overblijft.

Dat kán niet, zegt Paulus.

Zorg ervoor, dat je het goed hebt met elkaar!

7.

Nog weer een ander venster ontdekken we in dat stukje dat we hebben gelezen uit het boek Didache.

Achtergrondinformatie:

Didache 9:1-4 (vertaling: A.F.J. Klijn, Apostolische Vaders 1, Kampen 1981,  249):

  1. Met betrekking tot het avondmaal. Viert dit zo:
  2. Eerst aangaande de beker, Wij danken U, Onze Vader, voor de heilige wijnstok, David uw Knecht, die Gij ons door Jezus Uw Knecht hebt bekend gemaakt.
  3. Aangaande het gebroken brood. Wij danken U, onze Vader, voor het leven en de kennis die Gij ons door Jezus Christus hebt bekend gemaakt. Aan U de luister tot in eeuwigheid.

4    Zoals dit gebroken brood verspreid was over de bergen en tot één geheel werd samengebracht, laat zo, uw kerk verzameld zijn van de uiteinden van de aarde in uw rijk. Want van U is de luister en de kracht door Jezus Christus tot in eeuwigheid.

In vers 1 staat:  Περὶ δὲ τῆς εὐχαριστίας (Die apostolischen Väter, Neubearbeitung der Funkschen Ausgabe von Karl Bihlmeyer, Erster Teil, Tübingen 1956, 5).

Zoals ik al zei: dat is een heel oud geschrift uit de vroeg-christelijke kerk.

En een belangrijk geschrift, want we weten dat het bijna in de bijbel was terechtgekomen!


Achtergrondinformatie: 

Ter inleiding op de lezing heb ik verteld:

Voluit is de titel: Διδαχὴ κυρίου διὰ τῶν δώδεκα ἀποστόλων τοῖς ἔθνεσιν (geciteerd naar: Die apostolischen Väter, Erster Teil, 1). Dat betekent: Onderwijs van de Heer, door de twaalf apostelen, aan de volkeren (in dat eerste woordje ‘didache’ hoor je ons woord didactiek doorklinken).

Het is heel oud boek, geschreven aan het begin van de tweede eeuw.

In vroeg-christelijke gemeenten werd eruit gelezen.

Bijna was het in de Bijbel terecht gekomen. Dat weten we omdat kerkvader Athanasius in een van zijn Feestbrieven (uit het jaar 367) de zevenentwintig boeken opsomt die volgens hem tot het Nieuwe Testament behoren; en daarbij opmerkt: maar Didache hoort er niet bij (vgl. A.F.J. Klijn, Apostolische Vaders 1,  225vv.). Als je dat hoort, dan weet je: Didache was een boek met gezag; anders was het voor Athanasius niet nodig geweest zich ertegen af te zetten.

Athanasius kreeg zijn zin: Didache verdween uit beeld. Pas in het jaar 1873 werd het in een heel oud handschrift herontdekt. In 1883 werd de tekst voor het eerst uitgegeven.

In het boek Didache vinden we een klein stukje over de maaltijd van de Heer. Het klinkt als een liturgische tekst.


In dat stukje dat we hebben gelezen, horen we hoe we volgens de schrijver van Didache de maaltijd zouden moeten vieren.

Het klinkt als een hele oude liturgie.

Wat opvalt is:

–   geen woord over Jezus’ dood;

–   geen instellingswoorden;

–   eerst iets over de beker; en pas daarna woorden over het brood.


Achtergrondinformatie: 

Vgl. Lukas 22:15-20: eerst beker, dan brood, dan nog een keer beker.



En over het brood wordt gezegd: ‘Zoals dit gebroken brood verspreid was over de bergen en tot één geheel werd samengebracht, laat zo uw kerk verzameld zijn van de uiteinden van de aarde in uw rijk’.

 

De maaltijd van de Heer is voor de schrijver van Didache een venster op het koninkrijk van God!

Het grote perspectief dat God met deze wereld voor ogen heeft.

 

Ik kan me daar wel iets bij voorstellen.

Wanneer je bedenkt dat iedereen welkom is: grote mensen én kleine kinderen.

En wanneer je kijkt naar dat gebaar van het brood dat gebroken wordt en uitgedeeld.

Zó uitgedeeld dat er genoeg is voor iedereen, dan ga je toch denken aan het koninkrijk van God!

 

Dan ga je toch bijna denken: heel even ís het koninkrijk er.

Heel even ís er die vrede die alle verstand te boven gaat.

De vrede tussen God en mensen

En de vrede van mensen onder elkaar.


8.

Zo krijgen we er zicht op, dat de maaltijd van de Heer zich niet in één betekenis laat opsluiten.

Wanneer we de maaltijd van de Heer vieren worden allerlei vensters geopend, die zich geven op vele betekenissen.

 

Ik noemde: de vergeving wordt uitgedeeld – en de opstanding klinkt altijd mee – en er valt licht op de gemeenschap – en het koninkrijk van God is nabij.

En de oude afbeeldingen waarover ik in het kerkblad schrijf, laten nog meer betekenissen zien:

–   velen hebben de maaltijd van de Heer beleefd als iets wat vergelijkbaar is met de verhalen over de wonderbare spijziging;

–   anderen zeiden: het is proeven en genieten van de goedheid van de Heer;

–   nog weer anderen dachten aan: koren uit de hemel; aan: brood van de engelen.

 

Je kunt dus aan heel veel dingen denken als je straks naar voren loopt, je hand ophoudt en je daarin brood ontvangt.

Waar denk jij aan als je straks naar voren loopt?

 

9.

Tot slot nog even terug naar dat jongetje waarmee ik begon.

Jullie zullen wel gesnapt hebben: dat jongetje ben ik.

Ondanks dat het allemaal zó saai was en het brood mijn neus voorbij ging, kom ik toch nog in de kerk.

Hoe komt dat toch?

 

Mijn grootouders zaten elke zondag ook in de kerk waar wij naartoe gingen (dat was toen de Brugkerk in Veenendaal). Wij zaten altijd rechts achterin, opa en oma links achterin.

Elke zondag mocht een van de kinderen uit ons gezin bij opa en oma zitten.

Op zo’n zondag met avondmaal was het mijn beurt.

Daar klonken weer de zware woorden.

Daar waren weer de mannen in de zwarte pakken met de ernstige gezichten.

Daar kwam weer die schaal met brood.

Ik moest hem doorgeven aan mijn oma naast mij.

Mijn oma nam een stukje brood, gaf de schaal door aan mijn opa en gaf toen haar stukje brood aan mij.

Ik wist niet wat te doen.

Zij moedigde me aan: dat is voor jou! Eet maar op.

 

Na de dienst werd ze onmiddellijk door mensen aangesproken: ‘wat heb je nou gedaan?!’

Mijn oma stond daar en zei alleen: ‘Maar heb ik dan iets verkeerd gedaan?’

Nee!, want met dat stukje brood liet zij me zien dat God er ook voor mij wil zijn.

In dat ene stukje brood is God mij nabij gekomen.

 

Dat ene broodje speelt een rol waarom ik nog in de kerk komt. Sterker: soms denk ik weleens, dat het dat broodje is geweest, dat me in de kerk heeft gehouden.

Daarom denk ik bij de maaltijd van de Heer ook altijd even aan mijn oma die mij haar broodje gaf.

 

Amen.