Kleine gemeenten vind je door heel Europa

Kleine kerkelijke gemeenten vind je door heel Europa. Hoe gaat men in andere landen om met vragen over kerkgebouw, predikanten, activiteiten en bundeling van krachten uit diverse gemeenten? 

Ik sprak haar in de koffiebreak. De voormalige energiecentrale in Tallinn, waar de Europese Kerkenconferentie plaatsvindt, biedt een grote ontvangsthal, waar je kuierend tussen de afgevaardigden wisselend bij diverse statafels kan gaan staan. Ze was afgevaardigd door de baptisten in Duitsland. Ik kende haar nog van vroeger, omdat ze ook een uitgeverijtje had.

‘Hoe gaat het met de baptisten in Duitsland?’, was mijn openingszin. Ze trok de wenkbrauwen wat bij elkaar. Niet echt goed dus. ‘Ik ben nu dominee van twee streekgemeenten. We hebben die twee gemeenten samengevoegd en voorlopig is dat goed’. ‘En je gaat op de oude voet verder van kerkzijn?’, vroeg ik. ‘Nee, nee’, zei ze, en ze begon een verhaal over nieuwe visies, andere liturgie, anders opgebouwde verwachtingen. ‘En wat doe je in de praktijk zoal?’, vroeg ik. ‘We proberen aan te sluiten bij het geheel van de samenleving’.

Ik herkende de insteek. Maar toen ze met een concreet voorbeeld kwam, kreeg het concept toch een onverwachte invulling. ‘We hebben in een deel van de kerk speelobjecten neergezet en we nodigen grootouders met hun kleinkinderen uit. De kleinkinderen spelen. De grootouders drinken koffie en praten met elkaar of met ons’. Ik herkende de speelhallen die je bij ons veel in de buurt ziet, maar die bij ons commercieel worden uitgebaat. Ik had het nog niet eerder gezien als optie om opnieuw gemeenschap te vormen tussen mensen en om mensen vertrouwd te laten zijn met de kerkruimte. ‘Het is een groot succes’, verzekerde de Duitse collega. ‘Het was bedoeld voor de omgeving en als tegemoetkoming voor mensen die niet stevig bij kas zitten. Maar mensen komen zelfs per trein aangereisd om ons te bezoeken’.


Blusinstallatie kopen?

De kleine gemeente doet iets met de inzet van het kerkgebouw. Het doet ook iets met de voorganger. Ik merkte het in een gesprek met een Poolse oud-katholiek. Hij was geestelijke en tegelijk verkocht hij over de hele wereld blusinstallaties. Het gesprek verliep wonderlijk.

Het gesprek ging van het altaar naar de vraag of wij in Nederland wel voldoende vuur-veilig waren in de kerk, want hij kon voor een zachte prijs de kerken een betere brandveiligheid garanderen. En toen hij vernam dat ik relaties had met de uitgeverij breidde hij het aanbod uit. ‘We hebben goede ervaringen met het updaten van de brandveiligheid bij commerciële bedrijven. Eigenlijk is dat onze specialiteit. Grote frabriekshallen doen we ook’. De ondernemende pastor.

Ik moest denken aan Paulus en zijn tentmakerij. Zou hij ook dergelijke tafelgesprekken hebben gevoerd in Korinthe, waar hij meer dan een jaar is geweest? Het maakt in ieder geval verschil of je spreekt met een dominee die ook les geeft aan de universiteit dan wel dat je in contact bent met iemand die ook tentenmaker is.


Whiskey-tasting

Wat gebeurt er met kleine gemeenten die een doorstart maken? Veel van die gemeenten, heb ik de indruk, zoeken  aansluiting bij de mensen in de leefomgeving. Ik kreeg die indruk sterk bij de uitwerking van een bijbelstudie over Romeinen 12: 15-18. Het gaat over vreugde die je deelt met mensen in vreugde en het huilen met de mensen die verdriet hebben. De organisatie had enkele filmpjes gemaakt vanuit landelijke kerken. Italië kwam met een filmpje van Lampedousa over vluchtelingen. Hongarije bracht een diaconaal project van opvang voor mensen in nood.

De Duitsers hadden beelden uit Chemnitz van een Inspire-project, een soort buurtcafé. Het aardige was dat men daar niet alleen de onderkant bediende, maar ook een muziekavond verzorgde over ‘sing-a-song-writer’ en een whiskey-tasting-avond. Chemnitz laat daarmee een heel andere kant van de kleine gemeente zien. De stad heette vroeger Karl-Marx-Stad en de geestelijkheid weet hoe lastig het is de bevolking te bereiken. Men probeert ze te verleiden, zoals Ruben van Zwieten dat doet op de Zuidas in Amsterdam. 


Directief 

Hoe breng je kerken bij elkaar die het zelfstandig niet meer redden? Iemand van de Franse kerk was er directief over. We brengen die twee gemeenten bij elkaar, en maken er een grotere streekgemeente van. 

In Groot-Brittannië ligt dat lastiger. Tenminste bij de United Reformed Church in Engeland. De kerk bestaat uit zo'n 1200 gemeenten met niet meer 35.000 leden en zo'n 300 dominees. Een snelle rekensom leert dat het gaat om kleine gemeenten met slechts tientallen leden per plaats. De secretaris-generaal legt uit dat men tot een handvol terug kan gaan, dat er slechts twee oudsten hoeven te zijn en dat het lastig is te laten fuseren. Geld en vermogen blijft dan ongebruikt liggen. Als de gemeente uiteindelijk wordt opgeheven gaat het vermogen naar de regionale kerkvergadering. Er is een groot tekort aan voorgangers in Engeland bij deze denominatie. In de kleine gemeenten gaan leken voor. 

De Noorse kerk zit weer aan de andere kant van de uitdaging. De kerk was staatskerk. De predikanten waren ooit in dienst van de overheid. Nu zijn ze ondergebracht bij een landelijk departement. De kosters en cantores daarentegen zijn vanuit de lokale gemeenschap aangesteld. Dat is in de regel de woongemeenschap. En dat wordt steeds meer de kerkelijke gemeenschap. Waar wij in Nederland vaak proberen het gebruik van het kerkgebouw te verbreden naar de lokale woongemeenschap is Noorwegen juist bezig om de zilveren koorden met de overheid te verbreken. 

De Noorse kerk is inmiddels zo ver dat men lokale kosten lokaal bekostigt. De lokale overheid kan daar een rol bij spelen. De bisschop van de lutherse kerk heeft in de regel periodiek overleg met elke burgemeester. Het gesprek wordt te voren voorbereid door iemand van de kerk, die het beleidsplan van de gemeente analyseert, zodat het gesprek kan gaan over de vraag hoe de kerk(en) lokaal de overheid kunnen ondersteunen.