Foto: drie mensen die afscheid nemen op rij, v.l.n.r. Hélène Evers, Tobias Bos, Leon van den Broeke; en helemaal op de voorgrond de juriste van de kerk die blijft: Mr. Margreet Parlevliet. 

Kunnen we het aantal regelingen in de kerkorde verminderen? 

Kunnen we de kerkorde verder vereenvoudigen, passend bij het verlangen om met minder juridische regels rekening te hoeven houden? Zo zou je het thema ‘Gewogen en te zwaar bevonden’ kunnen typeren van het symposium van het Generaal College voor de Kerkorde op 15 maart in Utrecht.

De Protestantse Kerk probeert tot een lichtere invulling van de kerk te komen. Het project 2025 zette daarvoor de toon. De lichtere invulling raakt de tekst van de kerkorde. Het Generaal College wilde daar een bijdrage aan leveren en hield er een symposium over. Er waren diverse inleidingen en aan het einde mochten twee leden van het Generaal College een samenvatting geven.

‘Ik merk dat het gebinte van de kerkorde wel blijft’, merkte mr. Max van der Klooster, lid van het college, op. ‘De voornaamste gamechanger is de secularisatie, waardoor er minder begrip is voor de bijzondere kerkelijke situatie bij banken en notarissen’. Zij stellen hun eisen aan de kerk in juridische zin en daar moet je rekening mee houden.

Daarnaast kan je vanuit de kerk zelf vragen stellen bij de kerkorde. De vraag of je moet reguleren of dereguleren hangt direct samen met het kerkbeeld dat je aanhangt. Het is een uitdaging om één en ander te vereenvoudigen, juist om ook de kleine gemeenten binnen de kerk een plek te laten houden. Tegelijk kan vereenvoudiging impliceren dat het goede bestuur onder druk komt te staan.

Mr. Godert van der Feltz, eveneens lid van het Generaal College, zag twee basislijnen door het symposium heen. Ook hij noemde de druk intern om regelgeving te versoepelen en de druk van buitenaf om juist rekening te houden met allerlei maatschappelijke voorwaarden. Hij signaleerde in de kerk een behoefte aan vrijheid, tegelijk zie je bij toenemende vrijheid een groeiende vraag om advies om de vrijheid op een verantwoorde manier in te kleuren. Een bijzondere paradox. 

Foto: Leon van den Broeke 

Het symposium zelf liet een keur aan inleiders achter de microfoon plaatsnemen. Prof. dr. Leon van den Broeke uit Kampen, vice-voorzitter van het Generaal College, beet het spits af van de bijeenkomst. Hij leverde een bijdrage over de vraag, waartoe de kerkorde dient. Hij vertelde van een enthousiaste pionier die zich sterk geremd voelde door de kerkorde. ‘Het mag niet van de kerkorde’, vatte de pionier de gevoelens samen die haar beknotten in een volgend experiment. Van den Broeke noemde dat een misvatting; het is ten allen tijde de synode die middels de kerkorde een bepaalde vorm aanreikt aan de gemeenten. De kerkorde is het resultaat van de keuzes die de synode maakt. De synode heeft ook reden om afspraken te maken. Als er geen kerkorde zou zijn, zou een enkel individu zijn of haar kerkbeeld kunnen opdringen aan een ander.

Van den Broeke schetste een beeld van het gebruik van de kerkorde vanaf de reformatie. De kerkorde in de eerste eeuwen van de hervorming stelde thema’s aan de orde als (1) het ambt, (2) de kerkelijke vergadering, (3) de sacramenten en liturgie, en (4) de vermaning en de tucht. Vanaf de negentiende eeuw verschoof de vraagstelling. De gesprekken gesprekken gingen lange tijd over het ongeestelijk karakter van de reglementen uit 1816. De gereformeerde gezindte had nogal wat kritiek op de hervormde ambtenarenstructuur. De hervormde kerkorde uit 1951 probeerde weer een geestelijk fundament te leggen onder de eigen kerk.

Dat het spreken over de kerkorde kan leiden tot vernieuwing bleek al in 1948, toen hervormden en gereformeerden in gesprek raakten over de kerkorde. Leon van den Broeke noemde dat een eerste aanzet van wat later Samen op Weg is gaan heten. We zien de inzet van de jongerenbeweging en de verklaring van de achttien predikanten vaak als startpunt van het verenigingsproces, maar ook de kerkorde-discussie heeft daar in 1948 al een bijdrage aan geleverd.

Leon van den Broeke ging bij zijn opmaat over de kerkorde in op de Bijbel. In de Bijbel zijn twee teksten die worden aangehaald, als het over de kerkorde gaat. ‘Laat alle dingen op een gepaste wijze en in goede orde gebeuren’, schrijft Paulus in 1 Korinthe 14: 40; en ‘God is geen God van wanorde, maar van vrede’, staat even eerder in 1 Korinthe 14: 33. Het is opvallend dat tegenover ‘wanorde’ geen ‘orde’ staat, maar ‘vrede’.

Het is lastig om een duidelijke definitie te geven van een kerkorde, vertelde Leon van den Broeke. Je komt in de vakliteratuur allerlei pogingen tegen, en verschillende daarvan zijn weinig toegesneden. ‘Het is de orde voor het kerkelijke leven in onderscheiding van het staatkundige en huishoudelijke leven’, legt de christelijke encyclopedie uit. Het gaat om de ontplooiing van de geestelijke krachten in gehoorzaamheid aan Christus, zegt een ander.

De kerkorde is in ieder geval niet als obstakel bedoeld, stelde Leon van den Broeke afsluitend, het wil een kader bieden om de ontvangen roeping na te komen.

In een reactie stelde ds. Arie van der Maas, classispredikant uit Delta, voor om een deel van de kerkorde onder te brengen bij een governance-code, zoals dat ook gebruikelijk is in allerlei maatschappelijke sectoren. Hij zou daarmee meer ruimte willen ontwikkelen voor zijn gemeenten in de classis Delta. Ongeveer een derde van de 160 gemeenten heeft daar inmiddels te kampen met een terugval van kerkenraadsleden onder het vereiste minimum van zeven personen. Later op het symposium kwam prof. dr. Leo Koffeman, emeritus-hoogleraar, op de governance-code terug en hij vroeg zich af of dat tot een lichtere kerkorde zou kunnen leiden. Via de achterdeur komen er dan wellicht weer nieuwe vragen op, namelijk over de manier waarop je de gewonnen vrijheid structureert en dan heb je toch weer normatieve teksten geïntroduceerd. Dr. René de Reuver reageerde daarop dat wat hem betreft dergelijke vragen niet altijd hoeven te worden beantwoord, men kan volstaan met het wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van een gemeente.


Foto: Hélène Evers

Dr. Hélène Evers uit Zwolle, voorzitter van het Generaal College voor de Kerkorde, ging in op de Hervormde Kerkorde uit 1951. Ze liet zien hoe daar de keus is gemaakt voor een breed gedeeld leiderschap in de kerk. Ze schetste de historische situatie vanaf het algemeen reglement uit 1816. De kerk had het karakter van een genootschap. De tekst van het algemeen reglement was bescheidener van omvang dan de kerkorde die onder meer dankzij Paul Scholten werd ontwikkeld tot de Hervormde Kerkorde uit 1951. De Hervormde Kerkorde legde de leiding onder in de organisatie bij de lokale kerkenraad en de rechtsbescherming omgekeerd van bovenaf. Tot een dunnere kerkorde leidde dit niet; integendeel. Er waren nieuwe ontwikkelingen die tekst nodig hadden; Evers noemde onder meer de missionaire bewogenheid (apostolaat), de oecumenische roeping en de plaats van het volk Israël.

De verantwoordelijkheden in de Hervormde Kerkorde zijn ambtelijk ingevuld. De eerste keer dat de ambten bij elkaar kwamen was in 1945 in Amsterdam. Direct bleek het verschil met de formele bestuursstructuur van het algemeen reglement. Bij dat bestuur uit de negentiende eeuw waren 19 personen betrokken. ‘Dat verdiende eigenlijk de naam ‘synode’ niet’, stelde Hélène Evers. Er was onder het algemeen reglement een kleiner kerkbestuur. Dit bestuur had voldoende aan een lichte structuur. Maar dat was allerminst een garantie voor rust. Integendeel het leidde juist tot scheuringen.

Evers maakte vervolgens een sprong naar de geseculariseerde samenleving. Ze stelde de vraag: Is alles nog te bemensen? Ze greep terug op de Hervormde Kerkorde om enkele tips mee te nemen, als je dan toch nieuwe tekst gaat formuleren. Allereerst het verlangen aan missionair elan. Ze refereerde aan de 150 pioniersplekken die gevormd zijn en die vanuit de kerkorde ruimte krijgen. Wat de oecumene betreft  noemde ze het belang te zoeken naar samenwerking met de migrantenkerken. En ze daagde het gehoor uit om ook het gedeelde leiderschap in takt te houden. Het vinden van de grens is daarbij een blijvend discussiepunt. ‘Hoe is het als een enkel charismatisch persoon een huisgemeente leidt?’, vroeg ze zich af. En ze stelde de vraag: ‘Moet de kerkorde niet de zwakkeren blijven beschermen?’

Er kan een behoefte zijn het breed leiderschap los te laten, maar juist dan loop je het risico te ontsporen. Als een plaatselijke gemeente te klein wordt en de regionale samenwerking uit de weg gaat, kan er een moment komen, gaf ze in overweging, om te zeggen: Jij bent niet meer protestants.

Ds. Wilbert van Iperen, classispredikant van de Veluwe, haakte hier op in. Hij herkende zich aan de behoefte een grens te markeren en stelde vast dat die grens nu ligt bij zeven kerkenraadsleden. Ook mr. Pieter Kuipers, lid van het college, zou later op diezelfde grens wijzen en op de bevoegdheden van de classis om gemeenten tot verder samenwerken te leiden op het moment dat ze vacant zijn, zoiets is nuttig als de gemeente zelfstandig onvoldoende body blijkt te hebben. 

Foto: Tobias Bos 

Dr. Tobias Bos was één van de schrijvers van de Protestantse Kerkorde uit 2004. Hij keek terug op het proces wat daaraan ten grondslag ligt. Hij herinnerde zich de behoefte van hervormde zijde aan een basisdocument, de Romeinse artikelen. Er werden allerlei keuzes gemaakt en discussies gevoerd. Bijvoorbeeld over de vraag of het voldoende was ‘Jezus Christus als Heer’ te belijden, of dat je hem ook ‘Verlosser’ moet noemen. Achteraf stelde hij de vraag of die discussies werkelijk veel doorwerking hebben gehad. Er was een bewuste keus om art. 4 en art. 5 over ambt en ambtelijke vergadering na art. 2 en 3 te zetten waar het gaat over de gemeente. Dat was een mooie keuze, maar of het in de praktijk veel verschil heeft gemaakt, betwijfelde Tobias Bos.

De tekst die tot stand kwam had een behoorlijk compromisgehalte. De tekst uit art. 4.2. over ‘alle leden die geroepen en gerechtigd zijn hun gaven te gebruiken….’ komt direct uit de gereformeerde kerkorde. ‘Maar wat betekent het nu eigenlijk?’, stelde Tobias Bos met terugwerkende kracht. In ord. 6.3.4. wordt expliciet gezegd dat er doopgetuigen kunnen zijn, ouders kunnen zich daar dus op beroepen, maar wat zou er gebeurd zijn als het er niet had gestaan? Dan had je dat als kerkenraad toch ook gewoon kunnen doorvoeren?

Humoristisch werd het toen Bos het gedeelte ging citeren, waar het gaat over de leermiddelen die je gebruikt om jongeren de kerkelijke leer toe te lichten. Het materiaal moet passen bij het denkkader en belevingsniveau van jongeren, zegt de kerkorde. Alsof mensen die het vak uitoefenen dat zelf niet kunnen bedenken. Hij relativeerde ook het verlangen naar vereenvoudiging. In de praktijk, zo stelde hij, zijn het slechts enkele ordinantiën die aandacht krijgen in de gemeente: ord. 2, 3, 4 en 11. Dat zijn de plekken waar de gemeente tegenaan loopt.

Tobias Bos noemde twee momenten waarop de tekst van de kerkorde is geëvalueerd. Een eerste evaluatiemoment was in 2010. Daar is het minimum-aantal kerkenraadsleden al teruggebracht van twaalf naar zeven. Kerkenraadsleden mochten weer twaalf jaar lid zijn en hoefden niet na acht jaar op te stappen. De samenstelling van de algemene kerkenraad kreeg meer ruimte voor lokale invulling. En er kwam ruimte voor missionaire gemeenten.

Een tweede belangrijke herschikking bracht Kerk 2025 teweeg. Het aantal classes werd teruggebracht van 72 naar 11. Er kwam een herstructurering van de visitatie. Er kwam meer ruimte voor eigen invullingen van de gemeente. Tobias Bos stelde vast dat de diverse bevoegdheden die men als gemeente heeft nog maar ten dele worden aangewend.

In het tweede deel van het symposium kwamen de juridische perspectieven naar voren zoals ze zich vanuit de samenleving aandienen. Noem het meer het buitenperspectief.


Foto: Jaap Broekhuizen

Mr. Jaap Broekhuizen, werkzaam bij de dienstenorganisatie en lid van het CIO (contactorgaan naar de overheid toe) schilderde diverse maatschappelijke ontwikkelingen die om duidelijkheid vragen vanuit de kerk. Er is een grote regeldruk vanuit de overheid, waar niet alleen de kerken last van hebben, maar eigenlijk alle verenigingen en organisaties. Jaap Broekhuizen wist te melden dat het gesprek loopt met de overheid om te zien of de druk kan worden weggenomen.

Tegelijk noemde hij zaken waar je niet onder uit kunt. De kerken hebben bijvoorbeeld ruimte om de rechtspersoonlijkheid van hun kerk zelf te regelen. Maar hoe je het verder uitwerkt, het zal voor overheid, bankwereld en juridische wereld van notarissen glashelder moeten zijn. Landelijk is er een verplichte inschrijving van de rechtspersoon. Sinds 2019 zijn onderdelen van de Protestantse Kerk vrijwillig ingeschreven.

Er is een algemeen rapport uit 2023 waaruit blijkt dat de regeldruk toeneemt vanuit het maatschappelijk verkeer. Jaap Broekhuizen noemde onder meer de anti-terrorisme regels, anti-witwasregels, fraudebestrijding; en dat niet alleen in Nederland, maar ook in Europa en wereldwijd.

De Anbi-regelgeving bestaat sinds 2008. Het impliceert dat kerken en diaconieën een publicatieverplichting hebben. De Wet bestuur en toezicht rechtspersonen bestaat sinds 2021 en geldt niet rechtstreeks voor kerken, maar daar waar kerken met stichtingen werken, moet men wel weer conform deze regels naar buiten treden. De Wet toezicht maatschappelijke organisaties kan gevolgen hebben voor transparantie van giften. Het maakt het vrijwilligerswerk er niet eenvoudiger op.

Jaap Broekhuizen citeerde een overheidsinstructie die betrekking heeft op giften: ‘Het inzamelen van een collecte is een algemeen gebruik tijdens religieuze diensten, waarbij contant geld betrokken is’. Dit lijkt een open deur voor mensen in de kerk, legde Broekhuizen uit, maar het is voor duizenden mensen die bij de banken werken iets om zenuwachtig van te worden. Want hoe kunnen zij hier toezicht op houden in het kader van ‘know your customer’.


Foto: Teunis van Kooten 

Mr. Teunis van Kooten, advocaat in Utrecht en universitair docent-onderzoeker aan de VU, ging verder in op de relatie tussen kerkorde en wetgeving. Hij liet zien hoe de kerkorde niet in strijd mag zijn met de reguliere wet. Over het algemeen was hij tevreden over de manier waarop de PKN daarin zaken heeft afgehecht. Of het nu gaat om zaken rond ziekte en arbeidsongeschiktheid, om de bescherming van de rechten van schuldeisers op het moment dat een rechtspersoon wordt opgeheven of om het recht van hoor en wederhoor bij een geschil: het heeft zijn weg gevonden in de regelgeving van de PKN.

Van Kooten liet zien dat er waarborgen moeten worden gegeven voor goed bestuur. De PKN kent in diverse situaties een behoorlijke checks and balances. Als er bijvoorbeeld een pastorie wordt overgenomen door een predikant is er een neutrale toets. In Utrecht, waar Van Kooten zelf deelneemt aan het kerkelijk bestuur, is het de gewoonte dat mensen niet meediscussiëren en meebeslissen op centraal niveau als het gaat om bijzondere zaken die hun eigen wijk betreffen. Tegelijk kan het behoorlijk ingewikkeld zijn als je de kerkelijke structuur wilt uitleggen aan niet-kerkelijke mensen. Alleen in Utrecht zijn er al dertig deelbesturen onder de regie van de algemene kerkenraad. Leg dan aan niet-kerkelijke mensen maar eens uit hoe dat zit met een centraal college van diakenen en diverse wijkcolleges.

Als laatste deelthema ging Teunis van Kooten in op de kerkelijke rechtspraak. Hij stelde dat er tenminste zeven kerkelijke geledingen zijn die zich daarmee bezighouden, variërend van opzicht (ord. 10 en GR 11) tot het College voor Ambtsontheffing (ord. 3, GR 11) en bezwaren en geschillen, en geschillen en klachten binnen de PTHU. Hij stelde voor dat wat terug te brengen, bijvoorbeeld  door onderdelen samen te voegen tot één college en eventueel te werken met diverse kamers.


Foto: Margreet Parlevliet

Het geheel werd afgesloten met een forumgesprek. Mr. Pieter Kuipers, lid van het Generaal College voor Kerkorde, stelde bijvoorbeeld de vraag hoe je tot minimumnormen kunt komen voor een bestuur. Hij zei in ieder geval het vier-ogen-principe te willen handhaven, dus dat meer mensen betrokken zijn bij transacties en de goedkeuring daarvan. Mensen moeten elkaar scherp houden en wat hem betreft mag dat ook gelden van de predikanten als het gaat om geestelijke inhoud.

Mr. Margreet Parlevliet, werkzaam voor de dienstenorganisatie, heeft in het dagelijks leven veel te maken met vragen over samenwerking. Het is ingewikkeld. Want je kunt wel minder regels willen geven, maar soms wordt het daar juist ingewikkelder van. Het simpele antwoord ‘Alles mag’ werkt niet, omdat mensen al snel vragen hoe ze dan een vorm van samenwerking moeten inkleden. Tegelijk kan je die samenwerking niet opleggen, omdat je dan verzet krijgt.

Ds. Wim van der Schee uit Zwijndrecht, ook lid van het college, wees onder meer op de manier waarop mensen met kerkorde omgaan. Naast de kerkelijke teksten is er een eigen kerkelijke werkelijkheid, waarin mensen hun eigen gang gaan. Hij waarschuwde voor te veel bureaucratie. Mr. Klaas-Willem de Jong, universitair hoofddocent Kerkrecht aan de PTHU, zei zich een situatie voor te kunnen stellen dat gemeenten zolang mogelijk zelfstandig blijven en zelfs verantwoord toezicht kunnen inkopen. 


Foto: René de Reuver

Dr. René de Reuver opende de bijeenkomst met een bezinning op Lukas 10, de uitzending van 72 apostelen. Hij haalde vier gedachten naar voren:
* het belang dat mensen twee-aan-twee worden uitgezonden;
* het perspectief van de missio Dei, de roeping om het evangelie uit te dragen in een vijandige wereld;
* het besef als lammeren onder de wolven te verkeren;
* het belang na te denken over de rechtspositie van de arbeiders.

De Reuver sprak aan het einde van de samenkomst drie leden toe van het Generaal College voor de Kerkorde die afscheid namen: voorzitter Hélène Evers, vice-voorzitter Leon van den Broeke en senior-lid Tobias Bos. Het is nog niet bekend wie deze mensen gaan opvolgen.

Foto onder: Max van der Klooster en Godert van der Feltz