Foto: Dr. Jan Dirk Wassenaar tijdens zijn les voor de buitenlandse gasten

Summerschool buitenlandse studenten krijgt inzicht in Nederlandse traditie


Wat doet een predikant zoal wanneer hij of zij vakantie heeft? Sommigen sluiten de studeerkamer hermetisch af en openen pas weer een theologisch boek als de vakantie helemaal voorbij is. Anderen beginnen te lezen in de grote stapel van theologische boeken die ze in de loop van het jaar in een hoek hebben bewaard. En weer anderen zeggen 'ja' als ze voor een bijzondere bijeenkomst worden gevraagd. 

De vraag die dr. Jan Dirk Wassenaar, eerste scriba van de classis, kreeg valt ongetwijfeld in de laatste categorie. Midden in zijn vakantieperiode kreeg hij de vraag om een summerschool te geven voor buitenlandse studenten. Van 3 tot en met 7 juli werd in Amsterdam een ‘summerschool’ gehouden van het International Reformed Theological Institute. Op 4 juli mocht hij voor een gezelschap van zo’n 40 theologische studenten, docenten en hoogleraren uit Europa, Azië, Afrika en Noord-Amerika een lezing houden over ‘Polarization and the Pursuit of Unanimity in the Church: Ecclesiastical Decision-making in the Dutch Reformed Tradition’.

Zijn bijdrage gaat over het ideaal van eenparigheid van stemmen (versus meerderheid van stemmen) in het kerkrecht van de Nederlandse reformatorische traditie. Hieronder een samenvatting van de tekst. 

Besluitvorming op het kerkelijke erf

Zo mogelijk met eenparige stemmen

door dr. mr. Klaas-Willem de Jong en dr. Jan Dirk Wassenaar

Besluitvorming op het kerkelijke erf is soms een heet hangijzer. In dit artikel vragen wij aandacht voor het beginsel van meerderheid van stemmen in de kerken van de Reformatie in ons land.

In artikel 31 van de Dordtse kerkorde van 1619 is bepaald dat in het kerkelijke verband het beginsel van meerderheid van stemmen geldt. Er is één belangrijk voorbehoud. Als bewezen wordt dat iets in strijd is met het Woord van God, dan gaat het niet door. De bepaling uit 1619 staat niet op zichzelf. Ze is ook in eerdere kerkorden van de Gereformeerde Kerk in ons land te vinden. Echter: niet in die van de eerste synode, in 1571 in Emden gehouden. Die besloot in ieder geval voor meerdere vergaderingen tot eenparigheid van stemmen als voorwaarde voor besluiten: iedereen moest het er mee eens zijn. Natuurlijk
was dat wel eens lastig. De regel is wel zo uitgelegd dat iedereen in de eerste stemming vrij was en dat de minderheid zich in de tweede ronde uitdrukkelijk bij de meerderheid neerlegde. Dan kreeg je alsnog eenparigheid van stemmen.

Spoedig na 1571 is eenparigheid van stemmen als beginsel losgelaten, voortaan was meerderheid van stemmen vereist. Toch dook het ideaal van eenparigheid nog wel eens op. Dat was vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw het geval. Dat had alles te maken met de grondwetsherziening van 1848. Die was een mijlpaal in het proces van democratisering in Nederland. Niet lang daarna, in 1852, werd een nieuwe versie van het uit 1816 daterende Algemeen Reglement voor de Nederlandse Hervormde Kerk ingevoerd. Dat had niet alleen te maken met de herziene grondwet. Veeleer was het nieuwe Algemeen Reglement het resultaat van binnenkerkelijke ontwikkelingen: er waren partijen met tegenovergestelde standpunten ontstaan. Het Reglement van 1852 koos in beginsel voor evenredige vertegenwoordiging in de besturen, maar pas in 1867 werd het model feitelijk van kracht. Mannelijke lidmaten mochten toen naar de stembus om zich uit te spreken over de
precieze uitvoering ervan in hun gemeente. Met het oog daarop begonnen kerkelijke verenigingen, zoals de Confessionele Vereniging van 1864, invloed te organiseren. Rechtzinnige kerkmensen wilden evenredig vertegenwoordigd zijn in de kerkelijke besturen. Het gevolg was, dat er in honderden hervormde gemeenten kerkelijke verkiezingen gehouden
werden, wat de partijvorming in de kerk deed toenemen.

Twee hervormde theologen hebben zich sterk tegen ‘meerderheid van stemmen’ als uitvloeisel van partijdenken verzet: J.H. Gunning jr. en Ph.J. Hoedemaker. Ze vonden het beginsel in strijd met de waardigheid van de kerk. Gunning sprak over ‘verlaging’. Hoedemaker zei: het gaat om het recht van God ofwel het recht van de waarheid, niet om wat de meerderheid vindt – de kerk is tenslotte geen vereniging. Overigens: Gunning heeft het beginsel later wel aanvaard – als een soort noodmaatregel op het kerkelijke erf.

In veel opzichten was A. Kuyper, de voorman van de Doleantie van 1886, opponent van Gunning en Hoedemaker. Hij vond democratie niet in strijd met het wezen van de kerk. Maar hij gaf toe dat het beginsel van buiten de kerk kwam. En ook hem ging het ten diepste om eenheid, en wel in het belijden van de kerk. Wat dat betreft waren Gunning, Hoedemaker
en Kuyper het in essentie wel met elkaar eens.

‘Meerderheid van stemmen’ op het kerkelijk erf is dus in de tweede helft van de negentiende eeuw in discussie geweest. Hoe is het verdergegaan? Welnu: in 1959 vond in de Gereformeerde Kerken in Nederland een herziening van de Dordtse kerkorde plaats. Toen werd in de nieuwe versie van artikel 31 gesteld: ‘De besluiten van de vergadering zullen steeds na gemeenschappelijk overleg en zoveel mogelijk met eenparigheid van stemmen worden genomen. Blijkt eenparigheid niet bereikbaar, dan zal de minderheid zich voegen naar het gevoelen der meerderheid. De besluiten van de vergadering dragen een bindend karakter.’ In de kerkorde van de Protestantse Kerk van 2004 wordt gesteld dat besluiten in alle kerkelijke lichamen steeds na gemeenschappelijk overleg en zo mogelijk met eenparige stemmen genomen worden. Men hoort hierin een echo van de bepaling van de synode van Emden van 1571. Het is wel duidelijk: op het kerkelijk erf is eenparigheid van stemmen het ideaal. De praktijk is helaas wel eens anders…


Dr. mr. Klaas-Willem de Jong is als docent kerkrecht verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit.
Dr. Jan Dirk Wassenaar is predikant van de Protestantse Gemeente te Hellendoorn, daarnaast geassocieerd onderzoeker aan de genoemde universiteit.