Permanente educatie en andere bevoegdheden van de Kerkelijk werker

Er komen steeds meer kerkelijke werkers in de protestantse gemeenten van Overijssel-Flevoland. Dat geeft tegelijk een toenemend aantal vragen. De vragen clusteren zich op twee terreinen:

1. In hoeverre is de permanente educatie die predikanten hebben op te nemen, ook van toepassing op de kerkelijke werkers?

2. In hoeverre kan je als kerkelijke werker preekbevoegdheid krijgen of zelfs de bevoegdheid de sacramenten te bedienen?

Bij beide vragen gaat het om legitimiteit en om de routes die men moet doorlopen om permanente educatie en preekbevoegdheid legitiem te kunnen invullen.

Permanente educatie

Is de permanente educatie alleen voor predikanten of ook voor kerkelijke werkers?
Antwoord: De permanente educatie is een verplicht element van de dienstbetrekking van kerkelijke werkers (kerkorde ord. 3.12.12).

Geldt dat ook voor kerkelijke werkers die een parttime-aanstelling hebben?
Antwoord: Ja, dat geldt ook voor kerkelijke werkers met een beperkte aanstelling. Je merkt in de praktijk dat colleges van kerkrentmeesters en kerkenraden daar weinig rekening mee houden, omdat ze denken vanuit de vraag ‘we hebben behoefte aan iemand die een aanvullende klus uitvoert in de gemeente’. Je denkt dan vanuit het oplossen van een lokaal probleem en niet vanuit de rechtspositie van een kerkelijk werker. Maar het hoort bij de taak van een kerkelijk werker zich te blijven bekwamen en updaten in het gekozen vak. De kerkorde denkt daarbij vanuit een ambt of een bediening die minimaal één jaar duurt en minimaal een derde van de volledige werktijd omvat (Generale Regeling 15.2.1). Dus iemand die alleen catechese verzorgt en daarbij vier uren maakt per week valt niet onder de verplichting.

Hoe ziet de invulling van de permanente educatie er uit voor een kerkelijk werker?
Antwoord: De kerkelijk werker ontvangt, nadat deze in het ambt is bevestigd of in de bediening is gesteld, gedurende een jaar persoonlijke coaching in de vorm van begeleiding van een mentor. De dienstenorganisatie draagt zorg voor dat mentoraat (Generale Regeling 15.4.1). De kerkelijke werker kan in de  praktijk vermoedelijk het beste zelf het initiatief nemen, de kwestie aankaarten bij de contactpersoon naar het college van kerkrentmeesters en/of de kerkenraad en vervolgens contact opnemen met de dienstenorganisatie over de verdere uitwerking.

De kerkelijke werker volgt ook de primaire nascholing, zoals deze door de – door de kerk aangewezen HBO-opleidingen wordt aangeboden en heeft deze af te ronden binnen vier jaar nadat het werk in de gemeente is aangevat (Generale Regeling 15.4.2). Daarna kan de betreffende kerkelijke werker vrijmoedig ook in andere gemeenten een bijzondere opdracht ontvangen (Generale Regeling 15.4.3).

Geldt de voortgezette nascholing ook voor de kerkelijke werker?
Antwoord: Ja, die is op gelijke wijze als voor de predikant van toepassing voor de kerkelijke werker. Die nascholing begint in het zesde jaar nadat de betrokken kerkelijke werker in het ambt is bevestigd of in de bediening is gesteld en bestaat uit een toegesneden studieplan, gespreid over perioden van telkens vijf jaar (Generale Regeling 15.5.1).  Het gaat om een verplicht deel en om een vrij in te vullen deel (Generale Regeling 15.5.3).

Mag een kerkelijk werker de opleiding ook gebruiken om invulling te geven aan een studie richting predikantschap of ten dienste van een promotie?
Antwoord: Ja, dat mag (Generale Regeling 15.5.4). Er is zelfs veel voor te zeggen, dat je de studie op die manier oppakt, omdat je daarmee automatisch structuur geeft aan de permanente educatie via de opleiding.

Is het voldoende als je als kerkelijk werker een studieplan maakt?
Antwoord: Nee, je bespreekt dat met de kerkenraad en stelt het waar nodig bij (Generale Regeling 15.7.2) en je stuurt het op naar de classispredikant (Generale Regeling 15.7.3). In Overijssel-Flevoland gaat het ingezonden studieplan naar een commissie Permanente educatie die het met de classispredikant leest en van commentaar voorziet. Het commentaar gaat als reactie terug naar de kerkelijke werker en de kerkenraad. Soms is het commentaar voor de kerkelijk werker zelf reden om nog eens goed naar de opstelling te kijken en wijzigingen aan te brengen.

Is er enige consequentie als je de permanente educatie laat schieten?
Antwoord: Ja, in ieder geval in formele zin. Je bent alleen herbenoembaar, zowel als predikant als als kerkelijk werker, als je je studiepunten hebt gehaald. Is dat niet het geval dan kan een landelijke commissie je een aanvullende studieopdracht geven als je elders aan de slag wilt (Generale Regeling 15.10.2). In de praktijk zijn er weinig voorbeelden bekend van mensen die zo stipt zijn benaderd.

Hoe ligt het in de praktijk met het volgen van de permanente educatie bij de kerkelijke werkers?
Antwoord: In Overijssel-Flevoland blijven de aanvragen voor permanente educatie voor kerkelijke werkers ver achter bij de aanvragen voor predikanten. Ongeveer 45 procent van de predikanten heeft een gewaardeerd studieplan op het moment dat deze tekst is geschreven; bij de kerkelijke werkers ligt dan op ongeveer 5 procent. Werk aan de winkel dus.

Consent tot preken en sacramentsbediening

Is het altijd  nodig om de bevoegdheid te hebben te preken?

Antwoord: Nee, de kerkenraad kan een kerkdienst een bijzonder karakter geven en dan de eis van de bevoegdheid loslaten (ord. 5.2). Het gaat dan om getijdediensten, een oecumenische dienst of anderszins een bijzondere dienst. Dan kan iemand die geen academische predikant is voorgaan in een dienst. Je ziet het in de praktijk nogal eens gebeuren in de korte Taizé-achtige momenten in de veertigdagentijd en in diensten met de preek van de leek.

Zijn prediking en sacramentsbediening onder hetzelfde kerkordelijke regime gevat?
Antwoord: Nee, er zijn kerkelijke werkers die een preekconsent aanvragen; de route naar sacramentele bevoegdheid is anders, aanvullend en nog weer beduidend ingewikkelder (ord. 5. 5.2). In feite zijn alle zegenende en inwijdende elementen voorbehouden aan de predikant.

Kan iedere kerkelijke werker die in het register van kerkelijke werkers is opgenomen een preekconsent aanvragen?
Antwoord: Nee, je moet ook een aanvullende homiletische en liturgische vorming hebben ontvangen (Generale Regeling 10.6.1) en toestemming hebben van het breed moderamen van de classis.

Hoe is de procedure als je die homiletische / liturgische aantekening hebt?
Antwoord: Dan is het de scriba van de kerkenraad waar je werkt (dus niet de kerkelijke werker zelf) die de aanvraag indient bij de scriba van de classicale vergadering (Generale Regeling 10.6.2). In dit geval kan de aanvraag naar Johan Kuiper (classisscriba-overijssel-flevoland@protestantsekerk.nl).

Kan je er bij gekwalificeerdheid qua opleiding van uitgaan dat de aanvraag bij het breed moderamen van de classis een formaliteit is?
Antwoord: Nee, daar mag je niet van uitgaan. Het breed moderamen checkt inderdaad of de kleine synode de formele opleiding en geschiktheid heeft vastgesteld. Er wordt door het breed moderamen gelet op omgevingsfactoren, namelijk dat er in de betreffende plaats en regio geen andere mogelijkheid is om in de preekvraag te voorzien (Generale Regeling 10.6.3). Men doet er als scriba van de kerkenraad dus verstandig aan die vraag al te beantwoorden bij de feitelijke aanvraag. De feitelijke verlening van het preekconsent komt dan vanuit de kleine synode en in Overijssel-Flevoland is het de gewoonte dat de uitreiking persoonlijk plaatsvindt tijdens een bijeenkomst van het breed moderamen, in de regel in Dalfsen.

Kan je als kerkelijk werker daarna je gang gaan met preken?
Antwoord: Ja, in die zin, dat het je vrij staat een preekrooster in te vullen en ‘ja’ te zeggen op vragen van gemeenten waar het consent van toepassing is. Nee, in die zin, dat er een predikant als supervisor moet zijn en de kerkelijk werker begeleidt (Generale Regeling 10.6.3). In overleg met het breed moderamen kan zo’n supervisor worden aangesteld. Het is de bedoeling dat supervisor en kerkelijk werker af en toe overleg voeren over de ervaringen, zodat de kerkelijke werker kan terugvallen op support van de supervisor.

Mag je ook preekbeurten in algemene zin aannemen als je een consent hebt?
Antwoord: Nee, het consent geldt alleen voor de gemeente of de regio waarop het betrekking heeft. Het is immers een voorziening met het oog op het lenigen van de nood in die regio, die plaats. Als je buiten die regio gaat mag je alleen voorgaan als het een niet-reguliere dienst betreft (zie ook wat eerder is gezegd over samenkomsten met een bijzonder karakter).

Geldt het preekconsent onbeperkt?
Antwoord: Nee, een consent is nooit langer geldig dan vier jaar. Het eerste consent is twee jaar geldig. En als de situatie verandert en een kerkelijk werker niet meer in een plaats werkzaam is waarop het consent betrekking heeft, is het mogelijk dat dit als voorwaarde in het consent is opgenomen om rechtsgeldig te zijn.

Wat gebeurt er als je je als kerkelijk werker een ruimere toepassing gunt dan in het preekconsent is genoemd?
Antwoord: In formele zin ga je je boekje te buiten als je voorgaat in reguliere diensten buiten het gebied waarvoor het consent geldt. In de praktijk is bekend dat nogal wat kerkelijke werkers zichzelf ruimhartig inzetten. Ze hebben een gevoel van ‘als ik geschikt ben het evangelie te verkondigen in mijn eigen werkgebied ben ik ook gekwalificeerd om een zelfde dienst te houden buiten mijn werkgebied’. Toch gaat de kerkorde daar niet van uit. De kerkorde gaat er zelfs van uit dat de kleine synode bij overtreding zo’n consent kan intrekken (Generale Regeling 10.3.2). In de praktijk zijn er geen of amper voorbeelden bekend van mensen die dat is overkomen, terwijl er wel veel voorbeelden bekend zijn van kerkelijke werkers die wijd en zijd voorgaan.

Onder welke omstandigheden is het mogelijk als kerkelijk werker sacramenten te bedienen en de zegen uit te spreken?
Antwoord: Dit is zeer uitzonderlijk (Generale Regeling  4.8). Het breed moderamen van de classicale vergadering kan een dergelijke toestemming verlenen als er sprake is van een gemeente met beperkte financiële middelen, waardoor men zelfs een predikant voor een derde aanstelling niet meer kan betalen; duidelijk moet zijn dat samenwerking met een buurgemeente niet mogelijk is; en men moet de kerkelijk werker voor tenminste 36 maanden voor een derde aanstellen. Als gezegd: het aantal gehonoreerde aanvragen is op de vingers van een hand te tellen. Er is immers vrijwel altijd sprake van een situatie waarbij de gemeente zo klein is geworden, dat men op termijn onvermijdelijk ook moet samenwerken met een andere gemeente; en er is zelden sprake van een structurele balans in de financiën waardoor men geen predikant voor een derde zou kunnen betalen, maar nog wel een kerkelijk werker. De marges tussen die twee begrotingen zijn minimaal.

Ik meen begrepen te hebben dat de generale synode kerkelijke werkers wil opwaarderen tot predikant? 
Antwoord: Dat zou je zo kunnen zeggen. De generale synode heeft uitgangspunten in een rapport aangenomen 'Geroepen en gezonden' waar kerkelijke werkers de gelegenheid mee krijgen een jaar extra studie te volgen en dan een soort predikant minor te worden met bevoegdheden te preken en sacramenten te bedienen. Dit rapport krijgt een vervolg met een theologische bezinning en allerlei praktische uitwerkingen in de kerkorde. Het is niet duidelijk of het eenduidig de juridische eindstreep zal halen. Dat duurt op het moment van schrijven nog wel twee, drie jaar. Daarna - als het onverkort wordt aangenomen - moeten kerkelijke werkers kiezen of ze de extra opleiding van een jaar volgen of daarvan afzien. Voor degene die er van afziet, zal het alleen maar ingewikkelder zo niet onmogelijk worden een preekconsent te krijgen c.q. een sacramentsbediening te mogen verzorgen. Voor hen die de opleiding wel doen, zou de bevoegdheid wel eens gekoppeld kunnen zijn aan het afronden van de opleiding. Maar goed, dat zal op het moment van schrijven dus over enkele jaren duidelijk zijn.