Foto: Marco Rotman

'Ik ben een farizeeër'


‘Eeuwenlang zijn farizeeën getypeerd als zelfingenomen, wettische letterknechten bij wie leer en leven niet overeenkwamen. In de protestantse traditie vinden we die benadering ook bij Luther en Calvijn. Toen Joodse onderzoekers zich eind negentiende eeuw gingen bezighouden met de farizeeën, brachten zij een positiever beeld naar voren van farizeeën als godsdienstige vernieuwers die feitelijk dicht bij Jezus stonden’.

Zo sprak Marco Rotman op vrijdag 13 juni bij de aanvaarding van zijn bijzonder lectoraat aan de Christelijke Hogeschool te Ede. Hij houdt zich in zijn lectoraat bezig met het Joodse karakter van het Nieuwe Testament en de Joods-christelijke ontmoeting. Het is een bijzonder lectoraat, waarin de Hogeschool samenwerkt met het CIS (Centrum voor Israël Studies). Het eerste bijzondere lectoraat in Ede, vertelde de voorzitter van het bestuur Jan Hol, maar ‘er zitten andere in de pijplijn’, waarbij de hogeschool met andere partijen wil samenwerken. In het lectoraat verenigen zich ook de HBO-lesgevende praktijk met die van het praktijkgerichte onderzoek.

Marco Rotman sprak over het thema ‘Ik ben een farizeeër’. Hij liet zien hoe de apostel Paulus zich in zijn nieuwe bediening een farizeeër blijft noemen. Dat staat haaks op het beeld dat christenen zich nogal eens van de farizeeërs hebben gevormd. De groep wordt vaak neergezet als wettisch, hard en hypocriet. Maar je kan de groep beter omschrijven als een heiligingsbeweging. ‘De wetsuitleg van de farizeeën was erop gericht dat heel Israël, niet alleen de priesters, zou leven volgens de Tora en zij zochten naar manieren waarop dat in de praktijk van het leven ook daadwerkelijk mogelijk was’. Zij hielden zich, zo sprak Josephus over hen, aan de ‘tradities van de vaderen’. In de Dode Zeerollen worden de farizeeën ook wel ‘bouwers van de muur’ genoemd, dat wil zeggen dat ze de Tora beschermden.

In het eerste deel van de bijeenkomst spraken Michael Mulder en Dani Evers over hun ervaringen in het Jesaja-project. In dat project lezen koppels van een jood en een christen dezelfde tekst uit Jesaja en leggen ze hun bevindingen vast op schrift. Abonnees kunnen daar kennis van nemen. Dat zijn er op dit moment zo’n drieduizend. Van alle profetenboeken wordt Jesaja het meest gelezen in de synagoge en het meest in het Nieuwe Testament aangehaald. Vijf Joodse en vijf christelijke theologen schrijven – in paren – hun commentaar. Michael Mulder en Dani Evers zijn zo’n koppel.

Ze gaven een voorbeeld uit een eerder project over Mattheüs van hoe de één de ander aanvult. Het ging over een tekst uit Mattheüs 7: 7-11, die begint met ‘Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden’.  In de christelijke traditie wordt de tekst vaak als uitnodiging gelezen om te bidden en om daarin vol te houden. Dani denkt bij de tekst eerder aan een midrash, waarin de mens met God discussieert. De Joden zeggen: Wij kunnen niet  bidden, wij staan te ver van God af. Maar God spreekt dat tegen en zegt: Het moet van jullie komen. De woordenwisseling eindigt onbeslist en dus zegt de midrash, moet God als eerste spreken. Er is geen automatisme dat we tot God doordringen. De tekst is dus geen garantie dat je gehoord wordt; het is meer de verzuchting hoe je eigenlijk tot bidden kunt komen.

Michael Mulder verbreedde de conclusie, namelijk dat je als leer je eigen uitleg niet moet verabsoluteren. Wellicht kan het Joodse perspectief inbreken op het perspectief van jou, als christen. Soms schuurt dat. Bijvoorbeeld als er in Jesaja 7 wordt gesproken over ‘een jonge vrouw’. Christenen lezen dat als ‘maagd’ en als verwijzing naar Maria. Joden lezen dat neutraal als ‘vrouw’ en vinden dat een duiding als maagd als zodanig niet in de woordkeus van Jesaja te vinden is.

Jan Hol, voorzitter van het college van bestuur van de CHE legt dr. Marco Rotman de versierselen om van het lectoraat, op de voorgrond Leontine Rotman, de vrouw van Marco Rotman

Dr. Dani Evers, deelnemer aan het Jesaja-project van het CIS

Dr. Michael Mulder, universitair docent Nieuwe Testament, Judaïca en Kerk en Israël aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn en de Christelijke Hogeschool te Ede