Dissertatie Iemke Epema: 'Niets gaat ooit verloren'

Hoe kon het geloof in God in de afgelopen eeuwen zo veranderen? Van een algemeen gedeeld levensgevoel dat heel de werkelijkheid bepaalde is het een keuze geworden, een steeds minder vanzelfsprekende keuze van een steeds kleinere minderheid. Wat is er onderweg gebeurd?

Daarover sprak dr. Iemke Epema, predikante in Zwolle, voor de werkgemeenschap van predikanten en kerkelijk werkers in de provinciehoofdstad op 21 mei. Ze gaf een toelichting bij haar dissertatie, waarop ze precies een jaar geleden promoveerde. De dissertatie heeft de titel ‘Niets gaat ooit verloren’. Het boek geeft een inleiding op het denken van de Canadese filosoof Charles Taylor. De man, geboren in 1931, leeft nog. Iemke vertelde, dat ze hem ruim een jaar geleden in België voor het eerst heeft ontmoet. Toen de Canadees het boek in haar handen zag, begreep hij de titel onmiddellijk.

Charles Taylor, zo legde Iemke uit, is sterk beïnvloed door de filosoof Hegel. Hegel geeft een benadering van de geschiedenis waarbij de these de antithese oproept en op een hoger plan versmelt tot een synthese, een nieuwe these. Taylor past dat denken toe op de geschiedenis van mensen en van geloofsdenken. Iemke Epema legde uit hoe dat gaat. Ze vertelde over de aanloop in het leven van Taylor zelf. Zijn eerste boek ging over Hegel. Een tweede boek volgde, ‘Bronnen van het Zelf’, waarin hij de geschiedenis van onze moderne identiteit beschrijft. En een derde boek volgde, ‘Een seculiere tijd’, een boek waarin hij de geschiedenis van het geloof beschrijft. Dit laatste boek wordt veel gelezen in theologische kringen. Ze nemen voor lief dat het een lijvig boek is, waarin de Canadese schrijver veel ruimte neemt om de historische ontwikkeling van het geloof goed in kaart te brengen.

Studiekring

Iemke Epema vertelde hoe ze zelf kennismaakte met het werk van Taylor. Ze heeft het laatst genoemde boek gelezen in een studiekring van predikanten. Dr. Gerrit Neven, die toen hoogleraar dogmatiek in Kampen was, gaf leiding aan deze studiekring. Hij heeft de predikanten geholpen om de soms taaie redeneertrant van Taylor te duiden. Taylor vertelt, om Iemke Epema te citeren, een ‘master narrative’, een groot verhaal. Hij vermengt rationele interpretatie en affectieve duiding. Dat maakt het boek bijna tot een diagnose, een apologie.

De Zwolse predikante vertelde dat de studiekring smaakte naar meer. Taylor bleef haar fascineren. Taylor is geen theoloog; hij is filosoof. Dat vraagt enige omzetting van het technisch vocabulaire. Tegelijk gaat er een nieuwe wereld voor je open als je daarin slaagt. Voor Iemke Epema is het de charme van Taylor. Een belangrijk begrip in de benadering van Taylor is het woord ‘transformatie’. Taylor ziet transformatie als een proces van verandering zich ontwikkelt waarbij steeds iets nieuws tot stand komt, waarin delen van het oude zich versmelten met nieuwe uitdagingen. De kenner herkent Hegel daarin, die ook via breuken en theses heen een ontwikkeling aanwijst. Taylor ziet zo een ontwikkeling zich ontvouwen in de geschiedenis van het geloof. Alle elementen uit de oude situatie, ook het ongeloof, spelen een rol om als geheel van de samenleving en het denken een hogere ontwikkeling mogelijk te maken. Vandaar de titel ‘Niets gaat ooit verloren’. Alles wordt meegenomen.

De verandering impliceert het belang van transcendentie, van een denken boven het platte vlak uit. Begrippen als eerbied, onbaatzuchtigheid, geloof zijn nodig om mensen aan te zetten tot levensverandering. Er is een appèl wat steeds weer uitgaat naar de mens; en daarop volgt een respons als een antwoord om op een Hegelachtige manier tot een nieuwe werkelijkheid te komen. Ook wanneer de respons zwakker wordt, blijft het appel uitgaan. Je zou het appel misschien voorzichtig wel de stem van God mogen noemen.

Appèl

Het appèl gaat niet alleen naar gelovigen uit, maar ook naar ongelovigen. Geloof en ongeloof zijn geen twee tegenovergestelde theorieën over de werkelijkheid. Ze staan voor dezelfde vragen en dezelfde uitdagingen. Taylor zoekt daarom het debat met een ieder, en zeker ook met mensen die zeggen ongelovig te zijn. Mensen kunnen natuurlijk het appèl ontkennen, maar dat wil niet zeggen dat het appèl ontbreekt. Zij die het weerspreken, vergissen zich. Een open wereldbeeld is nodig, juist om je te laten aanspreken en te laten oproepen.

In haar dissertatie brengt Iemke Epema de visie van Taylor in contact met drie Nederlandse theologen. Ze confronteert de benadering van de Canadees met het werk van Erik Borgman, een rooms-katholiek theoloog, met het werk van Harry Kuitert, een kritisch protestants theoloog en met Ger Groot, een atheïst. Zelf staat Taylor op het standpunt van de gelovige, de theïst; hij is lid van de rooms-katholieke kerk.

In de werkgemeenschap werd de vraag gesteld hoe Taylor zich verhoudt tot de kerk. Het is bekend dat rooms-katholieke theologen – Erik Borgman is daar een voorbeeld van – nogal eens de neiging hebben om ergens in hun onderbouwing de apologie te verbinden met de ecclesiologie. Iemke Epema is daarin voorzichtig. Ze benadrukt in haar weergave de persoonlijke houding en de maatschappelijk-historische context.

In de dissertatie is wel een stukje geschreven over het kerkbeeld, onder meer onder de noemer ‘goede religie’. Taylor plaatst de goede religie tegenover de religie van het geweld. Tegelijk erkent Taylor dat een religie altijd een condensatie geeft van goede en van kwade elementen. Het christendom is niet bij voorbaat beter dan andere religies. De christenen zijn als ieder ander geroepen een Hegeliaanse weg te bewandelen tot zuivering. De zuivering kan zelfs impliceren dat je weggegooide heidense begrippen opnieuw kerstent in het proces van ontwikkeling.

Kerk

In de werkgemeenschap was er verder geen tijd om hierop nog verder te denken. De dissertatie biedt wel het nodige denkwerk over de manier waarop Taylor met de kerk omgaat, de rooms-katholieke kerk dus. Gelet op zijn omvattende benadering is het vooral de katholiciteit die een plek heeft. De rooms-katholieke inkleuring van de clerus kan daar maar een deel van meenemen. Taylor verwijt de leiding van zijn kerk een zekere eenzijdigheid. Een zelfde oordeel treft de hervormingsbewegingen en de secularistische ideologieën. Iemke schrijft: ‘Waar het zijn eigen kerk volgens hem vooral aan ontbreekt, is de erkenning dat er heel veel verschillende manieren zijn om katholiek te zijn. (…) Traditie betekent een veelheid van en complementariteit aan vormen en stemmen die met elkaar in gesprek zijn en elkaar wederzijds aanvullen. Herhaaldelijk pleit Taylor voor ‘the kind of understanding where each can come to be moved by what moves the other’’.

Afsluitend een lang citaat uit het boek van Iemke (pag. 209/210) over de huidige secularisatie. ‘De breuk van de moderniteit met de gevestigde christelijke godsdienst beschouwt Taylor als een onvermijdelijke en uiteindelijk gunstige ontwikkeling: ‘The view I’d like to defend, if I can put it in a nutshell, is that in modern, secularist culture there are mingeld together both authentic developments of the Gospel, of an incarnational mode of life, and also a closing off to God that negates the Gospel. The notion is that modern culture, in breaking with the structures and beliefs of Christendom, also carried certain facets of Christian life further than they were ever taken or could have been taken within Christendom. In relation to the earlier forms of Christian culture, we have to face the humbling realisation that the breakout was a necessary condition of the development’’.

‘De breuk is het onontkoombare gevolg van de mislukking van het grote project van het christendom om het geloof enerzijds, en de cultuur en de samenleving anderzijds, met elkaar te verenigen. Een project waarin ook het geloof in de incarnatie van invloed is geweest, en dat om die reden ook waardering verdient, maar ‘as a project to be realized in history, it is ultimately doomed to frustration and even threatens to turn into its opposite’. Het publieke domein, zo stelt Taylor, moet de plek zijn waar elkaar bestrijdende overtuigingen vrij spel hebben. De vrijheid die de moderniteit heeft gebracht acht hij meer in overeenstemming met het evangelie dan de dwang uit het verleden. Op dit punt is Taylor duidelijk een moderne denker’.

Het boek ‘Niets gaat ooit verloren’, ondertitel: ‘Transcendentie en transformatie in het denken van Charles Taylor’ is uitgegeven door Skandalon en verkrijgbaar in de boekhandel.