Mijmeringen bij een naderend afscheid ( 2 )

De beide collega’s waren direct bereid mij beide een keer hun meditatie-ruimte voorop het
Klankbord ter beschikking te stellen toen ik dit vroeg, om nog wat verder te kunnen mijmeren bij
een naderend afscheid. Ze zeiden er nog net niet ‘graag’ bij, maar heel erg vonden ze het niet zelf
een keer niet te hoeven mediteren. Niet dat dat zulk vreselijk of moeilijk werk is, maar het komt er
altijd bij, bij de gewone copy, en kost altijd weer extra tijd en dat komt niet altijd gelegen.
Bovendien is er altijd een ‘deadline’ (= uiterste moment) waarop je de dingen moet inleveren, en
dan is het wel eens schipperen en worstelen met de tijd, want je wilt wel met iets degelijks komen
natuurlijk. Worstelen met de tijd; dat geldt gelukkig onderhand niet meer voor preekschrijven, dat
doe ik nu in alle rust op de vroege zondagmorgen. En ook voor het klaarhebben van de liturgie lukt
dat heel aardig. Sinds het gebruik van de AV-schermen in de diensten is de inlevertijd voor de
liturgie een dag naar voren gekomen (als regel donderdag 18.00) en daarmee hebben ook de
organisten de te zingen en spelen liederen mooi op tijd binnen. Ook zij moeten studeren en
voorbereiden.

Ik herinner me nog goed het ongemak en ook de gêne als op zaterdagmiddag in mijn eerste
gemeente St.Annaparochie de koster tegen vijf uur ’s middags eens aan de deur kwam - en later
opbelde - om te vragen “het dûmny de fersen al klear”? Ach lieve help, de preek was in de verste
verte nog niet af, laat staan dat er al verzen in zicht waren - en dat moest ik de goede man
herhaaldelijk en bijna wekelijks vertellen: straks! En dan moest de koster des zaterdags laat de
borden nog met de hand opzetten met de liederen en de organist nog naar de kerk om te oefenen!
Nee, een deadline is een dwingeland, maar wel behulpzaam ook om op tijd te werken.
Nu hoeven de liederen niet meer met de hand op een bord gezet, maar leest u alle teksten
gewoon van het muurscherm, maar de degelijke voorbereiding op de diensten door de organisten
is er nog steeds en wordt door hen ook deugdelijk betracht. Met regelmaat kan je door de weeks in
een stille en donkere kerk het lampje op het orgel zien en de klanken horen van een oefenende
organist op zijn eenzame post.

Het is een geweldige misrekening en miskenning om te menen dat alleen een dominee - of nog
erger: alleen de preek - bepalend is voor een kerkdienst. Zonder een nauw samenspel gaat het
niet, ook al beperkt zich dat samenspel in de kerk zich tot een enkele blik, een knikje, een perfecte
timing waarin je op elkaar bent ingespeeld. En dan nog moet het klikken, ook met de gemeente.
Het kan gebeuren dat een dominee z’n dag niet heeft, het kan gebeuren dat de organist z’n dag
niet heeft, en het kan gebeuren dat de gemeente z’n dag niet heeft. Dan kan je de sterren van de
hemel preken of spelen, maar soms ‘klikt’ het niet, is de gemeente niet vooruit te branden en wordt
het niet wat je zou hopen. Er bestaat ook geen trucje en je hebt het nooit zelf helemaal in de
vingers of hand om een dienst fijn, goed, gezegend te laten zijn, en dat is maar goed ook, want als
het een kunstje wordt gaat het fout. Als de geest en de Geest er niet is gaat het niet, en daarom
bidden we daar elke zondag en elke dienst weer om. Naast gedegen arbeid.

Over dat laatste wil ik toch nog wat zeggen. Een kerkdienst, elke kerkdienst, begint met een
zorgvuldige orde van dienst, en bij een zorgvuldige orde van dienst hoort dat de ‘onderdelen’ van
de dienst goed op elkaar afgestemd en aangepast zijn, zodat er een lijn in zit. Het hart van de
protestantse eredienst is toch de lezing van de Schriften en de verkondiging, de prediking daarvan.
De kleur daarvan doorademt ook de kleur van de andere delen, de toon van de gebeden, en de
taal en toon van de liederen. Het staat in één verband, en het is prachtig als een gemeente ook in
die gang meekomt en dat meebeleeft. Het steekt dus - naar mijn overtuiging en beleving! - heel
nauw, dat een kyrië en gloria aansluiten bij de beleving van de gesproken woorden, dat een lied na
een lezing past, dat een lied voor en na de preek daar naartoe zingt en antwoord geeft, dat de
gebeden omlijst worden door gezongen woorden die je hart meenemen, dat het uitgangslied ons
de kerk uitdraagt……en dat je als gemeente, als kerkgangers, als meevierenden thuis daarin
meegenomen wordt. Alle keren weer een uitdaging dat alles, en naar mijn gevoelen ook onze
opdracht.

Het is ondertussen niet onbekend (althans dat hoop ik maar) dat ik daar altijd veel werk van maak,
vooral dat ‘passende’ van wat we zingen bij het geheel en dat dat het gehéél pas maakt. En het is
prachtig werk om dat alle keren weer te doen - en wie dat meeneme neme dat mee!


En daarbij komt dan nog eens de organist kijken. Om van zich te laten horen; nou ja, van zich: om
de muziek, de wijze, de melodie, het orgel te laten klinken en ons tot (mee)zingen te brengen.
Ook een orgel kan juichen, en fluisteren, ontroeren, en soms daveren, smekend klinken of
hemelhoog omhoogvoeren - ons als zangers met hart en ziel.

Wij kunnen, al zingend, ons met hart en ziel omhoog zingen ( we zíngen ook regelmatig en
makkelijker woorden, dan dat wij die uit zouden spreken), maar wij kunnen al zingend ook de Here
God naar ons toe zingen. Die beweging bestaat bij het bidden ook - en dat maakt ontmoeting
mogelijk.

Wij hebben in onze gemeente, laat dat nog eens gezegd zijn, vier organisten die daar werk van
maken, en daar zijn we zeer mee gezegend. Zij zijn, zo wordt wel eens gezegd, nogal strak in de
leer, in die zin dat zij de gemeente duidelijk bij de muzikale les houden. Dat is nooit de minste
kwaliteit en hoort bij je werk serieus nemen. Maar ik hoor tegelijk met regelmaat door hier
gastprekende collega’s van elders zeggen: “die gemeente kan wel zingen zeg, en ze kennen nog
bijna alles ook!” Nou gemeente, daar moet u maar zuinig op zijn en vooral ook zo doorgaan!
Johan Sebastiaan Bach schreef onder veel van zijn muzikale werken - altijd bedoeld voor kerkelijk
gebruik in de eredienst - nogal eens de letters SDG. Soli Deo Gloria = alleen Gode de eer. En om
dat laatste gaat het, als wij als gemeente, als muzikanten, als predikers naar beste kunnen doen.
Mijmeringen bij een naderend afscheid, staat er hierboven. Het willen vooral geen (wijze) woorden
op de valreep worden of een soort nalatenschap; het wil meer een achterom- en om me heen
kijken zijn en dat met u delen. Het is een soort in de keuken laten kijken ook, en ik begreep dat
mensen dat aardig vinden en dat de classispredikant mijn mijmeringen zelfs op de site van de
classis heeft meegenomen “omdat mensen dat aardig vinden”.

Wel, dat is een ding. En als er af en toe iets van hangen blijft, dan is dat ook niet erg. In ieder
geval beloof ik u nog een deel 3, daarvoor heb ik de ruimte al gekregen. Wordt vervolgd.

ds. Liekele Hoekstra