Gedichten en gebeden

Hieronder volgen gedichten geschikt om een vergadering mee te besluiten of een maaltijd mee te openen. Onder iedere tekst staan enkele zinnen om een setting aan te geven.

I.

Gij die mij voert…..

Gij die ik heb gekozen buiten deze
tijden, waarin ik lig verscholen,
enkel maar op u aangewezen,
houdt u voor mij verholen zonder vrezen.
Ik heb van  u niet meer vernomen
dan tekenen, misschien vergeefs gelezen,
maar in mijn wezen vastgesnoerd
voordat ik dit kon overwegen:
een blinde richting voert
mij in geheim langs aarzelende wegen.

Gerrit Achterberg (1905 Nederlangbroek - 1962 Leusden) 
Achterberg kende een leven met verwarring. Dus de aarzelende wegen kregen in zijn eigen leven een persoonlijke kleuring. Zijn calvinistische achtergrond spiegelt zich in zijn relatie met God, die tegelijk verholen is en weerspiegeld is in tekenen. Voor ons misschien ook wel bemoedigend te verstaan. 

II.

Hij nam aarde
(Genesis 2:7)


Hij nam aarde
en maakte mijn hand
vijf vingers om te schrijven
een palm met lijnen
geheimtaal
dat was het laatste
wat hij van mij maakte
toen vroeg ik de roeping
en hij zei:
noem mij.

Maria  de Groot (1937 Wormer). Zij studeerde theologie en Nederlands. Het gedicht mag ons wellicht uitnodigen onze roeping te vinden in het noemen van de Naam. 

III.

Stralend nu
(Genesis 2:7)
(de laatste vier zinnen eerst lezen is mijn advies en dan de eerste vier)

Een stralend Nu stijgt uit de verre bergen
en ik zie toe,
want niemand kan toch van mijn kleinheid vergen,
dat ik meer doe.

Ik heb geen bloemhaken aan mijn handen
om langs de slingers van het licht te gaan
naar boven en mijn geest daar te verbranden,
alsof ik in de Zon moet slapen gaan.

Pierre Kemp (1886 Maastricht, 1967 Maastricht)
Hij was jarenlang werkzaam als loonadministrateur bij de steenkoolmijnen. Het gedicht mag ons bemoedigen in de kleine taak van de dag onze zin te vinden. 

IV.

Ik noem je bloemen etc.
(Genesis 2: 19)

ik noem je: bloemen
ik noem je: merel in de vroegte
ik noem je: mooi

ik noem je: narcissen in de nacht
waaroverheen de wind strijkt
naar mij toe

ik noem je: bloemen in de nacht

Jan Hanlo (1912 Bandung, 1969 Maastricht)
Hij groeide op bij zijn gescheiden moeder in Deurne, studeerde psychologie in Amsterdam, hoorde bij de vijftigers, maar een groot deel van zijn werk kenmerkt zich daarnaast door schoonheid en kinderlijke onschuld. Daar kan je dit eenvoudige en bemoedigende gedicht ook toe rekenen. 

V.

Genesis 2: 23

Het was stil,
maar de liefde begeleidde ons.
De hemel was grauw,
maar een zalige lucht keek ons aan.
De blauwe vlam van uw ogen, het roode dons
van uw wangen, de stille baan
van uw lijf, de wondere wijs
van uw woorden, de klare wil
van uw liefde, zij waren een licht, een vlam,
of zon vlakbij uit de aarde opkwam.

Herman Gorter (1864 Wormerveer, 1927 St. Joost ten Node). 
Bekend als medoprichter van de Sociaal-Democratische Partij; kleinkind van een doopsgezinde predikant uit Balk. De tekst wakkert ons aan met liefde het leven tegemoet te treden. 

VI.

Genesis 3: 24

Wij hebben met elkaar gewandeld waar de
dingen begonnen aan hun heerlijkheid:
op de eerste dag van de stenen tijd,
in de eerste tuin van de kale aarde.

En sindsdien, God, lijden wij aan elkander,
roepen wij uit de diepen: Adam! Heer!
tot gij het zwaard wegneemt, de sterren weer
laat dalen, en ik in uw mens verander.

Wij missen elkaar, wij kunnen niet slapen.
Ik voel uw adem ’s nachts langs mijn verdriet,
gij hoort mijn pen krassen die u niet ziet.
Ik haat mijn appel, gij uw vlammend wapen.
Wind, sterren en dromen, beken het maar:
wij willen weer wandelen met elkaar.

Michel van der Plas (Den Haag 1927, Leidschendam 2013; pseudoniem van Ben Brinkel). 
Wilde aanvankelijk priester worden, werkte uiteindelijk als journalist jarenlang voor Elseviers Weekblad. Was bevriend met Godfried Bomans. Dit gedicht laat een verlangen raden naar de eenvoud van het wandelen met God in de Hof van Eden. 

VII.

Dichterslot

Vanavond sprak mijn meisje:
Wat doen wij met de Pasen?
Gaan wij een reisje maken
Om in de trein te zitten
En akkers te begroeten?
Of huren wij een huisje
En wand’len door de bossen,
Wat goed is voor ons zoontje,
Gezond is voor zijn spieren?

Ik antwoordde mijn meisje:
De treinen kunnen plots’ling
Door foute wissels rijden
En op elkander stoten,
In bossen kan het waaien
En kunnen takken vallen
Die onze hoofden raken
Zodat wij het besterven!

Neen, ik ga verzen maken,
Die verder zullen leven!

Willem Wilmink (Enschede 1936, 2003)
Was onder meer universitair docent letterkunde. Hij schreef ook historische artikelen over kathedralen en Belgisch bier. Deze tekst is een ode aan de taal en nodigt uit in ideeën te geloven. 

VIII.

God woont in de Fokke Simonszstraat

Ik hoorde het van een zeereerwaarde
en hoogbejaarde dominee:
de Here wou met onze aarde
niet één dag langer meer in zee.

Al zouden wij Hem overstelpen
met eredienst en dankgebed,
het zou geen ene moer meer helpen:
er werd een punt achter gezet.

Maar zie: daar was diezelfde morgen
zo’n rotjoch in de grote stad
een doodziek duiffie aan ’t verzorgen
dat-ie op straat gevonden had.

‘Kristus, wat mot je dan? Wat wil je?
Ja, kijk me maar es effe an.
Godsallejeisis, beest, wat tril je.
Leg nou toch effe rustig, man’.

Toen heeft de Heer Zijn toorn bedwongen,
want Hij kreeg schik in het geval.
Hij spaarde dus de kleine jongen,
de zieke duif en het heelal.

Willem Wilmink

Deze tekst toont hoe God geraakt is door onschuld, oprechtheid en menselijkheid. 

IX.

Het paradijs is net zo ver
(naar Emily Dickinson 1760 – Elysium is as far as to)

Het paradijs is net zo ver
als het vertrek naast dit,
wanneer een vriend vanwege mij
daar nog in spanning zit.

Wat moet een ziel toch krachtig zijn,
dat ze zoiets doorstaat:
de klemtoon van een stap die komt,
een deur die opengaat.

Willem Wilmink

Wilmink heeft nogal wat gedichten van Emily Dickinson vertaald. De tekst laat zien hoe paradijs en gewoon leven dichtbij elkaar kunnen liggen. 

X.

(Fragment)
Kristus. Verlosser. Het Kruis
vergaarde al het leed.
Toen wierp hij weg het huis
van zijn leed.
Drie dagen en de schildwacht schrok.
De kunst is groot.
een kruis van leed…
dan valt het huis
maar alles blijft.

En telkens woont
’t woord onder ons
dat ons beloont, -
nieuw.
De weg van de Verlosser,
de weg van het leed:
een hoogvlakte van geluk.

Paul van Ostaijen (Antwerpen 1896, 1928 Miavoye-Anthée)
Hij schreef in de laatste jaren pure klankpoëzie zonder directe inhoud. Dit gedicht blijft dichterbij het opstandingsverhaal van Jezus. 

27-30 oktober 1917




  1. Bij ’t afscheid leeren wij
    Hoe groot hij was
    Die onlangs bij ons woonde,
    Een uitgedoofde zon
    Vereert men pas,
    Veel meer dan men vermoeden kon
    Toen zij in gouden tastbaarheid
    Nog troonde.

    Simon Vestdijk (Harlingen 1898 - 1971 Utrecht)
    Hij was aanvankelijk arts en legde zich daarna helemaal toe op de literatuur. Hij werd een veelschrijver met 200 boeken en 24 dichtbundels. Dit gedicht laat zien hoezeer de aanwezigheid soms vanzelfsprekend is en men later pas doorheeft hoe bijzonder de ontmoeting was. 

    XII.

    Goede machten

    Stom is de uitgestorven straat
    en stil het licht van de lantaarn.
    Geen merel die al is gaan zingen.
    Ben jij het die daar naast me ademt?

    Neem mij dan in je dromen mee op reis.
    Open het venster op je vergezichten.
    Over de daken valt een rode gloed.
    Ik zie bekenden bij de halte staan.

    Dietrich Bonhoeffer (Breslau 1906 - Flossenbürg 1945)
    Het gedicht toont ons de kracht van de droom en het verlangen naar vergezichten en vertrouwdheid. 

XIII.


Het derde land

Zingend en zonder herinnering
Ging ik uit het eerste land vandaan,
Zingend en zonder herinnering

Ben ik het tweede land ingegaan,
O God, ik wist niet waarheen ik ging
Toen ik dit land ben ingegaan.

O God, ik wist niet waarheen ik ging
Maar laat mij uit dit land vandaan,
O, laat mij zonder herinnering

En zingend het derde land ingaan.

Martinus Nijhoff (Den Haag 1894, Den Haag 1953) 
Het eerste land wordt gezien als dat van de jeugd. Het tweede als dat van volwassenheid. Over het derde wordt gespeculeerd: is het de wijze volwassenheid / ouderdom of is het daar zelfs voorbij? 


XIV.

De Heilige

Mijn beide armen hield ik uitgebreid,
Menigten zag ik smeeken om mijn zegen.
Mijn handen heb ik om hun hoofd geleid,
Mijn stem was zacht zingend als zomerregen.

Wat hebben zij daarmee van mij verkregen,
Wat volheid heb ik hun daarmee bereid?
Was niet mijn heele leven maar een leege
Droomende glimlach tot de oneindigheid?

Maar bij het grijzen van de schemering
Breek ik mijn brood en vouw mijn handen, die
Al rijk en vol zijn van een enkel ding -

Het huis is ruischend van een melodie,
Wanneer ik bid en om mijn hoofd een kring
Van cirkelende zilvren lichten zie.

Martinus Nijhoff
Wat kan een heilige niet betekenen voor mensen? Tegelijk is er de relativering: Het leven als een lege, dromende glimlach. 

VOOR DE MAALTIJD

I.

Hymne vóór de maaltijd
(fragment)

Zonder U, Heer, smaakt geen voedsel ons zoet,
noch brengen wij iets met vreugd naar de mond,
als niet tevoren de spijs en de drank,
Christus, in Uw milde gunst zijn gedrenkt
krachtens het alheiligmakend geloof.

Prudentius (4e eeuw na Christus)

II.

Dat de gerechten ons smaken naar God;
dat Christus strome in onze bokaal;
dat over ernst, over luim, woord en spel,
ja, al hetgeen dat wij zijn of wij doen,
heerste de drieëne Heiligheid zelf.

Prudentius

III.

Jesus Christus, unser Heiland der von uns
(fragmenten)

Laat ons God de Vader prijzen,
dat Hij ons zo goed wil spijzen.

Dan blijft ons niets meer te wensen
en rondom, aan alle mensen
tonen wij ons welgezind,
omdat Hij, de Heer, ons zo bemint.

Maarten Luther

IV.

Que esta iglesia sea un árbol
(Argentinië; met eigen aanhef)

We danken U, Here God, voor het voedsel;
geplukt van de boom, oogst van de aarde.

Moge de kerk zijn als een boom,
geplant in de tuin,
plek om te ontmoeten met vreugde en feest,
en eenvoudig gebed onder haar takken.
Met haar wortels in vruchtbare aarde,
en haar armen opgeven naar de hemel,
moge deze kerk vrucht dragen van gerechtigheid,
getuigen van liefde en empathie.
Een boom die groeit bij levend water,
altijd stromend, vanuit God als bron.

Argentijns lied in de bundel ‘Hallelujah’ van de 10e assemblee van de WCC in Busan
Aangepast gebed uit bundel van Busan

V.

We zijn toe aan het moment om de maaltijd te nuttigen,
wat kunnen we U aanbieden, Here God?
Niet anders dan een eenvoudig hart
en oprechte dankbaarheid.
Ontvang onze woorden als lofprijzing,
moge Uw vrede bij ons zijn.
Uw liefdevolle genade en trouw
zijn ons meer waard dan het leven zelf.

Oorspronkelijk uit Brazilië

VI.

God gee lewe in oorvloed

Here, hoeveel sap kan een mens persen uit een enkele druif?
Hoeveel water kan je scheppen uit een enkele put?
Hoe groot is het vuur
wat door een enkele lucifer kan worden aangestoken?
En hoe groot is de boom die uit een enkel zaadje groeit?
Zo is het met U.
Mijn geest is zo droog dat ik zelf niet kan bidden -
maar U kunt daarui het sap persen van duizend gebeden.
Mijn hart is een droge put, ik kan op mezelf niet liefhebben,
maar u schept daaruit oneindige liefde voor U en mijn aaste.
Mijn ziel is zo koud, dat deze uit zichzelf geen vreugde kan geven,
maar U steekt een vuur aan van hemelse blijdschap in mij.

(toegevoegd)

In de maaltijd ervaren we Uw liefde.
In het voedsel Uw geschenk van leven.
In het drinken Uw bronnen van levend water.

Fragment Zuidafrikaans gebed

VII.

Gezegend zijt Gij, God,
Schepper van al wat leeft.
Uit uw milde hand
hebben wij gaven ontvangen.
Aan U dragen wij op
de vruchten van de aarde,
voedsel en water,
ontvangen van de natuur.
Dat het ons nieuwe kracht geve,
leeftocht voor allen.
Amen.

(aangepast uit dienstboek)

VIII.

God, U die onze vreugde zijt.
U bent ons voedsel, uit wie we energie ontvangen,
U bent de adem van ons leven,

U bent de bron van ons lied,

U bent het vuur dat ons heeft gegrepen.

U, die onze vreugde zijt.
Uit Uw handen groeit het koren op het veld.
U gunt ons het koren, de kiemkracht,

En U verspreidt het stro in de wind.
U bent onze vreugde.
Amen

(vrije bewerking van een gebed van de Protestantse Kerk in Frankrijk).

IX.

Wij danken U, Heer,
voor de vruchten die U ons heeft gegeven.
U hebt ze door uw Woord geschapen
door de aarde te bevelen allerlei soorten vruchten voort te brengen
voor de vreugde en voeding van mensen en dieren.

 

Wees geprezen, Heer,
voor alle gaven en voordelen die u ons hebt geschonken,
waardoor u de hele schepping met gevarieerde vruchten voor ons heeft begiftigd.
Door Jezus Christus, zij U de glorie voor eeuwig en altijd.

 

Hippolytus van Rome (3e eeuw)


X.

Here God,

Ik ben gemaakt van klei,

je bent de adem.

 

Ik ben as,

jij bent de sintels.

 

Ik ben een kruimel,

jij bent het brood.


Ik ben een druppel,
jij bent de bron.

Ik ben honger,
jij bent de maaltijd.

Ik prijs je,
omdat we je gewoon mogen tutoyeren.

(Vrij naar Francine Carillo, protestantse theologe, studeerde klassieke talen en theologie in Geneve en Tübbingen)

XI.


Psalm 36

Uw liefde is een kostbaar huis,
een schuilplaats en een veilig thuis,
een lust om te verkeren,
de plaats waar U de uwen voedt
en uitdeelt van uw overvloed,
zodat zij niets ontberen.

U bent de bron van leven, Heer,
uw licht daalt stralend op ons neer
en opent ons de ogen.

Amen

(Jan Mul, geboren 1941, docent bouwkunde mbo, Zingend door de tijd)


XII.

Onze vader in de Heliand

Onze vader, van alle mensen,
u bent in het hoge, hemelse rijk,
laat woord na woord gewijd zijn aan uw naam.
Komen moge uw krachtige rijk.
Laat wereldwijd uw wil geschieden,
op aarde hier zoals ook daarboven
in het rijk der hemelen dat in de hoge is.
Geef ons dagelijks raad, dierbare heer,
uw heilige hulp, en hemelse wachter,
vergeef al onze schuld, zoals wij anderen doen.
Laat kwade geesten ons niet in bekoring brengen,
al zijn we het waard hun wil te doen,
maar behoef ons immer voor al het boze.