Artikelen

Voor de website www.theologie.nl van uitgeverij KokBoekencentrum schreef ik op verzoek in de periode van juni tot december 2021 een zevental artikelen. De volgende artikelen vind je hieronder:

21-6-2021: Voorgangers die een toontje lager moeten inzetten
19-7-2021: Bidden voor Peter R.
16-8-2021: De Heliand houdt onze cultuur een spiegel voor
13-9-2021: Leesrooster-christenen loyaal aan joodse lijn
11-10-2021: Samenleving krijgt kerkgebouwen terug
8-11-2021:  Marketing van een Bijbel
29-11-2021: Joodse wortels onder het kerstfeest


Tekst: 21 juni 2021


Voorgangers die een toontje lager moeten inzetten


Er is in de media aandacht voor predikanten die vastlopen in hun werk. De EO zwengelde die discussie aan met het programma ‘Uitgepreekt’. De omroep wil de menselijke kant laten zien van de dominee die klem komt te zitten in het kerkenwerk. Daarachter zit de vraag of er een punt kan zijn waarop je als predikant een nieuwe kans moet krijgen. Je hebt vergeving gepredikt, mag je nu zelf ook vergeving ontvangen?

De vraag ligt ingewikkeld. Want onder het thema ‘Uitgepreekt’ gaat een lappendeken aan ontsporingen schuil. De EO laat vier mensen aan het woord: een dominee die ruziet met een kerkenraad, een dominee die ideologisch vastloopt, een dominee die een buitenechtelijke relatie krijgt en (uiteindelijk toch niet uitgezonden) een dominee die buiten zijn relatie een kind verwekt.

In kerkjuridische zin zijn de vier casussen niet met elkaar te vergelijken. Wie ideëel vastloopt, heeft een persoonlijke uitdaging, een motivatieprobleem en heeft belang bij een sparring-partner. Wie sociaal onhandig opereert in een gemeente komt bij visitatie terecht en heeft bemiddeling nodig. Wie als voorganger seksuele grenzen niet in acht neemt, belandt bij een college voor het opzicht. Laten we de drie categorieën nog eens langslopen.

Identiteit van de pastor

De ideële vragen hebben met de identiteit van de predikant te maken. De predikant is iemand van vlees en bloed. Hij of zij ontwikkelt zich qua gevoelens over ziel en zaligheid. Er zijn psychologen die zeggen dat een mens iedere zeven jaar (geleidelijk) een transformatie ondergaat – the seven-year itch. Je herschikt je leven.

Ook je blik op geloof en spiritualiteit ontwikkelt zich. Om het met Paulus te zeggen: na een periode vloeibare melk te hebben gedronken, ben je toe aan vastere spijs. Na het doordenken van de omlijnde Heidelbergse Catechismus groei je toe naar de openingen van de Doornse Catechismus; of omgekeerd.

Het hoort bij de taken van een seminarie, een classispredikant en een werkgemeenschap om met collegae de vinger aan de mentale pols te houden en te benoemen waar de verschuivingen plaatsvinden. Hoe meer je je daarvan bewust bent, hoe beter je kunt communiceren; zeker als je met een werkomgeving te maken hebt die niet noodzakelijkerwijs dezelfde veranderingen ondergaat.

Je moet je als voorganger enigszins aanpassen bij wat je omgeving verwacht; of je trekt de conclusie dat je zo veranderd bent, dat het goed is te muteren van standplaats. Dan krijg je de kans om vanuit nieuwe referentiekaders je weg te zoeken. Een predikant hoort net als de voetbaltrainer en de burgemeester en de mannequin bij de beroepen die je niet een leven lang op eenzelfde plaats en op eenzelfde manier invulling geeft.

Sociale conflicten

De meeste sores die predikanten ervaren hebben te maken met onderlinge meningsverschillen, zo lijkt me. Het cynische is, dat het meestal de predikant zelf is die bemiddelt in conflicten tussen mensen. Hij of zij is een geoefend luisteraar. En het helpt als je gaandeweg tot een herschikking van waarden weet te komen, waarop ruziemakers elkaar weten te vinden.

Het wordt allemaal lastiger op het moment dat de predikant zelf één van de ruziënde partijen is. Er hangt op zo’n moment veel af van het incasseringsvermogen en de mate waarin mensen die in het conflict staan, hun meningen weten te verwoorden. Lukt het je om bij je eigen kwetsbaarheid te blijven? Dat gaat nogal eens mis. Dan heeft iemand het niet over ‘ik vind het moeilijk om…’, maar over ‘jij bent altijd zo dominant dat …’.

Als de predikant degene is die dergelijke tikken uitdeelt, kan hij of zij zich onmogelijk maken in een gemeente. Er zijn blijvende wonden geslagen. Het is lastig geworden om nog dominee voor allen te zijn, zoals je dat geacht wordt te wezen, net zoals de burgemeester en de koning gezicht moeten geven aan het geheel van de gemeenschap. Er rest bij een te ver gaande escalatie weinig anders dan losmaking van de gemeente en ruimte om het elders opnieuw te proberen.

Grensoverschrijdend gedrag

Wat tenslotte rest is de derde categorie: de predikanten die voor opzicht beland zijn en die uit het ambt worden gezet. Zij hebben zich schuldig gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, ze hebben vertrouwen misbruikt. Je bent als een bankier die een greep in de kas heeft gedaan, of een elektricien die draden verkeerd heeft aangelegd waardoor er spanning op het hele fornuis is komen te staan.

Is er in dergelijke gevallen een pardon mogelijk? De daders worden in het EO-programma en in de media als slachtoffer geïntroduceerd. Ze vertellen hun verhaal en doen impliciet of expliciet een appèl op de kerk om de zonde te vergeven en hen weer loyaal op te nemen in de ambtelijke structuren. Er zijn toch ook teksten over vergeving ‘tot zeventig maal zeven maal’ (Matteüs 18:22)?  

Dader of slachtoffer

Ik ben terughoudend. Niet alleen uit compassie met de slachtoffers die ze gemaakt hebben. En niet alleen omwille van de geloofwaardigheid van de voorgangers in het algemeen. Maar ook omdat er bij de Bijbeltekst op vergeving een ander woord staat: ‘als hij tot inkeer komt’ (Lukas 17:3).

Wat is inkeer, wat is berouw? Inkeer is niet ‘balen van de consequenties van je gedrag’. Hoe berekenend kan een biecht zijn? Het is eerder: ‘Jezelf tot op het bot toe schuldig voelen’; te erkennen: ‘Ik ben schuldig, en niet waard de profetenmantel nog langer te dragen’. Inkeer is niet vergeving claimen. Alleen het slachtoffer vermag de zonde uit te gummen.

Je kan trouwens vergeving schenken aan mensen, zonder dat direct te koppelen aan een recht op terugkeer in een oud beroep. Je kunt een uitglijdende docent vergeving schenken, zonder dat je hem of haar weer voor de klas wilt zien staan. Want de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er soms sprake is van terugkerend gedrag.

-----------------------------------------------------------------------------------

Tekst: 19 juli 2021

Bidden voor Peter R.

Bidden is populair. Het woord wordt niet alleen in de mond genomen door mensen met een religieuze achtergrond, ook seculiere mensen spreken over ‘bidden voor iemand’; ze doen dat op het moment dat de mogelijkheden van wetenschappelijke instrumenten ophouden. Het is opvallend hoe vaak de woorden hebben geklonken bij mensen die Peter R. de Vries het goede toewensen kort na de moordaanslag en er nog hoop op overleven was.
  

D66-voorvrouw Sigrid Kaag zei in een reactie op de moordaanslag in Amsterdam: ‘Ik bid voor Peter’. RTL-directeur Peter van der Vorst deed het nog explicieter: ‘We bidden met zijn allen voor een wonder’.

Natuurlijk spreken religieuze voorlieden zich in soortgelijke taal uit. De rooms-katholieke bisschop Jan Hendriks van Haarlem-Amsterdam zei: ‘Ik hoop en bid dat hij de strijd op leven en dood waarin hij nu verkeert, zal overleven en mag herstellen’. René de Reuver reageerde via social media en hield het algemeen: ‘Goed om zondag voorbede te doen voor allen die, met alle gevolgen van dien, de georganiseerde misdaad bestrijden’.

Sluiten

Die terughoudendheid van René de Reuver sluit aan bij de onafhankelijke positie die Peter R. de Vries verkoos. Peter nam afstand van het gereformeerde milieu waarin hij is groot geworden. Hij maakte een eigen inschatting van rechtvaardigheid, wars van instituties. Hij wond zich bijvoorbeeld op over kerkelijke autoriteiten die coronaregels aan hun laars lapten. ‘We moeten niet de grenzen sluiten, maar de kerken’, zei hij voor de televisie. En in een soort kerstmeditatie sprak hij ooit zijn twijfel uit over het bestaan van God in een wereld vol honger en oorlog.

Dat roept de vraag op in hoeverre de  uitdrukking ‘Ik bid voor Peter R. de Vries’ aansluiting vindt bij het gedachtengoed van de misdaadverslaggever zelf. Zeker als het gebed niet alleen gaat over zijn lichamelijke situatie, maar ook over zijn zielenheil. Tijdens een christelijke manifestatie op het Malieveld in Den Haag sprak Joshua Kotadiny, werkzaam in de Bijlmer, een gebed uit: ‘Vader Here, vandaag bidden we tegen elke liquidatiegeest, elke spirit van moord. Vandaag wil ik u bidden speciaal voor Peter R. de Vries, ik draag zijn ziel voor uw troon. U bent bij machte hem te redden. En niet alleen hem, maar door dit wonder zal u heel Nederland opheffen door de kracht en de zalving van de Heilige Geest’.

Water

Al die varianten lezend denk je wellicht: Wat is dat eigenlijk, bidden? Bidden is volgens internet ‘contact met hogere machten zoeken’. Het is aanroepen, en ook bedelen, bezweren, danken, dringend verzoeken, smeken, zelfs het stilstaan van de roofvogels in de lucht. En door al die betekenissen heen is er een verlangen naar krachten sterker dan de natuurwetten. Thijs Geuze beschrijft de Bijbelse oorsprong van het gebed in het ‘Handboek voor Gebed’. Hij onderkent alleen al in het Oude Testament achttien invullingen. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze gemeenschap zoeken met God. In het Nieuwe Testament wordt de betekenis van het gebed uitgebouwd naar het gebed ‘in de naam van Jezus’ en naar verdere liturgische toepassingen. Je komt in de Bijbel ook handelingen tegen die het gebed symboliseren. Iemand kan ‘de ziel uitgieten als water voor het aangezicht van de Here’ (1 Samuël 1: 15) en het gebed kan vergeleken worden met een zoon die om een brood vraagt of een vis of een ei (Lukas 11: 11-13).

De media plaatsten direct na het schietincident camera’s op plekken waar ze collectief gebed verwachtten. De blauwe moskee in Amsterdam kwam voorbij en de moskee in de Schilderswijk in Den Haag met een groot spandoek ‘Vecht Peter Vecht! Zoals je altijd voor andere vecht moet je nu voor jezelf en je gezin vechten. En wij bidden met ze mee’. En een cameraploeg maakte zijn opwachting bij de moskee vlakbij het Centraal Station in Utrecht. En een woordvoerder zei: ‘We zijn hier om ons verdriet te uiten. Peter R. de Vries heeft altijd ons verdedigd. Mensen zien ons als gevaar. Maar hij verkondigde: moslims zijn gelijk aan anderen’.

Braambos

We zien ds. Herman Koetsveld een kaarsje aansteken in de Westerkerk in Amsterdam bij de bronzen ‘brandende braambos’. ‘We hebben in de Westerkerk afgesproken dat we als kerk aanwezig willen zijn als de samenleving op zijn grondvesten schudt’, legde hij uit, ‘We voelen allemaal dat we vanuit machteloosheid en medeleven iets willen doen. Misschien is dat wel bidden. Dat je geconcentreerd naar binnen gaat en zoekt naar symboliek om dat tot uitdrukking te brengen’.

Het zijn niet alleen de woorden die klinken, maar ook de symbolen die een gebed uitdrukken. Er is de bloemenzee in de Lange Leidsedwarsstraat. De boeren - in de weer met de stikstofwetgeving – namen een minuut stilte in acht. De selectie van Ajax zette een handtekening op een voetbalshirt van de club bedoeld voor Peter. ‘Missionaire vormen van gebed’ noemt Matthijs Vlaardingerbroek dat soort zaken in de bundel ‘Handboek voor gebed’. ‘Is handen vouwen en ogen dichtdoen de enige manier om met God te communiceren?’, vraagt hij zich af, om vervolgens te stellen dat je ook kunt bidden met een berg stenen, een schildering, figuren van klei of geverfde eieren.

Stijlfiguur

Wat blijft is het besef dat het gebed voor Peter R. de Vries de persoon overstijgt. Peter staat voor een zaak, is een stijlfiguur. Dan is het gebed ook niet zozeer ingegeven door de persoonlijke relatie die mensen met de persoon van Peter R. de Vries hebben, maar de relatie tot het mediatype dat ze zich inbeelden. Het is een gebed om vrijheid en veiligheid; een gebed ‘in de naam van Peter de Vries’.

Het Nederlands Dagblad drukte dat uit door op de voorpagina een gebed te plaatsen vanuit de principes van Peter R. de Vries: ‘De Vries was onvermoeibaar op zoek naar gerechtigheid. Heer, gerechtigheid sticht vrede, brengt rust en vertrouwen voor altijd. Laat dat het resultaat zijn van zijn werk, in het leven van vele nabestaanden én van hemzelf’.

----------------------------------------------------------------

Tekst: 16 augustus 2021

De Heliand houdt onze cultuur een spiegel voor

De bijna 92 jaar geworden Anne van der Meiden is geroemd om zijn vertaling van de Bijbel in het Twents. Maar Anne heeft nog een vertaling geschreven die onderbelicht is gebleven: de Heliand. Het loont de moeite de tekst te lezen. Want als je de Heliand leest, leer je het karakter van het christendom in de Lage Landen beter begrijpen.

De Heliand is een evangelieharmonisatie, geschreven door een Saksische monnik omstreeks 830. De tekst is nagenoeg in zijn geheel bewaard gebleven. Daarmee is de Heliand de oudste christelijke Bijbelparafrase uit deze streek.

Door de tekst van de Heliand te vergelijken met de tekst van de vier canonieke evangelisten zie je hoe wij in Nederland en in het westen van Duitsland het evangelie op onze maat hebben gemaakt. De brocante theologie is terug te zien in het geloof vandaag de dag. Anne van der Meiden was zich daarvan bewust. Hij heeft in 2012 een vertaling in vier streektalen naar buiten gebracht met daarbij een Oudsaksische versie compleet met woordenlijst. Jaap van Vredendaal bracht daarvoor al – in 2006 – een Nederlandse tekst uit.

Ik bied nieuwe pastores in Oost-Nederland een inburgeringscursus aan in dertig bijbelstudies, waarbij we teksten van de Heliand vergelijken met teksten uit de canonieke evangeliën. Al bij oppervlakkige lezing kom je tegen hoe de Bijbel en de saksische cultuur elkaar ontmoeten – je ziet de acculturatie vormkrijgen. Woorden als ‘Nazarethburcht’ (gezien als versterkte burcht, vergelijkbaar met Elburg en Kraggenburg), ‘Wurdt’ (de Saksische god van het lot) en ‘Middelgaard’ (de wereld van de mensen) maken dat duidelijk.

Maar de acculturatie gaat verder en raakt onze beelden van moraal en christologie.   

Licht

De Saksen in het noordwesten van Europa hadden bij winterdag te maken met vroeg invallende duisternis. Er was besef dat de dagen zich moesten lengen, wilde er leven mogelijk zijn. De Heliand is geschreven in dat perspectief. De schrijver gebruikt zeker honderd keer het woord ‘licht’. Hij kent verschillende woorden voor ‘het licht’. Hij spreekt over de ‘dagglans’, ‘een ander licht’ – leven na de dood – en ‘that langsame lioht’: de eeuwigheid. Je vindt het woord natuurlijk ook bij de verheerlijking van Christus op de berg. De wangen van Christus ‘gaven licht’, staat er:

“[…] ze glansden als de zon, licht straalde uit het kind van de heerser, zijn kleed werd wit, als sneeuw om te zien.” (Heliand 3123-3128).

Een ander belangrijk thema in de Heliand is het begrip wijsheid. Het gaat om levenswijsheid, zoals de Bijbelse wijsheidsliteratuur er over spreekt. Veel personen die er toe doen heten al gauw  ‘wijs’. Het zijn mensen met praktisch inzicht. Je zit daarmee dogmatisch gesproken bij de natuurlijke theologie van Arnold van Ruler en je staat ver af van de openbaringstheologie van Karl Barth.

De Heliand neemt teksten over van de synoptici die gaan over het onbezorgde leven van de vogels en de schoonheid van de kruiden op het veld (Heliand 1667). De inzet van de Heliand is niet zoals het evangelie van Lukas getoonzet door nauwkeurig onderzoek, maar door de aanwezigheid van de wijsheid. De evangelisten heten dan ook ‘wijze lieden’ (Heliand 11).

Deemoed

Mensen van buitenaf kwalificeren Oost-Nederlands, die in het hart van het gebied wonen waarvoor de Heliand is geschreven, soms als voorzichtig. ‘Ik ben van mening’, zei Anne van der Meiden met zelfspot als stelling bij z’n proefschrift, ‘dat je pas antwoord van mensen uit Oost-Nederland mag verwachten op vragen 24 uur na de promotieplechtigheid’. Wie de Heliand leest, ontdekt daarvoor een innemend woord voor die afwachtende houding: De Heliand heeft het over deemoedigheid. Je komt het tegen in de tekst:

”De heilige Christus sprak, dat men zijn gebed moest richten tot de almachtige God en de mensen alleen hém in deemoed moesten dienen.” (Heliand 1110)

Anne van der Meiden, die nadacht over de beeldvorming over de Nedersaksen, heeft dat woord voorzichtig vertaald met ‘vrom deenen’  – wat zoveel betekent als ‘vroom dienen’ zonder de connotatie van de nederigheid. De Twentse Bijbel vertolkt die gedachte in Psalm 131 – de lievelingspsalm van Herman Finkers– als volgt: ‘Mien herte is nich greuts, ik kiek nich astraant oet de ogen’. De Navolging van Christus van een andere illustere schrijver uit het Saksische gebied, Thomas van Kempen, brengt deze gedachte ook naar voren: ‘Gij moet de genade van de devotie volhardend zoeken en deemoedig bewaren’.

Gezellen

In het oog springend is de christologie van de Heliand. De schrijver kon zich de vernedering van Christus niet voorstellen. Daarom bespaart hij Christus de gedachte dat er geen plaats zou zijn in de herberg. Hij laat Christus onderweg naar Bethlehem geboren worden. Zijn moeder Maria wikkelt hem in kleren en doet hem sieraden om. En de herders houden niet de wacht bij de kudden van minder gewaardeerde schapen, maar bij de kudden van paarden, want dat zijn vooraanstaande dieren. De verhouding van Jezus tot zijn discipelen wordt later gekenmerkt door die van een meester tot zijn gezellen. Het is de verhouding van de gildemeester die zijn pupillen het vak bijbrengt.

De Heliand nu

Het loont de moeite die Saksische grondtonen van het evangelie te kennen. Mensen die in Oost-Nederland pastorale arbeid doen, ontwikkelen er gevoeligheden mee voor de cultuur waarin sommige mensen zijn opgegroeid. En het maakt duidelijk hoe je af en toe een verdere vertaalslag moet maken om van het Germaanse denken terug te keren bij het Joodse gedachtengoed. Het zou een aanbeveling verdienen om de Heliand een semester lang verplichte kost te laten zijn voor iedere theologiestudent in Nederland.

De Heliand is een tijdlang besmet geweest, omdat het cultureel erfgoed door de nazi’s is misbruikt. De Duitse theoloog Vilmar publiceerde in 1845 een geschrift over de Heliand, waarbij hij wees op het ‘Duitse’ karakter van Christus: ”De Heliand is een Duitse Christus, het is in de ware zin onze Christus, onze lieve heer en machtige volkskoning die het werk van de volkszanger hier voor ons schetst.” Deze lofprijzing riekt naar Blut und Boden. Tel daar het antisemitisme bij op – vooral in de verhalen van Christus’ lijden en sterven – en je begrijpt dat de Heliand een tijdlang uit de gratie was. Jammer, want als je de tekst leest, ga je je eigen culturele bedding beter verstaan. Met dank aan Anne.  

--------------------------------------------------------------------

Tekst: 13 september 2021

Leesrooster-christenen loyaal aan joodse lijn

Het leesrooster van de kerk en het leesrooster in de synode zijn op eenzelfde leest geschoeid. Tot die conclusie leidt het jongste boek van Bart Trouwborst. Hij vergelijkt de profetenlezingen van het gemeenschappelijk leesrooster met die van het joodse leesrooster. Een conclusie: ‘Israëlzondag’ (dit jaar op zondag 3 oktober 2021) zou wel meer aandacht mogen krijgen in het christelijke leesrooster.

Lectionaria onder protestanten


Leesroosters zijn een manier om de bijbel systematisch te lezen. Het gebruik van lectionaria (leesroosters) is in de rooms-katholieke kerk zo oud als de weg naar Rome. Protestanten ontdekten de kracht van de leesroosters pas in de tweede helft van de vorige eeuw. Naar schatting zijn er echter ook in protestantse kringen inmiddels zo’n tweeduizend vieringen per week die met een leesrooster werken.

 

Dirk Monshouwer heeft zich in de jaren zeventig sterk gemaakt voor de introductie van een systematische gang door de bijbel. Tot op dat moment was het vooral de voorganger die eigen ingevingen combineerde met lezingen uit de Schrift. Wie geregeld een kerk bezocht, ontdekte dat de voorganger vaak dezelfde akkoorden liet klinken. Een leesrooster heeft de ambitie verschillende genres en verhalen in beeld te brengen. Het is een medicijn tegen een eenzijdige benadering. Het biedt tegelijk de mogelijkheid de lezingen van de eredienst op één lijn te brengen met de gesprekken in de kindernevendienst.

De Raad van Kerken lanceerde in 1977 een oecumenisch leesrooster, dat schatplichtig is aan de rooms-katholieke traditie. Andere leesrooster volgden, zoals het gemeenschappelijk leesrooster. Het leesrooster bestaat in de regel uit een evangelielezing, een lezing uit het oude testament en een lezing uit de brieven. Er is een uitwerking over drie jaren: een eerste jaar (A-jaar) dat inzet met het Matteüs-evangelie, een tweede jaar (B-jaar) dat insteekt bij Markus en een derde jaar (C-jaar) dat de lijn van Lukas volgt.

 

Systematisch lezen in de synagoge

De synagoge kent al langer een systematische lijn van lezingen. Als Jezus in de synagoge is, volgens de beschrijving van Lukas 4:16-21, zoekt hij het gedeelte uit de profeet Jesaja dat volgens het rooster aan de orde is. De joodse gemeenschap leest in één jaar de vijf boeken van Mozes en combineert dat met lezingen uit de profeten en de geschriften.

 

Bladerend op internet kom je allerlei beschouwingen over leesroosters tegen. Geurt Henk van Kooten schreef een evaluatie, Koenraad Ouwens heeft erover gepubliceerd, Roel Bosch vertelt er over. Ds. Bart Trouwborst uit Nieuwleusen voegt daar iets nieuws aan toe. Hij vergelijkt in zijn boek De profeten ter sprake in synagoge en kerk de profetenlezingen uit het gemeenschappelijke- en het synagogale leesrooster.

Zelfkritiek

Trouwborst geeft kort commentaar bij elke lezing en trekt algemene conclusies. Hij ziet dat de capita selecta niet zijn gekozen vanuit een behoefte aan bevestiging van het eigen gelijk. Vriendelijke wijsheid en bijtende profetie wisselen elkaar af. Er is in beide tradities ruimte voor zelfkritiek. In de B-cyclus van de kerk (dat met Lukas inzet) kan je lezen dat Petrus niet alleen rots van de kerk is; hij komt ook naar voren in zijn twijfel en aanvechtingen. In het C-jaar is de zelfkritiek te herkennen in de beschrijving van verhoudingen tussen armen en rijken. Wanneer een profetenlezing scherp van karakter is, is er zowel in de synagoge als in de kerk wel weer de neiging een pastorale toevoeging te maken.

 

Trouwborst signaleert dat beide tradities aandacht geven aan de religieuze feesten. Het gemeenschappelijke leesrooster legt daarbij in alle cycli met Pasen een verbinding met het joodse Pesachfeest door steeds Exodus 14, Exodus 15 en Ezechiël 36 bij de lezingen te betrekken.

Israëlzondag

Trouwborst stelt vast dat de profetenlezingen in de joodse traditie open spreken over de rol van de volkeren. Omgekeerd ervaart hij in christelijke kring – onder meer in de A-lezingen – een uitwerking vanuit de joodse traditie naar de breedte van volken en naties.
Hij zou dit verder willen doortrekken en de benaming ‘Israëlzondag’ aan het begin van de herfst expliciet willen invoeren op het leesrooster. Daardoor zou je makkelijker een verband met het synagogale leesrooster kunnen leggen, waarin aan het begin van de herfst de joodse ontzagwekkende dagen en de vreugde van de wet  een plek hebben.

Bart Trouwborst ziet zowel bij het joodse leesrooster als bij het christelijke leesrooster een behoorlijke spreiding, met veel aandacht voor de profeet Jesaja en de andere grote profeten en evenredig minder aandacht voor de kleine profeten. Zowel in de joodse als in de christelijke traditie valt een enkele kleine profeet tussen wal en schip. Nahum en Haggaï ontbreken in beide tradities. De joodse cyclus mist ook Zefanja, de christelijke traditie ontbeert Obadja.

Wat Trouwborst betreft zouden alle profeten een plek mogen krijgen in het rooster en levert men daarvoor een enkele lezing in uit één van de grote profeten.

 

Uitgevers

De keuzes van het leesrooster zijn als de achterkant van het borduurwerk: het is interessant voor theologen, maar leken zal het minder interesseren. Je merkt dat grote uitgeverijen dit soort boeken niet uitgeven. De markt voor theologische boeken is daarvoor te klein. Ds. Bart Trouwborst heeft zijn boek dan ook uitgebracht via zijn eigen uitgeverij: Sifron.

Hij is niet de enige dominee die als ondernemer met uitgaven komt die voor een brede markt minder interessant zijn, maar die voor het vak en de ontwikkeling van de theologie belangrijk zijn. Ds. Rinus van Warven brengt als dominee boeken uit, op het snijvlak van het interreligieuze en vrijzinnige theologie. Ds. Jan de Vlieger is een andere dominee-ondernemer die met de uitgave van de Naarder Bijbel waarschijnlijk het meest succesvol is qua verkoopcijfers – hoewel hij wel een uitgeverij vond voor publicatie, namelijk Skandalon.


Bart Trouwborst. De profeten ter sprake in synagoge en kerk. Een commentaar bij het synagogaal leesrooster en het protestantse gemeenschappelijke leesrooster. Nieuwleusen: Sifron, 2021. 376 pp. 9789082836929. €24,95.


--------------------------------------------------------------------------

Tekst: 11 oktober 2021

Samenleving krijgt kerkgebouwen terug

De huidige generatie kerkenraadsleden staat voor keuzes die vorige generaties niet hoefden te maken. De secularisatie dringt dilemma’s op. De middelen van menskracht en geld nemen af. Kerkenraden moeten prioriteiten stellen. Pregnant wordt de keus als ze moeten besluiten over de inzet van het kerkgebouw.

Eén op de vier gebedshuizen wordt inmiddels niet langer gebruikt voor religieuze doeleinden. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed maakt duidelijk dat van de ruim 7000 kerken, synagogen en moskeeën er nu al 1530 een andere bestemming hebben gekregen. Honderden gebouwen zullen volgen. Sommige kerkgebouwen worden afgebroken. Anderen krijgen een bredere bestemming.

Achter die keuzes rond het kerkgebouw gaat een theologie schuil; mensen die terugverlangen naar een volle kerk met een zingende gemeente hanteren een retro-theologie waarin geen plaats is voor variabel gebruik; mensen die hangen naar een nieuwe visie op zingeving zien kansen voor de opbouw van een meer seculiere zingeving.

Waardering van het gebouw

De waardering voor het kerkgebouw is in protestantse kring in korte tijd veranderd. Het gebouw doet ertoe en de stenen zijn ‘heilig’. Het gaat daarbij niet om heiligheid in rooms-katholieke zin, alsof de stenen aan het gewone gebruik zijn onttrokken. Het is eerder emotioneel getoonzet: er is besef dat het gebouw in het dorpsbeeld moet blijven. Een kerkenraad met een slinkende beurs hoeft niet langer voorrang te geven aan het pastoraat. De continuïteit van de gemeente zit niet alleen in de blijvende aandacht voor elkaar, maar zit ook in het waarderen van de stenen.

Tegelijk groeit het besef dat het kerkgebouw breder inzet verdient dan twee uurtjes kerkdienst op zondag. Met een knipoog wordt teruggekeken naar de Middeleeuwen. De kerk was toen het centrum van een leefgemeenschap. Tijdens de kerkenspraak werden er mededelingen gedaan over de beschikbaarheid van stieren, de pacht van het land en de tijden van de jaarmarkt. Vaak was het kerkgebouw een reden om rond het plein van de kerk huizen te bouwen en een samenleving op te bouwen.   

Geert Mak en Jacobine Gelderloos

Het is aan Jacobine Gelderloos te danken dat er een omslag in het denken is gekomen. Zij bracht de dissertatie ‘Sporen van God in het dorp’ uit waarin ze de analyse van Geert Mak op zijn kop zet. Waar Geert Mak laat zien hoe langzaam de energie uit het dorp weglekt, beschrijft Jacobine Gelderloos hoe het kerkgebouw als hart van een gemeenschap nieuw bloed met zuurstof in de gemeenschap rondpompt.

Die zuurstof hoeft niet zonder evangelie te zijn, maar zet meer registers open. Het gaat ook om de kerk als stemlokaal bij verkiezingen, de kerk als onderkomen voor de kaartvereniging, de kerk als podium voor de sinterklaasviering en de kerk als plaats waar het dorpsbelang de jaarvergadering houdt. De steriele kerkbanken worden uit het interieur gesloopt en de statafels doen hun intrede.

Van kerkenvisie 1.0 naar 6.0

De veranderende visie op het gebouw is niet nieuw. In de Bijbel vind je een ontwikkeling van een kerkenvisie 1.0 naar een kerkenvisie 6.0. Van adhoc vieringen bij Abraham (kerkenvisie 1.0) ontwikkelt de visie zich via een volk dat zich door een tent laat begeleiden (kerkenvisie 2.0), naar meer vaste plaatsen op de hoogten (kerkenvisie 3.0) om tot één centrale locatie te komen in Jeruzalem (kerkenvisie 4.0).

Op het moment dat door oorlogen die centrale locatie wordt verwoest, ontstaat er een nieuw initiatief in de ballingschap; geen tempel waar men dieren offert, maar een plaats van studie en gebed: de synagoge (kerkenvisie 5.0). Uiteindelijk komt de ontwikkeling tot een geestelijke definitie als de bouwkundige visie zich incorporeert in één persoon die zegt: ‘Breek deze tempel af en ik zal haar in drie dagen weer opbouwen’ (kerkenvisie 6.0).

Prijzen

Diverse instanties zien de cultuurwending en proberen die te versnellen door prijsvragen uit te loven. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed liet de meest gastvrije kerk in een regio verkiezen. De Vereniging Kerkrentmeesterlijk Beheer schreef een Mercer-Marsh Award uit voor toekomstgericht kerkbeheer gebaseerd op samenwerking. En de provincie Overijssel daagde kerkbesturen uit met een integraal plan te komen voor brede inzet van het kerkgebouw ten dienste van de hele leefgemeenschap.

Eerder stelde de rijksoverheid plaatselijke wethouders tienduizenden euro’s in het vooruitzicht als ze een plan zouden opstellen voor toekomstige inzet van religieuze gebouwen. Een HBO-instelling als de Jan des Bouvry-Academie stelt studententeams ter beschikking om na te denken over het interieur van de kerk.

De protestantse synode stelde onlangs het rapport ‘Speelruimte gezocht’ vast dat over het kerkgebouw gaat. Dat is opmerkelijk, want tien jaar geleden was er ook al een rapport over kerkgebouwen in de synode. Er was blijkbaar herijking nodig. De focus ligt tegenwoordig op zinvol (breder) gebruik en hergebruik. Het is van belang een langetermijnvisie te ontwikkelen.

De kerk is bezig een oude plaats opnieuw in te vullen. Namelijk die als ontmoetingscentrum in het geheel van de samenleving. In Markelo praten ze er over om de deur te vervangen door glas, zodat je zo van de markt de kerk inkijkt. In Zwolle hebben ze twee muren van de St. Michaëlskerk transparant gemaakt, om een kijklijn vanaf het plein door de kerk heen te creëren.

Warm plekje

Op de vraag van Gerben van Dijk in de generale synode van de PKN wie er instemde met de stelling ‘ons kerkgebouw is bestemd voor het houden van erediensten; ander gebruik van de kerkzaal is ongepast,’ reageerde het merendeel van de synodeleden negatief. ‘Bij veel kerkgebouwen gaat de publieke functie nog verder en vinden er allerlei sociale en maatschappelijke activiteiten plaats,’ staat er in het rapport:

“Dat brengt de vraag naar voren wie eigenlijk de eigenaar van het kerkgebouw is. Formeel is dat de kerkelijke gemeente, hierin vertegenwoordigd door het college van kerkrentmeesters. Gevoelsmatig zijn alle gemeenteleden eigenaar. Maar je kunt het ook veel breder zien. Ook de samenleving (de buurt, het dorp, de stad) ervaart emotioneel eigenaarschap. Ook als mensen niet kerkelijk meeleven, beleven ze het toch als hun kerk(gebouw). De kerk als instituut heeft voor hen misschien afgedaan, maar het gebouw heeft een warm plekje in hun hart.”


--------------------------------------------------------------------------

Tekst: 8 november 2021

Marketing van een Bijbel

Marketing hoort bij het gereedschap van de kerken, net zoals gesprekstechnieken horen bij het vakmanschap van de pastor. Public relations worden ten onrechte als stiefkindje behandeld. De strategie waarmee het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap de NBV21 aan het publiek presenteert, toont de zeggingskracht van een marketingcampagne.

Laten we de campagne eens tegen het licht houden. Marketing is bij uitstek een discipline van achter de schermen. De uitgever Stefan van Dijk was amper in beeld. Ook de persvoorlichter Peter Siebe bleef achter de coulissen. De consument (christenen spreken liever over ‘de bijbellezer’) merkte vooral de uitwerking van de tactische keuzes die ze maakten.

Mirjam Buitenwerf, de vrouw van de directeur, mocht als predikant op het NOS-Journaal tekst en uitleg geven. ‘‘Laat er licht zijn’ in Genesis vind ik mooier dan ‘Er moet licht zijn’’, vertelde ze – wellicht gesouffleerd door haar man bij het krieken van de dag. Karin van den Broeke, de voorzitter van het bestuur, kwam portretgroot in beeld in de Provinciale Zeeuwse Courant, logisch met haar Zeeuwse achtergrond. Blauw Bloed, was ruim van te voren geïnformeerd, zodat men een camera kon plaatsen tussen de kerk en de auto waarin de koning zou wegrijden. Presentator Jeroen Snel stond klaar en wist nog één quote van de koning in beeld te brengen. Snel: “Waarom vindt u de bijbel belangrijk?” De koning: “Het is een heel belangrijk boek, waar je heel veel inspiratie uit krijgt.”

Liever missionair werk

Marketing is het geheel van activiteiten dat een bedrijf uitvoert om de verkoop van producten en diensten te bevorderen. In kerkelijke kringen spreekt men liever niet over ‘marketing’, maar over ‘missionair werk’. Met het verhangen van deze bordjes verdwijnen veel seculiere technieken buiten beeld.


Het NBG heeft daar geen last van. De Haarlemmers hanteerden een duidelijke strategie en een eenduidig motto: Het gaat om het woord. Het NBG had de markt langzaam opgewarmd en een jaar geleden aangekondigd dat er een nieuwe editie zou komen. Het hoofd van de afdeling vertaling kwam steevast in beeld met een glimlach om de mond terwijl hij één van de vertaalkeuzes toelichtte. Hij onthield zich van splijtende theologie. Het Bijbelgenootschap meet zich een wetenschappelijk (neutraal) imago aan en dat ligt in de breedte van de samenleving uitstekend. Een outsider zou kunnen denken dat de NBV21 een ‘gewijzigde herdruk’ is. Het lukte het NBG de NBV21 te positioneren als nieuwe Bijbel.

Het Bijbelgenootschap bracht net als in 2004 enkele seculiere uitgeverijen in stelling om de seculiere markt te bedienen. Uitgever Querido mocht een literaire editie uitbrengen met een bladspiegel als een roman. ‘Je hebt geen last van die wiskundige connotaties’, zei ooit een medewerker van Van Dale over deze uitgave, verwijzend naar de versnummers in kerkelijke edities. Uitgeverij Atheneum mocht een kunstbijbel uitbrengen; dit keer liet men Gustav Doré in de mottenballen hangen en koos men voor Nederlandse en Vlaamse meesters, op de leest geschoeid van de ‘Bijbel met Hollandse meesters’ van Jongbloed. De uitgaven zijn verschenen in oktober, een goed moment in aanloop naar de cadeaumaand december.

Omkering van de keten

Er werd gedacht vanuit de omkering van de keten. Dus men denkt niet vanuit de uitgever die iets kwijt wil, maar vanuit de klant die eisen stelt aan een product. Als een klant de vraag stelt ‘Waarom zou ik een nieuwe Bijbel kopen, ik heb er al drie in de kast staan?’ luidt het antwoord: “U hebt als klant zelf om een nieuwe uitgave gevraagd. U mocht wijzigingen insturen. U stelde geen prijs op de tekst: ‘Wat rest is de liefde’ (1 Korintiërs 13); op uw verzoek hebben we daar van gemaakt: ‘De liefde blijft’. Deze vertaling sluit aan bij uw eigen wensen.”


De NBV04 is destijds gepositioneerd als literaire uitgave. Een ieder die de cultuur van ons land waardeert, zo was de gedachte, kon er niet omheen deze bijbel in zijn kast te zetten. Vandaar dat de koningin als eerste exemplaar de literaire editie in handen kreeg. Vandaar dat de vorstin gevraagd was voor te lezen uit de literaire editie. Hoe anders in 2021. Het eerste exemplaar van de NBV21 was een kerkelijke editie. De koning las er niet uit voor, maar de voorzitter van het bestuur sprak een gebed uit met vertegenwoordigers van de kerken op het podium. Er werden tweeduizend gratis bijbels naar kerken gestuurd en de presentatie vond niet plaats in de Doelen, maar in de Grote Kerk in Den Haag.

Geld

Bij de verschijning van de uitgave in 2004 is er een moment geweest dat een journalist van een landelijke krant een verhaal wilde schrijven over de financiële kant van de uitgeverij. De medewerkers weigerden daaraan medewerking te verlenen. Men besefte dat ‘Bijbel’ en ‘geld’ zich in de publiciteit moeilijk laten verbinden. Ook in 2021 is er niet geschreven over de financiële kant van de uitgave.

Enkele keuzes zijn gewaagd. Zoals de ietwat getinte letter; die de voorkeur heeft gekregen boven een gitzwarte letter. En het witte omslag van de standaardeditie is opmerkelijk. Bij de opleiding als uitgever leer je dat een wit cover niet verkoopt, tenzij er sprake is van een huwelijksbijbel; of wanneer er een naam als ‘Steve Jobs’ op de omslag staat. Andere uitgaven kunnen beter afzien van wit, omdat het minder opvalt in de boekenzee die bij Scheltema en Broese op de planken staat. Het ontwerp is verzorgd door Joost Grootens en zijn studio. Zij plaatsen aan de voorkant tekst uit Genesis en op de achterkant tekst uit Openbaring. Je leest als kerk de bijbel immers ‘van kaft tot kaft’.

Het is een marketingprestatie dat veel gemeenten de uitgave onmiddellijk op de kansel hebben gelegd. Want in feite zijn progressieve vertaalstappen uit de NBV04 teruggedraaid, zoals de keus voor de eerbiedskapitalen. Er is geen gehoor gegeven aan vragen uit de hoek van de feministische theologie, en naast 12.000 aanpassingen zijn er duizenden verzoeken tot aanpassing niet ingewilligd.

Anne van der Meiden had vijftig jaar geleden al door hoe het werkt, toen hij pleitte voor een docent marketing aan de predikantenopleiding.

 
--------------------------------------------------------------------------

Tekst: 29 november 2021

Joodse wortels onder het kerstfeest

Het kerstverhaal van Lukas 2 hoort bij het Sondergut van Lukas. De tekst ademt de sfeer van het joodse christendom. De tekst zit vol verwijzingen naar het leven buiten, het joodse jubeljaar en de priesterlijke teksten uit de Pentateuch. Je kunt de teksten in december lezen, maar nog sprekender is het ze al in september te laten klinken.  

Joodse christenen doen weinig aan systematische theologie. Ze vertellen vooral verhalen. Ze brengen die verhalen niet in een systeem onder; de verhalen hebben voldoende symboliek en verbeeldingskracht van zichzelf. Het zegt voldoende dat Jezus met Pesach zijn laatste uren meemaakte en dat het pinksterfeest een wekenfeest is. Zo is er geen uitgewerkte theologie van een geboortefeest.

De joodse evangelist onder Lukas lijkt bij het geboorteverhaal soms even aan het Loofhuttenfeest te denken, een knipoog is het, meer niet. Het jongste evangelie, dat van Johannes, gaat iets verder. De theoloog Hendrik Vreekamp wijst daarop als hij Johannes 1: 14 weergeeft in de tekst van de Naarder bijbel, waarmee de essentie van de geboorte van Christus is weergegeven: ‘Het spreken is vlees-en-bloed geworden, en heeft bij ons zijn tent opgeslagen’. Vreekamp wijst bij ‘de tent’ op de context van het Loofhuttenfeest. Israël woont een week lang in hutten en herinnert zich de tocht door de woestijn op weg naar beloofd land. Een wolk wijst het volk de weg overdag en ’s nachts is er het licht van een vuurzuil.

Het moge duidelijk zijn dat je tegen de achtergrond van het joodse christendom anders naar kerst kijkt dan vanuit de Germaanse cultuur waarin het midwinterfeest centraal staat en je  aansluit bij de zonnewende en de terugkeer van de vruchtbaarheid. Ook de adventsperiode is een late uitvinding. Gregorius van Tours noemt advent als eerste in de zesde eeuw. Hij ziet advent als voorbereiding op kerst en als mogelijkheid je al vastend voor te bereiden op het kerstfeest. Een mentale en liturgische voorbereiding dus.

En het geschiedde

Het evangelie van Lukas kiest de aanloop voor de geboorte in de biografie van Christus, in het wonder van zijn menswording. In tegenstelling tot Markus en Mattheüs komt de derde evangelist niet onmiddellijk met een tegenstelling op de proppen tussen het kind van Bethlehem en de Farizeeërs en Schriftgeleerden. De geestelijke elites duiken pas op in hoofdstuk 5, als Jezus is begonnen te prediken. Onder de tekst van Lukas 1 en 2 verraadt zich een joods denker, die geen behoefte heeft het eigen nest te bevuilen. Het voortdurend herhaalde ‘en het geschiedde’  (‘wa-je-hi’) brengen ons in de klassieke verteltrant van het oude testament.

Het is de tocht door de woestijn die boven komt. De herders verplaatsen ons in het leven onder de sterrenhemel. Ze zien licht van boven, zoals het volk in de wildernis een vuurzuil zag. Het Sondergut lonkt naar het buitenleven, zoals joden dat tot op de dag van vandaag doen als ze in een loofhut bivakkeren. Het is een kribbe die Jezus met de herders verbindt. Je komt die kribbe tegen in diverse oudtestamentische teksten, zoals Spreuken 14,4: ‘Als er geen koeien zijn, blijft de kribbe schoon’, de kribbe is teken van de buitenplaats.

Naar zijn eigen stad

Er zijn meer verbindingen in het Sondergut met joods gedachtengoed. De mededeling doet vreemd aan dat Jozef en Maria naar Bethlehem gaan, zoals ‘ieder naar zijn eigen stad’ gaat. Immers tussen David, de godfather van de familie, en Jozef zitten 28 geslachten. De schrijver maakt niet duidelijk waarom men zoveel geslachten terug zou moeten gaan. Waarom een volkstelling houden en dan mensen laten trekken naar een plaats waar 28 generaties geleden iemand woonde; waarom dan niet 14 of 10 terugrekenen, of gewoon de telling in je huidige woonplaats laten plaatsvinden, dat lijkt me nog het meest eenvoudig. Als je een volkstelling wilt laten mislukken, moet je het zo ingewikkeld maken…

Het vocabulaire ‘naar zijn eigen stad’, en even later, ‘omdat hij van het huis en geslacht’ van David was, doen de joodse lezers denken aan Leviticus 25: 10: ‘Ieder zal terugkeren naar zijn eigen bezit en ieder zal terugkeren naar zijn familie’. De tekst van Leviticus staat in de context van het jubeljaar. En de oorspronkelijke joodse lezers zijn daarmee op het spoor gezet van Lucas 4, waar de eerste preek van Jezus ook over het jubeljaar gaat. Jezus realiseert het jubeljaar.

De joodse traditie is vertrouwd met de ‘ondertrouwde vrouw’ (Deuteronomium 22: 23). Het tekent de band tussen Jozef en Maria (vers 5). Deuteronomium zegt dat zo’n vrouw gedood moet worden als ze op een stille locatie is verkracht door een vreemde man. De lezers zullen vreemde gevoelens hebben gehad, als ze ervaren dat Maria zwanger is van de heilige Geest (Lukas 1: 35); impliceert het dan dat Maria en God zelf de dood waardig zijn…?

Onrein

Het ontbreken van de plaats in de herberg heeft niets te maken met de drukte in die tijd in Bethlehem. Het sluit aan bij Leviticus 12, waar staat dat de vrouw die een zoon baart een week onrein is, en dat de omgeving in die onreinheid deelt; zo’n winkelsluiting kan oplopen tot 40 dagen of zelfs tot 80 dagen als er sprake is van een dochter. Je wilt als herbergier geen uitspanning die de wrange vluchten plukt van een bevalling en als ontmoetingsplaats lang uit de running moet zijn.

Het christendom is ontstaan op Joodse bodem en daarna wereldwijd gegaan. De joodse aanzetten voor de theologie hebben zich daardoor niet in volle omvang in de liturgie doorgezet. Het was logisch geweest als het christendom de drie grote joodse feesten had verwerkt, die van Pasen, Pinksteren en Loofhutten. Het Loofhuttenfeest leent zich voor de positionering als feest van de geboorte. Het is een vrolijk feest en komt af en toe in de schrift voorbij, zoals Ezechiël 45: 25 en Johannes 7: 2. De profeet Zacharia profeteert dat de heidenen het Loofhuttenfeest zullen meevieren (Zacharia 14: 18). Johannes schrijft in Openbaring dat mensen de palmtakken in de hand nemen om feest te vieren (Openbaring 7:9).

De traditie heeft de palmtakken ingewisseld voor dennennaalden.