Multifunctionele inzet van kerkgebouw

De Provinciale Staten hebben mij als gedeputeerde opdracht gegeven expliciet aandacht te geven aan kerkgebouwen en dat gaat ook gebeuren. Dat zei gedeputeerde Roy de Witte tijdens een webinar over de toekomst van de kerkgebouwen in Overijssel. Het webinar werd op 3 december georganiseerd door de Overijsselse Vereniging van Krachtige Kernen.

De gedeputeerde gaf aan dat men zich ook naar een nieuw kabinet vanuit de provincies sterk wil maken voor kerkgebouwen. Hij zit q.q. als gedeputeerde ook in het programma Religieus Erfgoed, en men hoopt dat daar continuïteit aan kan worden gegeven.

Jorien Kranendijk, werkzaam voor dat Rijksprogramma, vertelde dat er 7100 kerkgebouwen zijn in Nederland en dat er inmiddels 1900 een andere bestemming hebben gekregen. De verwachting is dat er uiteindelijk zo’n 4000 met een religieuze bestemming zullen blijven. Maar dan nog zal het een hele opgave zijn de kosten op te brengen die gepaard gaan met de energie slurpende en veel onderhoud vragende gebouwen. Overijssel telt zo’n 500 kerken, de meeste (160) zijn protestant, 100 zijn er rooms-katholiek, 80 gereformeerde denominaties en diverse gebouwen van kleinere denominaties. Met het programma van de kerkenvisie ontwikkelt men een breder overleg over de toekomst van de kerkgebouwen per gemeente. Inmiddels hebben 12 van de 22 gemeenten in de regio zich daarbij aangesloten.

Petra Stassen van Kerkelijk Waardebeheer sprak over mogelijkheden de publieke opinie te mobiliseren. Ze noemde het belangrijk objectieve feiten uit te wisselen, de dialoog aan te gaan en externe begeleiding in te brengen. Schattingen over overtollige kerkgebouwen variëren van 20 tot 80 procent, zo zei ze, en dat heeft te maken met de vraag in hoeverre kerkelijke gemeenschappen in staat zullen zijn naast de liturgische toepassing andere exploitatiemogelijkheden aan het kerkgebouw te verbinden.

Vanuit de meer dan honderd deelnemers aan het webinar kwamen er vragen over de verschillen tussen protestanten en rooms-katholieken in de waardering van het kerkgebouw. Er is de nodige onrust in rooms-katholieke kring nadat naar buiten is gebracht dat diverse kerken geen eucharistische mogelijkheden ontvangen. Stassen wees op een uitspraak van de paus, die aangeeft dat er ruimte is voor andere activiteiten in een rooms-katholiek kerkgebouw mits men de sacrale en profane toepassingen niet door elkaar laat lopen.

Klaas van der Kamp hield als classispredikant een pleidooi voor een multifunctionele inzet van het kerkgebouw. Hieronder staat zijn bijdrage.

Ooit werkte ik bij Royal Jongbloed in Heerenveen, een internationale uitgeverij. We hadden klanten van over de hele wereld. Ze kwamen soms bij ons bedrijf op bezoek. Vaak bleven ze een nacht over. En het hoort bij de internationale regels van gastvrijheid dat je de mensen dan opvangt en met ze uit gaat eten.

Zo ontving ik ooit gasten uit Armenië, orthodoxe christenen. Ik nam ze mee naar een restaurantje in Woudsend. Een oud doopsgezind kerkje. Het is al in 1969 verbouwd tot een horeca-etablishement. Het kreeg de toepasselijke naam ‘’t Ponkje’. Er hangt bij de deur zo’n ouderwetse collectezak aan een hengel. Als je binnen zit, zie je aan beide kanten de oude gotische ramen. Er is een galerij. En hoog in de kerk hangt een boot, zoals je die in oude vissersplaatsen als Kuinre en op Urk ook in kerken kan vinden. Succes verzekerd, dacht ik.

Maar ik had buiten de waard gerekend; liever nog: buiten de gasten gerekend. De orthodoxe Armeniërs keken vreemd naar de menulijst. Toen ik informeerde of de biefstuk of de kippensoep hen niet beliefde, trok de één de stoute schoenen aan en zei: ‘Jawel, maar je gaat toch niet in een kerk eten? Dat is toch niet eerbiedig?’ Ik realiseerde me dat ik een culturele fout had gemaakt. Sommige culturen en denominaties kunnen het zich niet voorstellen dat je voedsel nuttigt in een heiligdom. Het voedsel dat je daar krijgt, moet geestelijk zijn en niet stoffelijk.

Ik ben protestant en denk daar anders over. Als vertegenwoordiger van de protestantse classis Overijssel-Flevoland promoten we het multifunctionele gebruik van kerkgebouwen. Dat heeft diverse redenen. Het heeft natuurlijk te maken met de betaalbaarheid van onderhoud en instandhouding van het gebouw. Hoe meer gebruikers, hoe meer draagvlak, hoe eerder je zwarte cijfers schrijft. Maar het gaat niet alleen om geld. Het gaat ook om iets anders. Het gebouw is bedoeld als ontmoetingsplaats voor de leefgemeenschap om de kerk heen. Vaak kan je dat terugzien aan de planologie van een dorp of een stad. Of je nu kijkt naar de Sint-Nicolaaskerk van Zalk, de Martinuskerk van Markelo of de Grote Kerk van Almelo, ze liggen centraal in de plaats. De kerk is bedoeld voor de gemeenschap.

Ik probeer kerkrentmeesters en kerkenraden ervan te overtuigen ruimhartig hun gebouwen voor de samenleving ter beschikking te stellen. Dat heeft wel consequenties, met name voor het interieur. Een gebouw wat breder inzetbaar is, heeft geen zwaar opgelegde eiken toegangsdeuren, maar deuren met glas. Vandaar dat men muren sloopt van de Sint-Michaëlskerk in Zwolle om de kijklijnen van de straat mogelijk te maken. Het heeft geen vaststaande houten kerkbanken, maar statafels en losse bijzetstoelen. Vandaar dat de Andreaskerk in Steenwijkerwold het interieur heeft aangepast. Het heeft geen doophek en omlijnd liturgisch centrum met een preekstoel, maar een enigszins verhoogd podium, waar mensen die iets te zeggen of te zingen hebben goed zichtbaar zijn. Er is een stamtafel met tijdschriften. Er zijn hoekjes met computers, voor wie iets na wil kijken. Er is een buffet, waar je eten of drinken kunt halen en daarachter een keuken. Het gebouw is niet heilig, al brengt het je wel in goede sferen. Het gebouw is niet deftig, al is het wel stijlvol. Het gebouw is vooral gastvrij.

We hebben dit jaar een eerste editie gehad van de verkiezing van de meest gastvrije kerk van Oost-Nederland. Ik was één van de juryleden. En om dat netjes te doen ben ik als mystery guest naar een paar kerken toegegaan. Dat was leuk. Je gaat ineens met andere ogen kijken. Het was vervelend te merken, dat de deur van een kerk soms op slot zat en dat je nergens informatie kon vinden over openingstijden. Of je kwam binnen en stuitte op allerlei verboden. ‘Stilte in acht nemen’.  ‘Verboden op de kansel te klimmen’. Hoewel er ook wel grappige teksten waren: ‘Gelieve geen pruimtabak te spugen in te kerk’. Het was leuk als er uitleg was. Het was fijn als er verwarming was. En als er muziek zachtjes klonk. Of als iemand je aansprak. ‘U zult zin hebben in een kopje koffie’, zei iemand tegen me, bij zo’n kerkbezoek. ‘Wat aardig van u’, zei ik, ‘en u kent me niet’. ‘Nee’, zei de dame, ‘maar wij zeggen: als er een gast voorbij komt, komt er een engel voorbij’.

Er zijn heel veel kerken in Overijssel die het verstaan ontmoetingsplaats te zijn voor de buurt. De plek waar de jeugd elkaar mag ontmoeten. De plek waar digibeten een cursus computeren krijgen. Waar voorafgaand aan de verkiezingen straks een toelichting wordt gegeven op enkele politieke programma’s. De plek waar het koor Eufonia koorrepetities houdt. En de plaats waar de biljartvereniging De Rake Keu oefent.  

Komt de eredienst van de christelijke gemeente dan niet in de knel?, vraagt u zich misschien af. ‘Welnee’, zeg ik dan, ‘al die activiteiten zijn een goede opmaat. En op zondag is er een of zijn er twee erediensten.

Het kerkgebouw is een ontmoetingsplaats. En het wordt pas een heilige plaats op het moment dat de heilige boeken opengaan en de mensen zingen. In zo’n lofzang worden alle activiteiten die door de week hebben plaatsgevonden voor Gods aangezicht gebracht. Geen betere plek om dat te doen, dan de plek waar God zelf in de achterliggende periode de mensen nader heeft leren kennen.

Klaas van der Kamp v.d.m.
classispredikant Overijssel-Flevoland Protestantse Kerk in Nederland