Meditatie: dertigers

Overdenking 2 Samuël 5: 17-25

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

We gaan het hebben over de dertigers. Ontwikkelingspsychologen zeggen dat er iedere zeven jaar een nieuwe generatie begint. Iemand van veertig jaar kent andere gevoelens dan iemand van dertig. De ontwikkelingen gaan snel. De ene generatie rolt over de andere heen. Dertigers staan anders in het leven dan zestigers. De millennials vormen de Ik-generatie. De opvoeding staat in dienst van ontplooiing van het Ik. Het is de hop-on, hop-off generatie. Dertigers zijn grazers, ze halen er uit wat er in zit. Ze zijn nomaden op trektocht.  

Als classispredikant bezoek ik kerkenraden. Eén van de vragen die ik hoor, luidt: Dominee, wij missen dertigers. Ze zijn er wel, maar niet representatief. We merken dan de consequenties van het grazen, het nomade-zijn. Dertigers zijn minder aanwezig in instituties. Dat merken ook de vakbonden, muziekverenigingen, politieke partijen, koren en dorpsverenigingen. Dertigers trekken van pleisterplaats naar pleisterplaats. Ze blijven ‘even’. Dertigers zijn ‘serieel trouw’. Ze brengen allerlei glasscherven van hun leven bij elkaar om tot een compleet mozaïek te komen.

Dat roept de vraag op hoe ze in het geloof staan. Om daar iets van te zeggen wil ik onderscheid maken tussen drie manieren van geloven in de Bijbel.

Ik maak onderscheid tussen: het geïnspireerde geloof, het genormeerde geloof en het  gevormde geloof.

Abraham is de geïnspireerde gelovige. Hij heeft geen tempel, geen bijbel. Als hij onderweg overrompeld raakt door geloofsindrukken, bouwt hij ter plekke bij een terebint een altaar en spreekt er met God. Je zou hem de geïnspireerde gelovige kunnen noemen.

Mozes zou je de genormeerde gelovige kunnen noemen. Mozes had met 600.000 mannen te maken die hij uit Egypte leidde. Als ieder dezelfde spontaneïteit aan de dag zou leggen als Abraham zou het volk nooit Beloofd Land bereiken. Daarom heeft hij wetten en regels afgesproken en een tabernakel gebouwd, zodat het geloof een georganiseerd volk oplevert. Het genormeerde geloof.

En dan is er Salomo. Hij heeft de tent die meetrok met het volk vervangen door een tempel, waar mensen naar toe gingen, waar ze hun offers brachten en hun gebeden uitspraken. Hij staat voor het gevormde geloof.

Wat je tegenwoordig ziet, is dat we van de gevormde gelovigen in de kerk enigszins – ik zeg het in niet in absolute zin – gaan richting de geïnspireerde gelovige. Nog weer anders gezegd: De dertigers lijken meer op Abraham dan op Salomo.

Hoe zit het dan met dat geïnspireerde geloof van de dertigers? En zou het kunnen zijn dat niet alleen onze dertigers daarmee behept zijn, maar dat het via hen als een olievlek over kerkelijk Nederland gaat? Dat we allemaal iets van een nomade hebben? Hoe zit het dan met geloof? Om dat op het spoor te komen hebben we een fragment gelezen van David.

Waarom David? Ik zocht in de concordantie naar het woord ‘dertig’. Wie ging er op zijn dertigste bijzondere dingen doen? Ik kwam vier mensen tegen. Daar is allereerst Jozef, die op zijn dertigste onderkoning wordt in Egypte. Dan is er Jezus, die op zijn dertigste wordt gedoopt. Dan zijn er de priesters, die vanaf hun dertigste dienst mogen doen in de tempel. En dan is er David. Steeds merk je bij de dertigers dat ze hun levenstaken oppakken.
Als je 2 Samuël 5 leest, merk je dat hij zich als dertiger nestelt. Het is één en al keuzes die hij maakt.

Tel maar mee:

1. Hij krijgt een vaste baan. Na koning over het kleine Juda wordt hij nu koning over heel Israël.
2. Hij krijgt een vaste plek om te wonen. Hij verovert Jeruzalem als onafhankelijke stad, die niet bij het Judese rijk hoorde en niet bij het volk Israël. Het is de stad van David. Een eigen plek.
3. Hij bouwt een eigen paleis.
4. Hij trouwt liefst elf keer, elf vrouwen, in die tijd via de kinderen een goede oudedagvoorziening en als het prinsessen uit het buitenland waren een garantie voor vrede met schoonvaders. Elf; één erbij, en je hebt de Messiaanse volheid.
5. Hij werkt aan de veiligheid. Hij maakt af wat Saul heeft laten rusten: de Filistijnse kwestie.

Op dat laatste gaan we nu door, de Filistijnse kwestie. We lazen over twee veldslagen. Nu gaat het ons niet om de oorlog zelf, maar om de manier waarop David zijn geloof een plek geeft. Hij gaat niet in het wilde weg vechten. Hij zoekt eerst contact met God.

Hoe zit dat? In vers 19 staat: ‘David vroeg de Heere: Zal ik optrekken?’ Het is een soort stem in zijn hart. Voor God staat de naam ‘Ik ben er bij’. David  spreekt God aan op zijn aanwezigheid. Is er kans van slagen? Er staat niet bij hoe God David antwoordt. Er staat alleen: ‘En de Heere zei tegen David’. Sommige commentaren suggereren dat de priester Abjathar er bij was. Hij draagt als hogepriester de urim en de tummim, twee stenen waarmee je ‘ja’ of ‘nee’ te horen krijgt. Het zou kunnen. Dan is er sprake van gevormd geloof. Ik houd het zelf, omdat er niets bij staat, op ‘geïnspireerd geloof’. Hij krijgt de overtuiging in zijn hart. Ook in 1 Kronieken 14: 10, waar dit verhaal nog een keer staat, staat het omschreven als een groeien in innerlijke zekerheid. Laten we dus aanhouden dat het mogelijk is om in je binnenste een gesprek met God te voeren. En dat je daar voor je eigen geweten duidelijkheid kunt vinden. Wellicht kent u dat besef. Dat je rust over je voelt komen. Je spreekt God maar zo aan. En na enige tijd voel je innerlijk: Dit is de weg die ik met God mag gaan.  

Ondertussen doet David alles wat slim is. Het staat wat verborgen in de tekst, vers 17: ‘Als David hoort dat de Filistijnen komen, daalt hij af naar de vesting’. Jeruzalem ligt hoog en hij gaat naar beneden. Je merkt dat hij uit Jeruzalem wegtrekt naar zijn oude veilige onderkomen in Adullam. De Filistijnen hebben de blik op Jeruzalem. Hij kan ze van achter aanvallen. De Filistijnen zoeken met hun strijdwagens de vlakte op, de vlakte van Refaïm, letterlijk ‘de vlakte van de giganten’, door Maarten den Dulk spottend vertaald met ‘de vlakte der spoken’. Spookachtig is het. David wint de strijd. 'De Here is voor mij uit door mijn vijanden heen gebroken, als een doorbraak van water’ (vers 20). Als u wel eens in warme landen hebt gezien hoe er soms ineens een wolkbreuk kan zijn en hoe het water dan vanuit de bergen naar beneden stort, verstaat u die naam: Baäl-Perazim.  Heer van de doorbraak. Heer van Pasen. Heer van de opstanding uit de doden. Heer die zich onverwacht kenbaar maakt.

Maar de Filistijnen zijn hardleers. Ze keren terug. Weer is er die raadpleging, vers 23. God suggereert weer een omtrekkende beweging te maken en zegt, vers 24: ‘Wanneer je het geluid van voetstappen in de toppen van de moerbeibomen hoort, moet je je haasten, want dan ben ik voor je uitgegaan…’ De moerbeibomen zijn de bomen waarin de zijderups zich nestelt. Rupsen waar je zijde van maakt. Amos verbouwt de boom. Het blijkt dus mogelijk dat je God niet alleen als innerlijke stem in je eigen geweten hoort, maar dat je ook in je omgeving God gewaar wordt. Iets van buitenaf ervaart en beseft: God raakt het leven aan; via andere mensen, via de natuur, alsof er een briesje is wat meer is dan een vlaagje wind. Er is zo’n ritseling als Elia op de Horeb is. Ook David hoort het. Hij komt dicht bij het begin aller dingen. Het doet denken aan de eerste mens, man en vrouw, die het geluid van de Heere God horen, die in de hof wandelt in de avondkoelte. God komt ook van buitenaf bij hem binnen.

Davis is de geïnspireerde gelovige. Hij hoort de aanwezigheid van God. Hij doorgrond de diepgang van het geluid. Hij voelt God op zijn huid tintelen. Het geluid brengt hem dichter bij de oorsprong van alle dingen. Het ziet er zelfs reikhalzend naar uit. Zoals Psalm 84: 7 zegt: ‘Gaan wij door het dorre dal van de moerbeibomen dan maken zij God tot hun bron’. Korach maakt de ervaring van David op het slagveld tot een algemene geloofservaring. We geloven dat God de pijn uit ons leven weghaalt. Dat hij ons bevrijdt van wat nu ons nog kan verlammen.

Het besef dat ons leven in Gods hand is, gaat vooraf aan de overwinning die David op het slagveld ontvangt. Als het gebed zijn weg heeft gevonden, en de gebedsverhoring ruist in de boomtoppen, begint de strijd, die dan eigenlijk geen strijd meer is. De Filistijnen, zo vaak als tegenmacht in de bijbel geschilderd, hebben geen schijn van kans. Ze verliezen en laten hun goden achter die ze hebben meegenomen in de oorlog.

Is dat niet de essentie van ons geloof in Christus. Christus neemt als Zoon van God de zorgen voor zijn rekening en rekent er mee af op de heuvel van Golgotha. We bidden om zijn nabijheid. En nog voordat de strijd op leven en dood ons bereikt, heeft God ons al de gebedsverhoring gegeven op de heuvel van Golgotha, spookachtige Schedelplaats.

We zijn ons bewust van het verschil tussen de God van Israël en de afgoden. Het zijn de mensen die God gebruiken als afgod in de oorlog en op maat maken voor hun slechte bedoelingen. De goden van de Filistijnen sukkelen mee. Ze doen wat mensen vragen. Bij David krijgt God vooraf het woord. Het is de God van Israël die voorafgaand aan de strijd wordt geraadpleegd. En die voor de slagorden zegen geeft, veiligheid.  

Het gaat in het ruisen van de bomen om de aanwezigheid van God in ons gewone leven. Nog voordat de zorgen ons overweldigen, is God ons vooruit. Vincent van Gogh, ooit begonnen als evangelist, kent het geluid. Hij hield van moerbeibomen. Toen hij in 1889 was opgenomen in een inrichting, schreef hij zijn broer Theo, trots dat hij weer één schilderij had gemaakt. ‘Met een moerbeiboom erop’, schreef hij. Het was meer dan een boompje. Het bracht het gevoel in zijn leven dat God er was. Misschien identificeerde Vincent zich met de boom. Zo’n boom die op rotsachtige bodem groeit. 

De dichter dominee Nicolaas Beets begrijpt ook dat het in de ruisende moerbeibomen om het verhaal van ons aller leven gaat. Hij schrijft:

De moerbeitoppen ruisten
God ging voorbij;
Nee, niet voorbij, hij toefde;
Hij wist wat ik behoefde,
en sprak tot mij;

Sprak tot mij in de stilte,
De stille nacht;
Gedachten die mij kwelden,
Vervolgden en ontstelden,
Verdreef hij zacht.

De dertigers. De generatie die luistert naar de wind in de moerbeibomen. Ze zetten een nieuwe toon. Ze laten zich inspireren door de Geest. ‘Mijn relatie met God is heel persoonlijk, de kerk zit in mijn hart. Als er geen geloof was, had ik niets om naar uit te zien. Niets om me gedragen te voelen’, zegt de 32-jarige Anne Appelo, bekend van het EO-kinderprogramma Chic en de musicals The Lion King en The Bodyguard..

En ik, zestiger, we hier in de kerk, wij zijn in verwachting. Want welzeker zijn dertigers tot dingen in staat waar wij niet aan toe kwamen. Jozef was dertig en hij voorzag heel Egypte en Kanaän van voedsel. David was dertig en hij gaf Israël lucht waar Saul niet toe in staat was. Jezus was dertig en hij werd gedoopt en begeesterd door de Heilige Geest. Hij zei: ‘Breek de tempel af en in drie dagen zal ik hem herbouwen’ en na enkele eeuwen waren er duizenden kerken in de hele bewoonde wereld.

De Geest waait door de moerbeibomen. De Geest zweeft over de wateren. De Geest strijkt neer als een duif op onze Heiland. Zou Gods Geest in onze tijd geen wegen vinden, wegen waar langs de voet van de dertigers kan gaan?

Amen