Training classispredikanten 

Wat gaan we doen als classispredikant? Hoe gaan we het doen? En ook: Wat gaan we niet doen? Dat waren vragen die aan de orde kwamen tijdens drie dagen gezamenlijk optrekken van de elf nieuwe classispredikanten van 10 tot 12 september. De dienstenorganisatie had een oriëntatie georganiseerd, waarbij nog eens het gesprek in de synode werd teruggehaald over de classispredikant, waarin de belangrijkste taak van de classispredikant – die van geestelijk leiderschap – werd besproken en waarin de afstemming met de landelijke dienstenorganisatie aan de orde kwam.

Het gesprek over het geestelijk leiderschap benadrukte het belang van een persoonlijke benadering boven een vergadercultuur. De beweging is van vergaderen naar ontmoeten. Het hoort bij de geest van de tijd dat mensen gezicht geven aan het beleid. Dat doe je in de verantwoordelijkheid van een classispredikant; hij of zij is geen ambtenaar, maar een ambtsdrager. Daarbij is de classispredikant bovenplaatselijk verankerd. De classispredikant gaat niet helemaal op in de lokaliteit, maar wijst op de apostoliciteit en de bredere verbanden van de kerk. Daarbij blijft hij of zij een homo spiritualis. Het is daarbij nuttig een zekere onbevangenheid aan de dag te leggen en elementen als een persoonlijk gebed ruimte te geven in de ontmoetingen. Het gebed beoogt daarbij geen ronde woorden te geven, maar toch wel primaire woorden. ‘We zijn als kerk in een crisis gekomen’, zei één van de inleiders, 'en we moeten er anders uitkomen dan we er in gestapt zijn’.

Als je vanuit de algemene doelstellingen een stapje maakt richting de invulling van de concrete dag, merk je dat er tientallen ideeën leven bij de verschillende classispredikanten over de aanpak. De één overweegt een reeks korte gesprekken op diverse verzamellocaties om binnen een jaar alle gemeenten te hebben gesproken en tot een quick scan te komen. Een ander heeft al drie afspraken gemaakt met predikanten en kerkenraden om de pakweg tweehonderd gemeenten daadwerkelijk allemaal in vier jaar te hebben bezocht. En een derde kijkt liever eerst de kat uit de boom en werkt zich in meer algemene zin in.

Je ziet ook overeenkomsten. Als het gaat om het vierjaarlijkse bezoek is ieder wel van plan een zekere voorbereiding te treffen van een bezoek: je kijkt op een website, bladert door kerkbladen, vraagt om een beleidsplan, vraagt natuurlijk ook naar agendapunten vanuit de kerkenraad en van de predikant. En als je eenmaal op bezoek bent geweest, stuurt ieder wel zoiets terug als een brief om de impressie en mogelijk nog openstaande vragen nog even aan de orde te stellen. ‘Een herderlijk schrijventje’ noemde iemand de terugblikkende brief.

Door nog een keer samen de besluitvorming in de synode te analyseren kwam het profiel van de classispredikant scherper naar voren. En dat is van belang. Bijvoorbeeld als er straks ook deels vrijgestelde voorzitters van de colleges van visitatoren zijn aangesteld. Hoe verhoudt zich dan de taak van de voorzitter visitatie tot die van de classispredikant? Als het gaat om de ringen, zo werd uitgelegd, is het de ring zelf die de organisatie verzorgt, de visitatie die toeziet op de kwaliteit en de classispredikant die inspireert.

Classispredikanten, zo bleek, hebben vanzelfsprekend met de hele kerkorde te maken. Ordinanties die daarbij vaak terugkeren, zijn ordinantie 2 (over de vorming van gemeenten), ordinantie 3 (over ambten) en de nieuwe ordinantie die nog moet komen over de mobiliteit van de predikanten. Mensen die al langer meelopen gaven praktische adviezen. Bijvoorbeeld over de verhouding van het college voor de behandeling van beheerszaken en het breed-moderamen van de classicale vergadering. Het is van belang dat die twee organen een goede afstemming kennen. De classis Friesland geeft een goed voorbeeld daarvan door ordinantie 3.3.1 zo toe te passen, dat je als CCBB pas een solvabiliteitsverklaring geeft op het moment dat een vacante gemeente gesproken heeft met het breed-moderamen van de classis. Je voorkomt dan dat er allerlei zaken nog niet zijn geregeld of doorgesproken op het moment dat er al een verklaring is van ‘voldoende middelen’.


De classispredikanten proberen aan te sluiten in hun werkzaamheden bij de lijnen die de generale synode aanreikt en bij de dienstenorganisatie. Vanuit de landelijke synode zijn er rapporten als ‘de hartslag van het leven’, ‘leven van de verwondering’ en ‘kerk 2025’. Maar misschien nog wel kansrijker voor een gesprek op lokaal niveau zijn de thema’s waarmee de synode werkt. Voor het komende jaar overweegt men het thema ‘religie in de publieke ruimte’ aan de orde te stellen. Je kan ook zeggen: ‘kerk in het openbaar’. Wellicht biedt zo’n thema mogelijkheden enerzijds om je als lokale gemeente steeds weer de vraag te stellen in hoeverre je aansluit bij publieke zaken en een algemeen publiek weet aan te spreken. Tegelijk kan je interne bezinning en bijbelstudie verbinden met het thema.

Het protestants centrum voor toerusting en educatie – in de toekomst wellicht ‘protestantse kerk academie’ genoemd of iets dergelijks – had de ontmoeting met de classispredikanten voorbereid door een groot ganzenbordspel te maken. Al dobbelend kwamen er allerlei situaties voorbij rond de plaatselijke gemeente. Het ging over vragen als: Er zijn acht manieren waarop een predikant op een wachtgeld kan komen, noem er drie. En: Wat doe je als een gemeente een kerkelijk werker wil aanstellen die niet in het reglement is opgenomen? En: Welk advies geef je een predikant die tegen een burn-out aan zit?

De classispredikanten keerden na drie dagen huiswaarts met een laptop onder de arm en een telefoon. In een laatste gesprek werd ze geadviseerd niet alle problemen en vragen zelf op te pakken. Er is een afdeling ‘gemeentecontacten’ waar mensen in gemeenten zich telefonisch kunnen melden. In de eerste periode van 2018 waren er nu al 6000 vragen binnengekomen; dat is een forse stijging ten opzichte van vorig jaar toen er in dezelfde periode ongeveer 4800 bellers waren. De vragen komen van meer dan 1100 gemeenten, dat impliceert dat de dienstenorganisatie in toenemende mate door de basis als ‘hun’ dienstenorganisatie wordt gezien.

Foto: René de Reuver is één van de inleiders tijdens de training van de classispredikanten, Bram Schriever de begeleider kijkt toe