Harrie Scholtmeijer links bij gastheer Jurr van Dalen


Rol predikanten bij emancipatie streektaal


‘Predikanten hebben een belangrijke rol als het gaat over de ontwikkeling van het Nedersaksisch’. Die verzuchting slaakte de Twentse dichter Dick Schlüter tijdens de mannefestaosie Nedersaksische literetuur 2022 op 16 september in Assen. Hij verwees zelf naar ‘Biebel Anne’ over wie hij een gedicht had geschreven over het afscheid van de vorig jaar uit de tijd gekomen Anne van der Meiden.

Harrie Scholtmeijer van de IJsselacademie had toen al een bijdrage geleverd aan het symposium. Hij sprak over ‘twee streektaalschrijvende dominees uit de Kop van Overijssel’. Scholtmeijer vergeleek het werk van ds. Pieter Heering (1838-1921), die in Steenwijkerwold hervormd predikant was met het werk van Harmannus Schuurmans (1867-1942), die als doopsgezind predikant werkte in Giethoorn. Beide stonden in Overijssel in de negentiende eeuw en van beide is een boek opnieuw uitgegeven.


Ds. Pieter Heering 

Het boek ‘Overijsselse Vertellingen’ van Pieter Heering gaat over het leven van mensen in Steenwijkerwold. Het boek is in het Nederlands, de citaten zijn in het Nedersaksisch. Het boek staat hoog aangeschreven bij recensenten omdat hij het niveau van de anekdote overstijgt en grote thema’s zoals ‘vergevingsgezindheid’ door het werk heen vlecht. De citaten zijn echter regelmatig foutief, een woord als ‘begost’ (verleden tijd van beginnen) komt meer in Vlaanderen voor dan in de Kop van Overijssel. En een achternaam als ‘Vergunst’ tref je vooral in Holland, maar niet in de regio waar Heering toen predikant was. Scholtmeijer verklaarde de fouten uit het feit dat Heering zijn boek schreef toen hij alweer uit Steenwijkerwold was vertrokken en op Java vanuit zijn geheugen de verhalen opschreef.


Ds. Harmannus Schuurmans

Bij Harmannus Schuurmans was het eerder omgekeerd: hij blijft wat in de anekdotes steken, maar schrijft wel correct Nedersaksisch. Schuurmans kwam zelf uit Winschoten, had gevoel voor de streektaal en heeft zijn werk in Giethoorn zelf op papier gezet. ‘Hij hoefde het tuinpad maar af te lopen om iets te vragen, als hij onzeker was over een woord’, legde Harrie Scholtmeijer uit. De kunstenaar Jozef Israëls was gecharmeerd van de tekst van Schuurmans en maakte er illustraties bij, die zo aantrekkelijk waren dat je antiquarisch boeken van Schuurmans kunt vinden waar de illustraties uit getrokken zijn.

Scholtmeijer liet zien hoe de twee predikanten pasten in een traditie van predikanten die verhalen uit de gemeente op schrift stelden. Beiden hadden ds.  J.J. Cremer als voorbeeld  en ds. Cornelis Elisa Van Koetsveld. De eerste schreef over de Betuwe (1853), de tweede over de ‘Pastorij te Mastland’ (1843).

Rechts drs. Arjan Sterken voor de microfoon bij Jurr van Dalen


Drs. Arjan Sterken van de Radboud Universiteit wilde weten of het toevallig is dat de interesse van de predikanten samenvalt met de oplevende interesse in de negentiende eeuw voor de verhalen van mensen in de koloniën. ‘Is het niet een vorm van verhalen schrijven over exotische mensen?’ Dick Schlüter, historicus, stelde vast dat de teksten in de negentiende eeuw samenvielen met hernieuwd zelfvertrouwen bij de boerenbevolking. ‘Men zette zich af tegen de stad’. Het gebruik van de volkstaal valt samen met het koesteren van oude tradities. ‘Aan het begin van de negentiende eeuw was er niemand die zich bezighield met klootschieten. In de tweede helft van de eeuw zie je een opleving, zoals ook oude gebruiken als de bruidskoeien weer in zwang zijn’.

Heliand

Twee nieuwe versies van de Heliand, links met de kerk van Hellendoorn, rechts met de kerk van Oldeberkoop

Een belangrijk onderdeel bij de manifestatie vormde de presentatie van de Heliand in twee streektalen: het Sallands (Hellendoorns) en het Stellingwerfs. Een bijzonder moment, waarmee het aantal Heliands in de streektaal op zes is komen te liggen. In 2006 is een eerste vertaling in het Nederlands gekomen van Jaap van Vredendaal. In 2012 werden de eerste exemplaren in het Gronings, Twents, Achterhoeks, Münstelands aangeboden aan de toenmalige secretaris van de landelijke Raad van Kerken (Klaas van der Kamp). Nu ontving dr. Tim Sodmann de eerste exemplaren; hij heeft een nieuwe druk verzorgd van de Heliand in het Oud-Saksisch. Het exemplaar uit 2006 is uitverkocht.

Jan Nijen Twilhaar met de Sallaandse uitgave van de Heliand

Dr. Jan Nijen Twilhaar, de vertaler van de Sallaandse versie, legde uit dat de vertalingen sterk brontekstgetrouw zijn. Dat maakt inzichtelijk hoe de verschillende streektalen vanuit de ene oud-Saksische brontekst zijn ontstaan. Hij gaf daarvan voorbeelden. Zo gebruikt het oud-Saksisch de genetief veel vaker dan wij tegenwoordig; je vindt de tweede naamval bij aanduidingen van tijd: ‘dages endi nahtes’. Nijen Twilhaar heeft die genetief in de vertaling gehandhaafd door weer te geven ‘daegens en ’s nachtens’. Werkwoorden in het oud-Saksisch hebben vaak een reflexieve structuur. Ook dat kon hij kwijt in zijn overzetting van de man die zaad uitstrooit: ‘nen man begun umme zich tarwe óp de eerde te zééien’ met ziene haande’.

Het epos de Heliand gebruikt veel alliteratie. Dat is vrijwel onmogelijk weer te geven, zeker als je brontekstgetrouw wilt zijn. Toch kwam het een enkele keer bij toeval voorbij, bijvoorbeeld in de vertaling ‘d’n liggenden lammen’, die zich door het dak naar beneden liet zakken.

De Heliand heeft vele vormen van inculturatie in de tekst. De monnik die de tekst ooit maakte in opdracht van Lodewijk de Vrome gebruikte de eigentijdse cultuurelementen om de elite in zijn land argumenten te geven om de verdere inbedding van het christendom vorm te geven. De aanduiding van de herders in Lucas 2 als ‘paardevolk’ is bekend; het laat zien dat Jezus de pasgeboren jongen een koningszoon is. De Saksen hanteerden een wereldbeeld met hemelweiden en een ‘middelgard’. Nijen Twilhaar heeft zoveel mogelijk van de klank bewaard door te vertalen ‘de middelhof’. De Stellingwerfse vertaling, waar dr. Henk Bloemhoff voor tekent, heeft in overleg met de Sallaandse vertaler dezelfde tekst. De oudere versies hebben meer vrijheid genomen: Het Twents vertaalt ‘dizze weerld’ en het Münsterlands ‘düsse Ärde’.

Henk Bloemhoff liet zien hoe oud-Saksische klanken hun weg vonden in de verschillende dialecten. De Engelse Ingrid Rembold van de universiteit van Manchester had per video een bijdrage. Zij ging in op de cultuur waarbinnen de Heliand tot ontwikkeling kwam. Ze liet zien hoe de Heliand onderdeel is van een oud-Saksische corpus, bestaande uit een dooptekst, een penitentiesopsomming, een commentaar op Psalmen, een heiligentekst en een tekst van Genesis. De Heliand zorgt voor verdere toerusting van de elites en vermijdt allegorese en ziet af van citaten uit het Oude Testament. Ze vergeleek de Heliand met een ander Diatesseron, dat van Tatianus en wees op verschillen.

Illustratie bij verhaal van Bert Groenewoudt, de recente opgravingen bij Hezingen (Twente)

Bert Groenewoudt schilderde het landschap in Oost-Nederland gebaseerd op archeologische aanwijzingen in een voorchristelijke tijd. Hij liet zien hoe cultusplaatsen in het landschap voorkomen. En hij ging in op resultaten van opgravingen. In het veen zijn duizenden offers teruggevonden, variërend van pannen tot dieren. Drs. Arjan Sterken op het laatste moment ingevallen vertelde over zijn onderzoek over geesten in het Saksische gebied. Ze hebben een ambivalente betekenis en dienen vaak om datgene af te maken waar men in een ‘gewoon’ leven niet toe is gekomen.

Historicus Dick Schlüter

In het ochtendgedeelte kwamen ook meer literaire hedendaagse bijdragen naar voren. Ingeborg Nienhuis, woonachtig in het gebied bij Lauwersoog, vertelde in het Gronings over haar werk. Willem Jan Teijema las gedichten voor in het Stellingwerfs. Joop Hekkelman sprak over werk en ‘stukskes’ in het Achterhoeks. En de Twentse dichter Dick Schlüter gaf een toelichting bij zijn poëzie. Hij las ook het gedicht ‘Biebel Anne’ voor:

Noa biejnoa 92 joar was ut doan,
mar de leefde geet der met strieken
en wiejleu zult nog stoan te kieken.
Biebel Anne blif stil verdan bestoan.

Joa, alns hef zien tied van leavn,
in dien bos was a völ daal-egoan
en now hes de oogn too-edoan.
t Leste book ha’j a schreavn.

Now bist dow in n aander bestoan,
zoonder gaank van moan of zunne,
zoonder aait verdan, aait wierumme.
Biebel Anne zien book is too-edoan.

‘Veurtieds begun God met ’s scheppen
van de loch en ’t laand’,
50 joar waark

veur modersproak in of boetn de kaark.
Veur diej is tied veur taal now of-eknepn.

Noa biejnoa 92 joar was ut doan,
mar de leefde geet der met strieken
en wiejleu zult nog stoan te kieken.
Biebel Anne blif stil verdan bestoan.

Dick Schlüter, Eanske