Promotie op eucharistische gastvrijheid

Is het delen van de maaltijd van de Heer het einde van onze reis of is zij viaticum, voedsel onderweg van onze gezamenlijke wandeling? Die uitspraak van paus Franciscus uit 2015 is het motto van het proefschrift van Fokke Wouda. Hij woont in Deventer, begon ooit als vrijgemaakt theoloog in Kampen, stapte over naar de rooms-katholieke kerk, koos voor vervolgstudies voor de opleiding in Tilburg en promoveerde deze week op het proefschrift ‘Eucharistic hospitality in ecumenical contexts’.  

Vaak gaan dat soort studies over de theorie en de dogmatiek. Maar Fokke Wouda heeft een praktische invalshoek gekozen. Hij keek naar twee oecumenische kloostergemeenschappen, zag hoe daar de eucharistie wordt bediend ongeacht de kerk van waaruit men komt en stelde zich de vraag of zoiets in bredere kring mogelijk zou kunnen zijn. Hij onderzocht de geleefde praktijk.

Hij verdiepte zich in twee oecumenische kloostergemeenschappen. Die van Taizé in Frankrijk en die van Boze in Italië. Bose is een katholieke kloostergemeenschap in Italië, tussen Turijn en Milaan. De gemeenschap werd gesticht door een leek, Enzo Bianchi in 1965. De gemeenschap telt inmiddels 80 broeders en zusters van verschillende christelijke denominaties en ontvangt duizenden bezoekers per jaar. Taizé, waarschijnlijk nog iets breder bekend, is een internationale christelijke kloostergemeenschap in het Franse Taizé (Bourgondië). Deze werd opgericht in 1940 door broeder Roger Schutz. In Taizé is eucharistische gastvrijheid de gewone praktijk geworden sinds de bisschop van Autun, Armand-François Le Bourgeois, op 2 februari 1973 er voorging in de viering van de eucharistie en alle broeders, katholiek en protestant, uitnodigde om te delen in de eucharistische gaven.

In beide gemeenschappen heeft Fokke Wouda participerende observaties gedaan en interviews gehouden. Die leverden hem het concreet materiaal over het doorleefde en gepraktiseerde geloof. Dat is voor protestanten waarschijnlijk een gewone invalshoek. Voor rooms-katholieken, en zoals gezegd: Fokke heeft zich inmiddels aangesloten bij een rooms-katholieke parochie, is dat ongewenst; eucharistische gaven deel je niet over kerkgrenzen heen in de Romana.

Fokke Wouda ziet dat anders. En hij analyseert de twee kloostergemeenschappen om dat te onderbouwen. Het delen in de viering van de eucharistie kan juist het verlangen versterken naar het te boven komen van de verdeeldheid tussen kerken. Zo ervaren de monniken van Taizé en van Boze het, merkt Fokke Wouda, als hij de broeders en zusters interviewt; zowel de rooms-katholieke als de niet-katholieke. Het delen van de eucharistische gaven blijkt vruchtbaar: het voedt hun verlangen naar diepere kerkelijke eenheid.


Een paar citaten om de positie van Fokke Wouda te onderbouwen. Fokke Wouda: ‘Taizé en Bose cultiveren het vertrouwen in de Drie-ene God, het Paasmysterie, het sacrament van het Doopsel en in de medekloosterling om een ‘sprong in het diepe’ naar eenheid mogelijk te maken. Hun praktijk van Eucharistische gastvrijheid geeft blijk van dit vertrouwen. Ook legt het cultiveren van vertrouwen de basis voor het maximaliseren van erkenning van andere tradities’.

En nog een citaat: ‘De kloosterlingen geven uiting aan een groeiende, inclusieve trouw aan meerdere kerkelijke tradities en een concreet behoren tot verschillende denominaties, zelfs als zij worstelen om dat gestalte te geven. Kerken die verzoening zoeken kunnen van dit voorbeeld profiteren door meer van zulke plaatsen te laten ontstaan. Communicatio in sacris kan inderdaad verstaan worden als ‘een middel dat men (…) kan aanwenden om de eenheid van de Christenen te herstellen’. ‘In de gemeenschappen overstijgt de Eucharistie als middel van genade het geestelijk welzijn van de individuele kloosterlingen en omvat ook verzoening op kerkelijk niveau, een dynamiek waar de huidige regelgeving nog niet in voorziet. Het lijkt deugdelijk en waardevol om de huidige regels omtrent Eucharistische gastvrijheid aan te vullen uitgaan de van oecumenische overwegingen’.