Seksisme

We zijn amper van corona verlost, of het regent klachten. Ik heb het over seksisme. Anderhalf jaar isolement en anderhalve meter afstand hebben de omgangsvormen tussen de geslachten er niet beter op gemaakt. Sla de krant er maar op na.

Het begon digitaal. Vrouwen in Kampen, Zwolle, Dalfsen en Hengelo klaagden dat er maar één persoon per huishouden toegang kon krijgen tot de digitale diensten van de gemeente. En dat is vaak de man. In Enschede loopt het de spuitgaten uit met fluitende bouwvakkers. De gemeenteraad heeft besloten gefluit en geflurt strafbaar te stellen. En nu las ik recent, dat vrouwen ook klagen over seksisme in de kerk. Negentig procent van de vrouwelijke dominees heeft te maken met ongewenste praat. Ze krijgen opmerkingen als: ‘Dat was een mooie preek, had ik van een vrouwelijke dominee helemaal niet verwacht’. Of: ‘Dat broekpak staat u goed, mooier dan een toga van een echte dominee’.  

Je draait tweeduizend jaar rolverdeling niet maar zo terug. De rolverdeling vond ik nog in een oud rijmpje: ‘Vrouwlu en moes / heurt in hoes / Kerels en kat / heurt bij ’t pad’. Zoiets kan je nu niet meer zeggen. Maar hoe moet het dan wel? Dat is nog vrij ingewikkeld.   

Vroeger, als ik in de kerk zat, en me verveelde, pakte ik een bijbeltje en ging lezen. Eén van mijn favorieten was Hooglied. ‘Wat ben je mooi, mijn lief, je ogen zijn duivenogen. Je tanden zijn als witte schapen. Je borsten zijn als de tweeling van een gazelle’. In de studententijd probeerden we dergelijke zinnen wel uit in het uitgangsleven. Echt succesvol was dat niet. Dat werd het pas als je de zin ‘Je ogen zijn duivenogen’ veranderde in ‘je ogen sprankelen bij wat je zegt’. Je moest er dus iets van jezelf instoppen. Iets van empathie. Dat probeer ik tegenwoordig.

Bijvoorbeeld pas nog, toen ik een nieuwe huisdokter kreeg. Mijn oude huisarts, Sjoerd, ging met pensioen. Lisette, een vrouw, volgde hem op. Ik moest wennen aan het idee. Een arts is toch iemand die je lijf betast. Maar ik zette me er over heen. En toen ik een uitnodiging kreeg om te vaccineren, was ik blij. Een mooie manier om mijn nieuwe huisarts te leren kennen. Ik kwam haar tegen in de onderzoekkamer. ‘Leuk om nu een prik van u te krijgen, dokter’, zei ik zonder vleugje seksisme. ‘Ja, leuk u te ontmoeten’, zei dokter Lisette, ‘maar ik doe dat prikken niet zelf. Dat doet mijn stagiaire’. ‘Ook goed’, zei ik, ‘dan wacht ik tot zij er is’. ‘Mijn stagiaire is een man’,  zei Lisette. Zat ik toch weer naast.