
Foto: Louis Sicking tijdens zijn presentatie in Kampen
Iedere provincie een eigen gouden eeuw
De focus op de Gouden Eeuw in Nederland is behoorlijk eenzijdig en sterk gekleurd door de provincies Holland. In feite heeft iedere provincie zijn eigen gouden eeuw en die valt niet per se samen met die van Noord- en Zuid-Holland. Voor Overijssel kan je denken aan de veertiende eeuw, de eeuw van de Hanze. En voor Flevoland kan je denken aan het wegslaan van veenlanden waardoor de zee toegankelijker werd voor de handel in de dertiende eeuw.
Dat betoogde Louis Sicking, hoogleraar volkenrechtsgeschiedenis aan de VU en docent pre-moderne geschiedenis in Leiden, tijdens een lezing voor de historische vereniging in Kampen op 16 oktober 2025. Hij vertelde dat hij zich van jongsaf aan al gestoord heeft aan de typisch Hollandse benadering van de geschiedenis. Limburg, waar hij opgroeide, kwam pas in beeld bij de industriële revolutie. De klassieke benadering doet tekort aan de vaderlandse geschiedenis. Het beperkt de aandacht geografisch en laat de geschiedenis pas beginnen in de zestiende en zeventiende eeuw. De tijdlijn is veel langer te maken, al in de Middeleeuwen zie je relevante ontwikkelingen. De meeste landen beginnen daar ook met hun historie. Dus zo’n langere tijdlijn doet meer recht aan de Europese context.
Louis Sicking heeft zich ingespannen om het begrip ‘Gouden Eeuw’ niet exclusief op Holland te richten. Met collegae maakte hij een bundel ‘Elke provincie een eigen Gouden Eeuw’, waarin scribenten laten zien hoe een periode tussen de zevende en de eenentwintigste eeuw van bijzondere waarde is geweest voor een regio. Voor Friesland was dat de periode van het Friese koninkrijk (7e en 8e eeuw), voor Limburg – dat zou je niet verwachten – was dat de ontwikkeling van het Nederlands (12e en 13e eeuw). Voor Flevoland geldt de dertiende eeuw als gouden eeuw van de Zuiderzee.
Yftinus van Popta schreef een artikel in de bundel waarin hij laat zien dat het Zuiderzeegebied aanvankelijk een laag, drassig en waterrijk gebied was in het hart van Nederland. Het ging om een complex van verschillende meren met een dik pakket van afgestorven plantenresten. Kolonisten wisten het veen te ontwateren en stichtten de eerste nederzettingen. Zo vermeldt een geschreven bron uit circa 790 de nederzetting Bidningahusum, nabij Doornspijk.
Met het aanbreken van de dertiende eeuw teisterden stormen het gebied. De constante vernatting van het landschap leidde tot grote problemen voor de akkerbouw. Vanuit dat negatieve verschijnsel ontstond er een positief effect. Het niet kunnen verbouwen van gerst, tarwe of rogge zorgde ervoor dat de boeren die producten van elkdres moeten halen, met als gevolg dat in het Zuiderzeegebied de handel ontstond. Uiteindelijk werd de hele Zuiderzee opengebroken en ontstond er een belangrijke handelsroute tussen de IJssel en de Noordzee.
Kogge
Louis Sicking ging vooral in op de gouden eeuw van de Hanze (veertiende en vijftiende eeuw). De Hanze was vooral een netwerk van kooplieden. Kamper kogges bevoeren de wateren van Tallinn tot La Rochelle. De kooplieden hielpen elkaar. Als het kon werkten ze goedschikt, als het moest gingen ze kwaadschiks verder; zoals het ook van de VOC bekend is uit later dagen. In de Hanze leefde sterk het besef dat men door samenwerking sterker stond. Kampen speelde er een belangrijke rol bij. Van de 112 gehouden Hanzedagen waren er 57 waar Oost-Nederland bij betrokken was. Dat is beduidend meer dan de 27 Westfaalse deelnames aan de Hanzedagen. Kampen kwam van de Oost-Nederlanders het meest naar de Hanzedagen. Dat laat zien dat zij er belang bij hadden.
Sicking liet zien dat diverse steden uit Oost-Nederland een kolonie hadden op Skonen (Zweden). Ze verbleven daar voor de haringvangst. Zo’n enclave noemde je een vittes. Men verdedigde zijn belangen in zo’n gebied. Waar het nodig was, maakte men gebruik van oorlogsschepen. Beroemd is het collectieve optreden in 1368 tegen de Deense koning Waldemar IV. Er voer een kogge uit Kampen mee in de vloot die hem de wacht aanzegde. Het ging er niet zachtzinnig aan toe. De Kamper kogge schijnt al moordend en brandstichtend langs de Noorse kust te zijn gevaren. Op het toppunt van de macht van de Hanze was bekend dat Deense vissers tot de rijkste lui van hun tijd moeten worden beschouwd.
Moderne devotie
De gouden bloeitijd van de Hanze valt min of meer samen met de bloei van de moderne devotie. Op de vraag of die twee met elkaar te maken hebben, vertelde Sicking dat je de Hanze niet als iets in een bubbel mocht zien. De mensen kwamen juist op veel andere plaatsen. Dankzij de handel groeiden de financiële mogelijkheden voor culturele en religieuze activiteiten.