Liturgische suggesties voor Israëlzondag 2018

Ik heb direct ja gezegd toen Reinier Gosker me vroeg een paar gedachten te delen rond Israëlzondag. Ik vermoed dat ik nogal wat risico’s loop. Omdat er velen hier meer verstand van zaken hebben dan ik. Maar ik zie het ook als kans om nader kennis te maken. En ik laat me graag door u onderrichten en aanvullen. En ik zal die kennis graag verder verspreiden in mijn verantwoordelijkheid als classispredikant. Ik wil proberen een aftrap te geven. De opdracht luidde: een inleiding te geven bij de liturgie, de orde van dienst die voor Israëlzondag 2018 is uitgekozen.

Ik zou drie punten willen aansnijden met u.
1. Invalshoeken voor kinderen en jongeren.
2. Opmerkingen bij de aangeleverde liturgie.
3. Omlijstende gedachten.

1. Invalshoeken voor kinderen en jongeren

Eén van de lastigste vragen is, hoe je kinderen aanspreekt met het thema ‘Trouw tot in eeuwigheid?' bij Israëlzondag. Daarom wil ik daar mee beginnen. En ik richt me dan allereerst op de kinderen onder de twaalf. Ik zal de werkvorm hier uitschrijven. Ik leg een paar stenen op een tafel in de vorm van een muur. Ik stel de volgende vragen:

1. Wat is dit? Verwacht antwoord: een steen.
2. Als ik ze stapel, wat krijg je dan? Verwacht antwoord: een muur.
3. Nu heb ik in Israël van die muren gezien waar mensen voor stonden te bidden en dan stopten ze een briefje in de muur. Wat denk je dat er op zo’n briefje staat? Verwacht antwoord: diverse antwoorden, met als gemene deler – Iemand die je lief vindt, of datgene wat je belangrijk vindt. Op het briefje dat je zelf inbrengt kan je bijvoorbeeld schrijven: ‘Ik hoop dat Henny lang mag leven’.
4. Waarom zouden die mensen zo’n briefje in de muur stoppen? Verwacht antwoord: Dan willen ze het gebed kracht bij zetten. Toelichting: Het is alsof de kracht van de muur zich voortzet in datgene wat in de muur te vinden is. Het gebed krijgt een langere waarde.
5. Conclusie: daarover gaat het in de dienst: iets wat van langere waarde is. We spreken over een waarde die niet beperkt is in de tijd als we het hebben over ‘eeuwig’. Het thema is: Trouw tot in eeuwigheid? Je kan ook zeggen: het gaat om liefde die blijft.

Een andere invalshoek zou het volgende verhaal kunnen zijn:
Karel is zeven jaar. Hij zit thuis. Hij is ziek. Hij verveelt zich. En hij heeft hoofdpijn. Hij blijft de hele dag op de bank liggen in de woonkamer. En hij denkt aan zijn vrienden. Die zijn allemaal op school. Hij heeft ze al een week niet gezien. Hij mist ze. Maar ze schijnen hem niet te missen. Dan om half vijf gaat de bel. Vader doet open. Gerben staat voor de deur. Eén van zijn vrienden. Gerben is hem niet vergeten. Hij is hem trouw.

Een lastige leeftijdsgroep zijn jonge volwassenen tussen de 18 en de 30 jaar. Ze zijn van een generatie, die weinig meemaken als het om ‘trouw’ gaat. Integendeel. Ze werken met flexibele banen, hebben nog weinig continuïteit in hun leven; ervaren fragmentarisering. Het volgende gesprek is vanuit hun invalshoek geschreven. Het is een tweegesprek tussen Rhoïnde, een jonge vrouw van 27 jaar, en een oude schoolvriend Karsten. Ze zien elkaar bij toeval in de sprinter, op weg naar een naburige stad.

Rhoïnde: He, nu zie ik het pas goed. Je bent Karsten nietwaar? Mijn oude klasgenoot van de basisschool.
Karsten: Hé, Rhoïnde, nietwaar? Nu zie ik het ook. Leuk je weer te ontmoeten. Hoe is tie?
Rhoïnde: Goed, dat is lang geleden zeg. Hoe ziet jouw wereld er inmiddels uit? Huisje, boompje, beesje?
Karsten: Nou niet echt. Wel een vriendin. Maar nog geen huisje. Dat is niet te betalen. Zij studeert nog en ik heb een tijdelijke baan. Op zo’n cv krijg je geen hypotheek van de bank.
Rhoïnde: Snap ik. Nou ja, nog even sparen dan, nietwaar? Heb je een leuke baan?
Karsten: Jawel, bij een reclamebureau. Ik maak ontwerpen voor de provincie.
Rhoïnde: Leuk joh. Kan je een beetje je creativiteit daarin kwijt?
Karsten: Nou, dat valt wat tegen. Ze geven me niet zoveel ruimte. Ze weten natuurlijk toch al dat ik over twee maanden weer vertrek. Heb al een verlenging gehad van het contract. Dat doen ze niet weer. Ze willen niet vast aan me zitten.
Rhoïnde: Maar dat is wel lastig als je wilt sparen voor een eigen huis.
Karsten: Ja, dat is het.


2. Liturgische suggesties
 
De liturgische suggesties zijn vrij summier in de aangeleverde handreiking. Men zegt dat men drie stijlen van liturgie wil faciliteren: Een oecumenisch-liturgische gebaseerd op liederen uit het liedboek; een klassiek-reformatorische gebaseerd op de Psalmen en een evangelische, waarin een evangelische liedbundel wordt gebruikt.

Je kunt min of meer een eigen weg maken met elk van de bundels. Al is de liederenkeus aan de krappe kant. Laat me beginnen met nog wat liederen toe te voegen. Ik kies als leidmotief de trouw.

Voor de evangelische liederen zou je kunnen denken aan:
Opwekking 123 (‘Groot is uw trouw, o Heer’)
Opwekking 542 (‘God van trouw’)
Opwekking 588 (‘Er is geen vriend zo trouw als Jezus’)
Opwekking 708 (‘Hoe groot is Uw trouw, o Heer’)
Opwekking 34 (‘Hine ma tov’) is ook voor de hand liggend als bekend Joods lied, de tekst komt uit Psalm 133 en kan als opmaat van een dienst fungeren.
Opwekking 136 (‘Abba, Vader, U alleen’) zet Aramees/Hebreeuws in en is daarom ook wel geschikt.

De Evangelische Liedbundel no 20 is eveneens in het Hebreeuws (‘Jismechoe hasjammajiem’). De Evangelische Liedbundel kent enkele Israëlliederen vanaf nummer 192 (‘Als God zijn stem doet horen in Israël’). Het loflied op Jeruzalem, de Heilige Stad, zal voor vele gemeenteleden bekend en vertrouwd zijn; dat is nummer 194 (‘Er is een stad voor vriend en vreemde’). En 199 (‘Bidt voor de vrede van Jeruzalem’) heeft een wat Jiddische sound en is makkelijk te zingen.

Aan oecumenische zijde zou men de bundel ThumaMina kunnen raadplegen. Er staan tien Hebreeuwse teksten in en vijf Palestijnse. Je zou wat het Hebreeuws betreft kunnen denken aan no 101 (‘Shma Israel’) een versie die zowel in het Hebreeuws als in het Duits is opgenomen. Wat de Palestijnse tekst betreft zou je kunnen denken aan 160, die eveneens in een Duitse versie is weergegeven (‘Yarabba sssalami’, ‘Du Gott des Friedens’).

Tijdens de laatste assemblee van de Europese Kerkenconferentie gehouden in juni 2018 in Novi Sad was er een liederenbundel gemaakt waarin ook een Arabisch lied was opgenomen (Jordanië, Palestina, Libanon en Syrië). Het heet in het Arabisch ‘Ayyuhal masslubu’, in het Engels: ‘So much wrong, a great injustice’) (zie de melodie en tekst onderaan dit leesstuk, hieronder een vertaling/bewerking van het eerste couplet).

Zoveel kwaad, en zoveel onrecht / want je droeg voor ons het kruis.
Heel mijn droom bekneld, geschonden, / mijn hart hangt daar aan het kruis.
Mijn geliefde, mijn geliefde, zeg me: waar vind ik je trug?
Jij die dronk de kop van ’t lijden, / die de mensen leven geeft.

Bij de Psalmen kan men denken aan Psalm 71: 11 (‘Ik zie, o Heer, uw trouw oprijzen’), Psalm 85: 3, 4 (‘Bij wie Hem vrezen is zijn heil geplant’), Psalm 89: 6, 12 (‘Wij loven, Heer, de macht van uw verheven hand’), Psalm 116: 1 (‘God heb ik lief, want die getrouwe Heer’), Psalm 117 (‘Looft, alle volken, looft den Heer’), Psalm 138: 1 (‘U loof ik, Heer, met hart en ziel’).

Wie iets in het Twents wil doen, zou gezang 48 uit het liedboek van 1973 kunnen nemen. In de Nederlandse versie kom je bij deze berijming van het Onze Vader zowel in vers 1 als in vers 10 de trouw van God tegen. Gerrit Morsink kwam daar niet mee uit en heeft het woord in vers 1 wegvertaald en in vers 10 laten staan. De tekst luidt nu als volgt:

O, oonze Vader, hoge in’t lecht,
het bidden he-J oons op-e-legd,
as één volk stoan vuur oe-wen troon,
as breurs en zusters höart te doon,
loat wat wie joet-sprekt met de moond
op-recht wean, komn oet ’s har-ten groond.

Amen, dat is: zo zal het wean.
Al is ’t gelove zwak en klean.
Gods gode trouw is groot en staark
en Christus pleit vuur heel zien kaark.
Woar in zien naam ebeaden is
is Amen zeaker en gewis.

Gerrit Morsink zit in Psalm 116 ook dicht tegen het Nederlands aan als hij vertaalt:

God heb ik leef want den getrouwen Hear
höarn miene wöarde, lös zint ziene oaren.
In mienen nood wol Hee mien leaven spoaren
en leavenslaank bin ik neet eenzaam mear.

De liturgie noemt verschillende gebeden. Er wordt één voorbeeldtekst gegeven. Die is van Sytze de Vries en kan worden gebruikt als gebed van de zondag. Sytze de Vries ontleent de tekst aan het gebed op Rosh ha-Shana: ‘Laat het licht van uw genegenheid ons allen zegenen’.

Ik zou in overweging willen geven om in plaats van de vertrouwde indeling een stijlvorm uit de joodse gebedenbundels overnemen. Daarin vind je talloze zegeningen. Zo’n zegening laat zich als een soort geloofsbelijdenis heel goed in een eredienst plaatsen. Ik geef een voorbeeldtekst, vrij vertaald uit een huwelijksritueel.

Gezegend bent U, onze levende God, soeverein in de wereld,
U, die de vrucht van de wijnstok hebt geschapen.
Gezegend bent U, onze levende God, soeverein in de wereld,
U, die het al hebt geschapen in uw goddelijke glorie.
Gezegend bent U, onze levende God, soeverein in de wereld,
U die de mensen hebt gevormd.
Gezegend bent U, onze levende God, soeverein in de wereld,
U die de mens hebt geschapen naar Uw beeld en gelijkenis,
om U te gelijken, om U te volgen,
en die mensen hebt geschapen om constant te delen en te vernieuwen.
Gezegend bent U, God, die mensen vormt.
Dat Zion, beroofd van haar kinderen, mag herrijzen
en van blijdschap jubelen omdat haar kinderen weer verenigd zijn in vreugde.
Gezegend bent U, God, die de vreugde geeft aan Zion door haar kinderen.
Geef aan mensen van goede wil, grote vreugde,
de vreugde van uw schepselen in Eden lang geleden.
Mogen uw kinderen het waard zijn een Joods huis te stichten,
waardoor U geëerd wordt en zij evenzeer.
Gezegend bent U, God, die zich verheugd over de bruidegom en bruid.
Gezegend bent U, onze levende God, soeverein in de wereld,
die vreugde en blijdschap hebt geschapen,
bruid en bruidegom,
viering, vrolijkheid, plezier, vreugde,
liefde en gezelschap,
vrede en vriendschap.
Moge, oh levende God, het geluid van vreugde en feest gehoord worden
in de steden van Juda,
en in de straten van Jeruzalem,
de stem van de bruidegom en de stem van de bruid.
Gezegend bent U, God, die de bruidegom vreugde geeft over zijn bruid.

(vrij naar de zeven zegeningen bij de huwelijksdienst, uit: Seder ha-tefillot; Beweging van Reform Jodendom, 2008).

Een Kyrie zou ook denkbaar zijn. Het gaat om een tekst waarin trouw, scheiding en verlangen een plek krijgen:

Heer, ontferm U over ons.
Wees aanwezigheid in ons leven,
en wees zichtbaar in het heil voor de volkeren,
zoals U zich ooit verbond in de ark met Uw volk Israël,
zoals U eens meetrok in de wolkkolom met Uw volk door de woestijn.

We doen voorbede
voor mensen met weinig relaties, 
zij die hunkeren naar een begrijpende blik,
zij die graag een vriend, vriendin zouden willen hebben,
maar zij gaan alleen, eenvoudig door het leven.
Heer, ontferm U over ons.

We doen voorbede
voor kwetsbare mensen,
zij die steeds het gevoel hebben achteraan te staan,
om innerlijke rust en groei in zelfvertrouwen en acceptatie bidden we.
Voor mensen die getekend zijn door de zorgen van het leven, bidden we,
die zoveel meer tegenwind ervaren dan wind in de rug,
die tegen de kou en kilte zich hebben te wapenen.
Heer, ontferm U over ons.

Heer, we bidden voor de mensen die de trouw achter zich moesten laten,
die geen andere weg zagen dan de scheiding,
die soms in wrok, soms in weemoed achterom zien,
en beseffen dat er wonden zijn geslagen die nog maar net zijn genezen.
Om vernieuwing van ons leven bidden we.
En om begrip, heling van wonden.
Heer, ontferm U over ons.

Heer, we bidden U voor Uw volk Israël,
als volk bekritiseerd, onbegrepen, vereenzaamd.
Om hartelijke betrekkingen bidden we,
om vreugde over Jeruzalem, als stad van vrede,
om open vlaktes op plekken waar nu nog muren zijn gebouwd.
Om liefde voor Israël en om een volk dat open de wereld toelicht.
Heer, ontferm U over ons.

Amen


3. Omlijstende gedachten

Eerlijk gezegd denk ik bij het jodendom en bij Israël niet direct aan een inspirerende liturgie. En dan denk ik bij ‘liturgie’ aan het sjabloon zoals wij het hanteren, met gezongen liederen, responsies misschien wel en een heen en weer van schuldbelijden / kyrie naar genadeverkondiging in Christus, naar dienst voor de naaste in het tweede deel van de liturgie.

Liturgie is niet het eerste woord wat ik met Israël associeer. Als je kijkt naar het hebreeuwse woord voor leitourgia kom je bij ‘Sjaret’, dat betekent ‘dienst’. Je komt het slechts tweemaal tegen in het Oude Testament. In Numeri 4: 12 en in 2 Kronieken 24: 14. Ik citeer één tekst. Het gaat over de taak van de nakomelingen van Kahath, van de stam van Levi. ‘Zij moeten alle voorwerpen voor de dienst nemen, waarmee zij in het heiligdom de dienst verrichten’. Het gaat dus om hulpmiddelen voor het offerritueel. En ook in 2 Kronieken gaat het over voorwerpen, die de dienst mogelijk maken. Er is wel zoiets als een tekst die men uitspreekt in het heiligdom. Psalmen zijn daar voorbeelden van en uitgeschreven gebeden. Maar men benoemt dat niet als liturgie.

Ik ken ook niet zoveel boeken die juist daarover de reflectie geven. Ik herinner me ooit een keer in Israël geweest te zijn in deze periode van het jaar, bij Grote Verzoendag. We waren op dat moment in Nes Ammim in het noorden en gingen op die dag naar de synagoge. En wat me na die paar jaar is bijgebleven is eigenlijk meer de reis naar de synagoge, de trivialia, dan de synagogedienst zelf. Die dienst is erg op uitspreken van woorden ingericht en minder op zingen en op interactie. Op weg daarheen was er een verbod om auto te rijden. Dus gingen de kibbutniks met de auto naar een Arabisch dorp en daar moesten we de auto laten staan en lopend over een loopbrug over de snelweg. Iedereen rende naar beneden om op de weg te gaan liggen, zoals dat ooit in Nederland gebeurde op een autoloze zondag. En in de joodse plaats aangekomen gingen eigen schoenen uit, en werden plastic schoenen aangetrokken en iedere man kreeg een calotje. Bij de synagogen zelf, er waren er twee, niet te ver van elkaar, een orthodoxe en een liberale, waar wij tussen pendelden, viel vooral het voorleesgehalte op. Niet de verdere interactie van de liturgie.

Edward van Voolen, de conservator van het Joods Historisch Museum, heeft in 1988 in het blad ‘Verkenning en bezinning’ een artikel geschreven over ‘synagoge en Joodse eredienst’. Daar is het van hetzelfde laken een pak. Het eerste deel gaat over de inrichting van de synagoge. Het tweede deel over de liturgie en het derde deel over een gebedsboek.

Zoom ik even in op het tweede deel: de liturgie. Daarin bespreekt hij de volgende thema’s:
a. ochtendlof
b. lofzang
c. sjema
d. tefilla (gebed)
e. tachanoen en hallel
f. toralezing
g. afsluitende gebeden

Het valt direct al op dat je wat wij als gemeentezang hebben, niet terugvindt. Hoogstens het timbre van de voorzanger, die voor buitenstaanders een zekere monotoon geluid verspreid. Het zijn vooral de teksten die moeten spreken. Het jodendom en de synagogedienst heeft daarin iets sobers, iets calvinistisch. Van Voolen legt uit dat de synagogedienst nog steeds in ontwikkeling is. Dat het draait om het hoofdgebed, het tefilla, en dat dat drie keer daags wordt gebeden. Het bestaat voornamelijk uit teksten. Van Voolen werkt dan weer het ochtendgebed uit, omdat dat het meest uitvoerig is.

Het begint met de ochtendlofzegging, het birchot haSjachar. ‘Geprezen zij u, Eeuwige, onze God, koning van de wereld, die de mens met wijsheid gevormd heeft….’. Er is de vreugde over het bewustzijn, en dankbaarheid, want het er zijn is voorwaarde voor de mogelijkheid van studie. Als dan werkelijk de dag aanbreekt, is er de tekst:

Geprezen, U, Eeuwige, onze God, Koning van de wereld,
die de haan het instinct heeft gegeven, om de dag van de nacht te onderscheiden,
die mij geen niet-jood heeft gemaakt;
die mij geen slaaf heeft gemaakt;
(mannen:) die mij niet als vrouw heeft gemaakt;
(vrouwen:) die mij naar Zijn wil heeft gemaakt,
die blinden ziende maakt,
die naakten kleedt,
die gevangen vrij maakt,
die gebukten opricht,
die de aarde over het water heeft uitgespreid,
die voor mij alles maakt wat ik nodig heb,
die de mens richting geeft in zijn gaan,
die Israël uitrust met sterkte,
die Israël met roem bekroont,
die de vermoeide kracht geeft,
die de slaap van mijn ogen verwijdert en de sluimer van mijn oogleden.

Na dit soort teksten gaat de gebedsmantel om. Dan volgt ook het tefilla. Oorspronkelijk bestaat het uit 18 gebeden, eigenlijk lofprijzingen. Dan volgt het tachanoen, dat is het smeekgebed. En het hallel, psalm 113 t/m 118, en dat gaat in beurtzang tussen de voorganger en de gemeente. Aan de lezing gaat weer een lofprijzing vooraf: ‘Geprezen zij U, Eeuwige onze God’. Dan volgt de Tora met uitleg. Dan volgen afsluitende gebeden, met onder meer psalm 145 verwerkt en de heiliging van de naam van God naar Jesaja 6: 13. De afsluiting is het kaddiesj, in het Aramees. Vooral bekend bij ons bij het dodenritueel, maar eigenlijk de afsluiting van de preek, die immers in bijbelse en rabbijnse tijd ook in het Aramees werd gehouden en die de messiaanse hoop weergaf.

In later tijd en zeker als de boekdrukkunst wordt toegepast komen er de gebedsboeken, legt Van Voolen uit. Als ik in mijn boekenkast thuis kijk, in de boeken met liturgie, dan neem ik deze van Karen Morris, een klein gebedenboek van liberale joden. Daarin staan enkele liturgieën voor de sjebbath. En dat vind ik inspirerend. Wat me opvalt is de centrale plaats voor de gebeden en de toonzetting vanaf het begin met de lofprijzing. ‘Gezegend zijt Gij, Here God….’ Het klinkt talloze keren. De dienst is vooral een lofprijzing voor God, God complimenten geven. Het doet denken natuurlijk aan het achttiengebed, waar elke bede ook inzet met het Gezegend. Alsof er het besef is dat je niets hoeft te vragen, maar dat je het vertrouwen uitdrukt dat er in voorzien zal zijn, zoals het is bij Abraham op de berg met Izak. Het vertrouwen in hoe God zich heeft geopenbaard geeft de dankbaarheid en het vertrouwen voor de toekomst.

Dat Gezegend-zijn doet direct ook denken aan de Zoon des Mensen die in Mattheus 5 juist een eigen karakter gaf, door ineens zegen over diverse groepen van mensen uit te spreken aan wie je minder snel denkt als het om zegen gaat. Gezegend zij die vervolgd zijn. Gezegend zij die verdriet hebben. Het is de zegen van mensen die in de ervaringen direct de compassie van God oproepen. En waar de gewone Joodse gebeden God als object van de zegen noemen, is het bij Jezus de mensen die wij aan de rafelrand plaatsen.

En het besef van de dienst als een gebed roept direct de verbinding op met de Tanach. Er is een Nederlandse uitgave verschenen in 2007, waarin de ontwerper Levi aan het begin bijzondere schutbladen heeft gemaakt. De schutbladen doen denken aan de tsitsi van het gebedskleed. Het lezen van de Tanach is daarmee vorm gegeven als een voortdurend gebed voor God.

Als ik de Joodse liturgie op me laat inwerken, zou ik me kunnen voorstellen dat je de liturgie die onze kerk in de handreiking aanreikt verder omwerkt. De liturgie in de handreiking is wel heel allezondags gekleurd. Waarom zou je niet juist in vorm en inhoud variëren op de Israëlzondag en daar elementen kiezen die direct aansluiten bij de Joodse vormgeving? Waarom zouden we niet iets van die zegeningen in de liturgie opnemen? Hetzij aan het begin in plaats van onze klassieke trits kyrie en gloria, hetzij als invulling van het gebed zelf.

En dan doorassociërend zou ik denken, dat het shema niet mag ontbreken als opmaat voor de geloofsbelijdenis. En bij de liederen zou ik veel psalmen opnemen. En je zou zelfs kunnen overwegen iets meer recht te doen aan het Joodse leesrooster van de nabijgelegen zaterdag.