Nedersaksisch leerboek gepresenteerd

Wie kent Lorenzo Valla? Wie kent Johannes de Laet? Weinig mensen. Toch is de betekenis van deze mensen te vergelijken met die van Galileo en Darwin. Die gewaagde stelling waagde Rens Bod, hoogleraar digitale geesteswetenchappen aan de Universiteit van Amsterdam tijdens het symposium ‘Nedersaksisch in een notendop’, waarbij een gelijknamig boek voor het onderwijs werd gepresenteerd.

Rens Bod komt zelf uit het snijvlak van de alfa- en de beta-wetenschappen. Hij leverde een boeiende bijdrage aan het symposium op vrijdag 13 september in Zwolle. Hij vertelde in vogelvlucht de geschiedenis van de taalwetenschappen. En dat leidde tot enkele interessante doorkijkjes, die ook voor theologen de moeite waard zijn. Er waren ook enkele theologen onder het gehoor van Bod; Jan Dirk Wassenaar uit Hellendoorn was er, die verschillende publicaties over het Fries op zijn naam heeft staan en Günter Brandorff uit Hardenberg was er, die werkt aan een hertaling in het Sallands van de Heliand.

Bod noemde de taalwetenschappen ondergewaardeerd. De universitaire wereld in Nederland wordt gedomineerd door de technische wetenschappen. Recent nog besloot het kabinet gelden van de taalkundige kant over te hevelen naar de beta-vakken. Dat is doodzonde. Want wie onbevangen kijkt naar de alfa-richting ziet dat er zich eveneens belangrijke ontwikkelingen voordoen.

Hij bracht twee geleerden naar voren om dat te illustreren. Hij noemde allereerst Lorenzo Valla. Dat is de wetenschapper die de ‘Donatio Constantinis’ heeft ontmaskerd. Het gaat om een taalwetenschapper die op basis van tekstanalyse de ouderdom van de Donatio bepaalde. De tekst werd door de Rooms-Katholieke Kerk toegeschreven aan Constantijn de Grote uit de vierde eeuw. Deze Romeinse keizer zou zijn erfenis van het West-Romeinse Rijk hebben toevertrouwd aan paus Silvester de Eerste van de Rooms-Katholieke Kerk. Valla analyseerde de tekst en vond woorden zoals ‘feilus’ die gaan over onderlinge verhoudingen die pas in de zevende eeuw zijn ontstaan. Met andere woorden: De tekst Donatio Constantinus, en dus de claim van de Rooms-Katholieke Kerk op wereldlijke macht, zijn uit de lucht gegrepen. Luther heeft later gretig gebruik gemaakt van deze inzichten.

Een andere belangrijke figuur die ten tonele werd gevoerd was Johannes de Laet, hij leefde omstreeks 1643. Hij deed onderzoek naar de taal van de Indianen. Hij stelde vast dat deze talen geen enkele verwantschap laten zien met het Hebreeuws. Die constatering mag ons lezers van deze tijd onschuldig in de oren klinken. Voor de mensen uit de zeventiende eeuw was het een revolutie. Want het betekende dat het Hebreeuws niet de eerste taal was die ten grondslag lag aan alle talen. De mensen gingen daar tot op dat moment van uit. Ze zagen de bijbelse verhalen als de historische bron van hun denken.

Bod noemde de geleerde Frans Bopp, die in 1850 met een evolutionaire taalboom kwam. Ook dat doet ons onschuldig aan. Het gaat om een boom waarin hij laat zien hoe de ene taal zich ontwikkelde uit de andere taal. Het idee van zo’n boom, waarin de ene soort volgt uit de andere soort is evenwel in 1859 overgenomen door Charles Darwin, toen hij dezelfde techniek toepaste op de ontwikkelingen van dieren en mensen.

De bijeenkomst in Zwolle ging over het Nedersaksisch. De taal maakt een enorme boost door sinds vorig jaar, nadat de overheid een convenant ondertekende waarin het belang van de streektaal is verwoord. De IJsselacademie koppelde de taalanalyse aan het feit dat de geleerde dr. Entjes honderd jaar geleden werd geboren. Hij was onder meer hoogleraar aan de universiteit, speciaal aangesteld om het Nedersaksisch te doceren. Hij volgde daarin Heeroma op, die ook liederen maakte die het liedboek haalden.

Het symposium maakte duidelijk dat het Saksisch zich door verschillende perioden heen heeft ontwikkeld als taal. Met een zekere strijdbaarheid verwoordde Harrie Scholtmeijer als inleider, dat uit onderzoek blijkt bij een mbo-opleiding dat nog maar elf procent van de jongeren de taal actief hanteert. Des temeer reden voor hem het gebruik van de taal te stimuleren. De streektaal heeft zich niet ontwikkeld als aftreksel van het Nederlands. Het kent een eigen geschiedenis die al te herkennen is aan het begin van onze jaartelling. Het Nederlands dateert van het begin van de twintigste eeuw en is vrij kunstmatig tot stand gekomen als een soort optimalisering van het Amsterdammers.

Foto boven: Harrie Scholtmeijer in gesprek met enkele bezoekers.
Foto onder: Jan Dirk Wassenaar met zijn Friese achtergrond ruikt aan het Saksisch.