Open kerk in Gramsbergen

‘Kerk open’ staat er op het bord langs de weg in het hart van Gramsbergen. De plaatselijke snackbar en het dorpscafé aan dezelfde straat zijn dicht. Ook de twee nabijgelegen scholen hebben de deuren gesloten.

Zo begint ds Hetty Boersma, predikante in Gramsbergen, een artikel in het blad ‘In de Waagschaal’ over haar ervaringen tijdens de coronacrisis. Ze vertelt dat de kerk iedere dag is geopend. Het is een soort openbare binnenkamer geworden. De drempel is laag. De lucht is fris. De kerk is een plek om op adem te komen, om de Geest, die levend maakt, te ontvangen.

In Gramsbergen zijn ze wel een beetje gewend aan een open kerk. Ook afgelopen zomer, toen Covid 19 nog  niet bestond was de kerk op doordeweekse dagen vrij toegankelijk. Dit om ‘Pieterpad-lopers’, andere vakantiegangers, dorpsgenoten en gemeenteleden een binnenkamer te bieden, een plek waar het ‘anders’ is dan buiten. Maar in de coronatijd was het buiten rustig, net als binnen.

Ds. Hetty Boersma schrijft onder meer het volgende over een ervaring:

‘In deze nieuwe context van geslotenheid en beperkingen is de open kerk niet in de eerste plaats een plek van contemplatie, maar een toevluchtsoord waar je door een medemens aangekeken wordt, war je je kunt uitspreken en gehoord wordt. Het zijn meestal gemeenteleden die tussen 10.00 en 12.00 uur de kerk binnen komen. Maar binnen zoeken ze niet de inkeer, geen stille omgang met God of zichzelf. Nee, ze zoeken een uitweg, uit het angstige gevoel, uit het isolement, de beklemmende stilte.

Een echtpaar van nog geen zeventig komt al weken het huis niet uit. De kinderen zetten de boodschappen in de tuin. Na weken opgesloten te hebben gezeten, houdt de man het niet meer uit. ‘Ik ga even fietsen, ik zal niemand aanspreken’, zegt hij tegen zijn wel heel bezorgde vrouw. Eenmaal onderweg kiest hij voor de kerk als pleisterplaats. Stilte heeft hij niet nodig. Wel een luisterend oor. Want hij weet zich met zijn angst geen raad en tegelijk stikt hij in zijn eigen huis. Hij slaapt weinig en piekert zich suf. De volgende week is hij er weer. Ook nu zonder het aan zijn vrouw te zeggen. ‘Het gaat iets beter hoor’, probeert hij me gerust te stellen. Maar ook nu is er veel te delen. ‘Zullen we samen zingen?’, vraag ik omdat ik weet dat hij daar zo van houdt. En dat doen we. Hij aan de ene kant van de kerk, ik aan de andere’.