Promotie over dorpsgemeente

 

Als op 6 september Jacobine Gelderloos in Groningen promoveert, komt er alsnog een wetenschappelijke bodem onder het beleid dat we jaren bij de Raad van Kerken in Nederland hebben gevoerd. We adviseerden kerken om bij krimp in een dorp niet in de eerste plaats aan een al te grote streekgemeente te werken, maar eerst op het dorp zelf rond te kijken. Wellicht is het mogelijk daar een gemeenschap te blijven vormen met andere denominaties samen. Het grote voordeel daarvan is, dat je geloof en praktijk in direct gesprek kunt houden met elkaar. Mensen voelen zich betrokken bij de dorpsgemeenschap en bij de kerkelijke gemeenschap. Die thema’s die aan de orde komen vallen deels over elkaar.

Jacobine Gelderloos promoveert nu op een proefschrift waarvan ook een Nederlandse versie op de markt komt met de titel ‘Sporen van God in het dorp. Nieuwe perspectieven voor kerken op het platteland’. Zij voert in dat boek een pleidooi om anders naar dorpskerken te kijken. ‘Door oog te  hebben voor wat er speelt in de omgeving kunnen overlevingsvragen naar de achtergrond verdwijnen. Als de blik nieuwsgierig, maar betrokken naar buiten gericht wordt, kunnen sporen van God ontwaard worden op al die plekken waar iets te vinden is van zorg en aandacht, leren en bezinnen, herdenken en vieren. Wanneer die ervaringen verbonden worden met bijbelse verhalen, kan de christelijke boodschap nieuwe zeggingskracht krijgen en kan mensen nieuwe perspectieven worden geboden’.

Zij sluit met haar analyse aan bij een vraag van de praktische theoloog Henk de Roest, die zich afvraagt: ‘Wat is essentieel voor een kerk? En hij komt dan tot het antwoord: ‘Kerk is elke plek die door mensen als een vorm van kerkzijn wordt beleefd, waarbij zij iets merken van de levenbrengende en bevrijdende kracht van Gods Geest en hoe Christus in gemeenschap treedt met mensen’. De Roest spreekt over ‘kerkplekken’. Je kunt denken aan wijkcentra, café’s en kloosters. Jacobine Gelderloos zoekt naar onvermoede raakvlakken met kunst en cultuur, met zorg en welzijn, de ontwikkeling van een persoonlijk wereldbeeld en leefbaarheidsvragen in de context van het platteland.

Iedere ring Overijssel-Flevoland

Jacobine Gelderloos brengt haar verhaal aan de hand van een Groningse en een Brabantse plattelandsgemeente die ze in de periode 2012 tot 2015 volgde. Ze laat zien hoe de kerken aan de leefbaarheid van het platteland bijdragen. Tegelijk is wel duidelijk dat je  niet met één oplossing kunt komen. De situatie verschilt van geval tot geval. En je moet steeds kijken naar de specifieke eisen van de eigen omgeving om tot een sluitende interactie van kerk en samenleving te komen. Het is dan ook al lastig om een sluitende definitie van een ‘dorpskerk’ te geven. Als je een beetje aanhoudt dat het gaat om één kerkgebouw met maximaal één pastor loci dan zie je al dat eigenlijk iedere ring in Overijssel-Flevoland wel één of meer dorpskerken heeft.

De landelijke dienstenorganisatie onderkent het belang van de problematiek. Nadine van Hierden organiseert namens de dienstenorganisatie een speciale studiedag rond het thema ‘Nieuwe energie voor dorpskerken’. Zij stelt in een gesprek met Woord&Weg: ‘Juist de lokale geworteldheid van dorpskerken is een kracht. In het verleden werd vaak tegen kleine gemeenten gezegd: ga fuseren of zoek een vorm van samenwerking met andere gemeenten. Nu zeggen we: samenwerken is heel belangrijk, maar tegelijkertijd is het óók belangrijk om lokaal geworteld te blijven’.

Ze noemt dan concrete voorbeelden: ‘Als je elk jaar een dienst in streektaal houdt met de muziekvereniging, of elk jaar met Hemelvaart gaat dauwtrappen, blijf dat vooral doen’. De voorbeelden spreken me dan weer minder aan. Ik hou zelf wel diensten in de streektaal, maar het automatisme om dat te verbinden met de aanwezigheid van een muziekvereniging snap ik dan weer niet en de verbinding met dauwtrappen laat vermoeden dat Nadine het dan allemaal een beetje in de sfeer van folklore trekt en dat zal toch niet de bedoeling zijn. Het gaat om de connectie met het complete dorpsleven, de zorgen om droogte, de politieke vragen en dan ook om de omgangstaal die men door de week gebruikt.

Wim Beekman

De Protestantse Kerk gaat drie dorpskerkambassadeurs aanstellen die best practices zullen doorgeven. En er komt een website met een platform. Op 24 september is er een eerste onderlinge ontmoeting, een dorpskerkendag. Je kan je er al niet meer voor opgeven, want de dag in Maarn zit al tjokvol. Het zal een mooi moment zijn voor ds. Wim Beekman, de classispredikant in Friesland. Want hij is uitgenodigd om er een slotwoord te spreken in de vorm van een soort column. Terecht dat hij daarvoor is gevraagd. Hij bracht al in 2011 een verslag uit van een studieverlof onder de titel ‘Leve de dorpskerk’, waarin hij de mogelijkheden en beperkingen van kleine kerkelijke gemeenten en dorpen beschrijft.

Hij sluit zijn studie met een achttiental conclusies en aanbevelingen af. We geven ze hier onverkort door:

Conclusies

  1. Dorpen zullen niet door ontgroening, vergrijzing en krimp hun leefbaarheid verliezen. Zij

blijven vitaal als ‘lichte gemeenschappen’.

  1. Kerken zijn definitief een minderheid geworden in de samenleving.
  2. De terugloop van het kerkelijk leven is niet uniek. De individualisering heeft ook andere niet-kerkelijke instellingen in de samenleving doen krimpen.
  3. Kerken houden een aanzienlijk aantal leden. Het plafond van het ledenverlies door de kerken

is in zicht (een derde deel van de bevolking blijft lid van een kerk, een achtste deel blijft

kerkganger).

  1. Kerken versterken de sociale cohesie.
  2. De grenzen tussen geloven en niet-geloven zijn vloeiend geworden.
  3. De kerk is begonnen met huisgemeenten. De kerk kan in de dorpen ook weer overleven met

huisgemeenten.

Aanbevelingen

  1. Houdt de kerkelijke dorpsgemeente zo lang mogelijk in het eigen dorp en zo dicht mogelijk

bij het eigen dorp.

  1. Blijf als dorpsgemeente daarom zo lang mogelijk zelfstandig. Eventueel als huisgemeente.
  2. Organiseer samenwerking met andere gemeenten ‘van onderen op’, dat wil zeggen zo veel

mogelijk vanuit de eigen dorpen (bijvoorbeeld bij de vorming van een streekgemeente).

  1. Wees als dorpskerk niet eenkennig. Wees een goede buur, ook voor wie niet tot de eigen

gezindte - ‘het eigen gezin’ - behoren.

  1. De belangrijkste taak van een kleine kerkelijke dorpsgemeente is als gemeente in het dorp

‘de Godslamp’ brandende te houden.

  1. Kerken dienen in plaats van ‘hoeder van het geweten’ zich in deze tijd te richten op het

‘hoeden van mensen’.

  1. ‘Uw ambtsgeheim zij alle mensen bekend.’
  2. In de zorg voor de meest kwetsbaren in een dorp, de alleenstaande ouderen, degenen die

niet over een auto beschikken, mensen met een lichamelijke beperking en niet-westerse

allochtonen, ligt een taak voor dorpszielzorgers en dorpsdiakenen.

  1. De dorpskerk moet diensten verlenen aan ‘gelovigen op wielen’.
  2. Kies voor de dorpskerk een lichte organisatiestructuur. Kies in plaats van een zware formele

structuur van kerkelijke raden, commissies en werkgroepen, een netwerk van informele

groepen, dat wil zeggen op zich zelfstandige, actieve, zelfwerkzame en flexibele groepen.

  1. Kies voor een kleine formele kerkenraad. Deze bestaat minimaal uit een voorzitter, een

scriba en een beheerder/kerkrentmeester die, geadviseerd door een dominee, samen de

verantwoordelijkheid dragen voor de gemeente als kerkelijk rechtspersoon.

Tubbergen

Nog een laatste opmerking over de studie van Jacobine Gelderloos die op 6 september promoveert. Zij kan de uitgave naar buiten brengen mede dankzij de steun van de Stichting Fundatie voor Hervormden te Tubbergen. Ik heb nog even nagezocht hoe die stichting zo aan onze regio verbonden kan zijn. Rond 1850 liep het aantal protestanten in Noord-Oost Twente sterk terug. Ds. R. Hattink, predikant van de hervormde gemeente in Tubbergen, vreesde voor het voortbestaan van zijn gemeente. Hij zamelde daarom geld in om voor protestantse burgers wat te kunnen betekenen. Hij kocht landerijen waarop zich agrarische ondernemers van protestantse huize konden vestigen. Hij bracht de verworven gelden en goederen samen in een fundatie. Tot 2005 werd het geld besteed om de gemeente in Tubbergen te ondersteunen. Vanaf 2005 is de doelstelling algemener geformuleerd en wil het het protestantse leven als zodanig bevorderen.