Groot formaat dorpskerken

Even stond de dorpskerkambassadeur met de mond vol tanden. Ds. Betsy Nobel had  verwacht dat een deel van de aanwezige mensen donderdag 17 januari 2019 bij de ring Hardenberg zou gaan staan, toen ze de vraag stelde: ‘Wilt iedereen gaan staan, bij wie er zondag minder dan 25 mensen in de kerk komen’. Maar dat gebeurde niet. De volgende sheet was ‘gefeliciteerd’. Ze had de kleinschalige gemeenten willen zeggen dat ze zich gelukkig mochten weten omdat de menselijke maat volop aanwezig is.

‘Bij wie van u komen er zondag tussen de 25 en 70 mensen in de kerk?’ Weer ging er niemand staan. Direct aan het begin was wel duidelijk dat er weliswaar verschillende gemeenten in de ring Hardenberg zijn met een dorpachtig karakter - de voorzitter van de ring ds. Leo van Rikxoort schertste met gevoel voor relativering dat hijzelf tot op zekere hoogte zelfs Hardenberg als dorp zou willen betitelen - voor Nobel was wel duidelijk dat de ieniemienie-gemeenten die je tegenkomt in het Groninger land waar soms vijf of zes mensen een dienst bezoeken in dit deel van Nederland minder in beeld zijn.

‘Niet in beeld’, zou je ook mogen zeggen. Als je maar niet ‘nog niet’ zegt, zo legde Betsy Nobel uit. Dat woordje ‘nog’ moet worden uitgebannen, omdat het symbool staat voor een neerslachtigheid waar helemaal geen reden toe is. Nobel verwoordde dan ook als een van haar voornaamste doelstellingen van de avond de wens dat de gemeenten zich bemoedigd zouden mogen weten door het gesprek over de dorpskerken en de vele mogelijkheden die er zijn om de vitaliteit impulsen te geven.


Nobel legde uit, dat we leven in een post-seculiere samenleving. De hang naar ontkerkelijking heeft zijn hoogtepunt gehad. Er is een nieuwe vorm van interesse voor geloven. Mensen zijn weer op zoek. Een boek als dat van Yvonne Zonderop wijst daar ook op. De zoektocht naar geloven en de vertaling naar de kerk is wel anders dan de manier waarop vorige generaties het geloof hebben vorm gegeven. Vormen zijn fluïde geworden. Mensen zijn grensgangers. Je kunt bepaalde christelijke basiswaarden niet meer als vanzelfsprekend zien.

Betsy Nobel, zelf al meer dan twintig jaar dorpsdominee, vertelde dat zij af en toe basisschoolleerlingen ontvangt; en dat tijdens een laatste bezoek een van de leerlingen de vinger had opgestoken en gevraagd: ‘Kan een  man ook dominee worden?’ Het toont de onwetendheid voor alles wat bij de kerk en het geloof hoort. Er groeit een generatie op van mensen die geen notitie heeft van waar de kerk voor staat.


Het dwingt de mensen die de kerk trouw zijn tot soms nieuwe woorden en beelden. Betsy Nobel gaf er voorbeelden van. In plaats van het binnenkerkelijke ‘pastoraat’ zou je misschien kunnen spreken van ‘zorg voor de ziel’. In plaats van het ‘diaconaat’ zou je het kunnen hebben over ‘zorg voor basisbehoeften’. En in plaats van ‘rentmeesterschap’ zou het kunnen gaan over ‘zorg voor de omgeving’. Als kerkelijke gemeente zou je je niet alleen moeten inspannen voor de instandhouding van de eredienst, maar ook kunnen letten op de leefbaarheid van het dorp. Het is bijvoorbeeld belangrijk de infrastructuur van het openbaar vervoer in de gaten te houden. Later vertelde iemand uit Radewijk hoe het basisonderwijs in het Overijsselse grensdorp onder druk staat; ook dat is een voorbeeld van een thema waar je je als dorpsgemeenschap en kerk samen voor kunt inspannen.


Betsy Nobel sprak over drie p’s, waar je in analyserende zin gebruik van kunt maken. De p van place, waarbij je het kerkgebouw dienstbaar maakt aan de leefgemeenschap. De p van people waarbij vrijwilligers als sociaal kapitaal worden ingezet. En de p van practices, waarbij je reflecties en rituelen gebruikt om gevoelens en momenten diepgang te verlenen.

Betsy vatte het samen met het beeld van een tropenarts. Een tropenarts kan wel mijmeren over de goede medische voorzieningen in een academisch ziekenhuis in Nederland. Maar daar heb je in de tropen weinig aan. Wil je daar werken dan moet je het doen met de tools die ter plekke te vinden zijn.

De ring ging in groepjes uiteen, gemeente bij gemeente. Daarbij gaf Betsy Nobel enkele opdrachten mee, onder meer om te verkennen in hoeverre de dorpsagenda aansluit bij de kerkelijke agenda. Een speelse vraag luidde met welk dier je je plaatselijke gemeente zou willen vergelijken. Het kwam tot beeldende antwoorden: de één noemde een pauw en gaf aan best trots te zijn op de kerk ter plaatse. Een ander koos voor de hond, waarmee hij de trouw van de mensen aangaf. Een derde hield het op een os, een harde werker. Daarop riep iemand van de buurgemeente: ‘Dan zijn wij zeker de ezel’.

Er was veel belangstelling voor de ring. Er moesten stoelen worden bijgezet om de veertig, vijftig mensen een plek te geven. Daarmee lijkt de overgang van voormalige classis naar nieuwe ring in Hardenberg soepel te verlopen. Men komt als ring in eigenlijke zin jaarlijks bij elkaar en kent daarnaast twee keer per jaar samen met de ring Ommen ambtsdragers vergaderingen. Voorzitter Leo van Rikxoort noemde het desgevraagd belangrijk onderwerpen te kiezen die dicht bij de praktijk staan. Mensen hebben belangstelling voor concrete items, van laatste levensfase tot verslaving.

De ring dient verder om nieuwtjes uit te wisselen. Dat gebeurde ook in Heemse, waar de ring bij elkaar was. Sibculo en Kloosterhaar deelden mee dat ze ver zijn met het afronden van de fusie en de samenvoeging met enkele maanden zullen vieren; Lutten deelde mee dat de diensten van hervormd en gereformeerd met ingang van 6 januari geheel samen zijn. Hardenberg-Heemse vertelde dat er wekelijks diensten worden gehouden in Clara Feyoena Heem.

Foto voorpagina: Een moederkloek, beeld getekend vanuit Gramsbergen
Foto boven: Betsy Nobel met een goed gevulde zaal in Heemse