Basics basis van samenwerking

We willen meer samenwerken als kerkelijke gemeenten, maar niet vanuit een systeem of vanuit scenario’s maar vanuit het hart van kerkzijn. De oriëntatie voor de onderlinge verstandhouding begint bij de bezieling in het geloof, de basics van kerkzijn, de verbondenheid met Christus.

Er waren 35 mensen bijeen voor een eerste oriëntatie op het thema ‘regionalisatie’ in Steenwijkerwold op 29 november. Het breed-moderamen van de classis had de gemeenten uitgenodigd om van gedachten te wisselen over mogelijk nieuwe vormen van samenwerking. We waren elf woonkernen aanwezig vanuit dertien kerkelijke gemeenten.

In het tweede deel van de vergadering kwamen de bezoekers zelf aan het woord over mogelijke verdiepingen van het kerkzijn in de regio. Eén van de bezoekers introduceerde het onderscheid tussen de vraag ‘hoe zijn we gemeente?’ en de vraag ‘hoe zullen we samenwerken?’ Bij de eerste vraag komt de eigen kracht en de interactie met de omgeving naar voren. Bij de tweede vraag gaat het wringen.

Een predikant uit de regio zei het weer op een andere manier: ‘Het gaat om de roeping die we ervaren in de huidige samenleving. De kwaliteit van kerkzijn. Daarmee om de identiteit van kerkzijn en het grote verhaal van Christus als bezieling voor het leven’.

Back to basics

Egbert Knoeff, adviseur van het breed-moderamen van de classis vatte uiteindelijk de gesprekken samen met een gezamenlijk verlangen naar een verdere verkenning van het ‘back to basics’, het benoemen van de essentiële elementen van kerkzijn en geloof. Vanuit die oriëntatie kan het gesprek beginnen en de herkenning groeien. Als de principiële discussie goed wordt gevoerd, komen de modellen van kerkzijn en onderlinge cohesie vanzelf in beeld.

Afgesproken werd dan ook, dat het ‘back to basics’ insteek zal zijn voor een volgende ontmoeting van de kerken (mogelijk op donderdag 28 maart 2019). Gevraagd werd om te voren ‘huiswerk’ naar de deelnemende gemeenten te sturen, zodat de visie op ‘back to basics’ en de uitwerking daarvan al wat verder in beeld komt. De classispredikant zal daarover nader correspondentie voeren met de gemeenten, zodat deze ongeveer halverwege januari de doorvertaling onder ogen krijgen.

Kennismaking

Het gesprek in Steenwijkerwold begon met een kennismaking. De vraag werd gesteld richting iedere gemeente wat men als de meest expliciete uitdaging ziet voor de komende tien jaar. De volgende antwoorden kwamen binnen:
* het zelfde als nu (4 x), we houden het redelijk stabiel bij ons, we hebben recent weer drie belijdeniscatechisanten.
* meer samenwerking met andere gemeenten (6 x), minder de gemeenten als eilandjes zien, meer contacten met omliggende gemeenten, urgentie onderkennen van onderling gesprek
* een open vorm van kerk zijn (3 x), als christenen naar buiten toe, contacten naar mensen die wel geloven, maar niet direct kerkelijk betrokken zijn.
* concentratie op de korte termijn.
* het aanspreken van de jeugd (4 x), stabiliteit zoeken naar jonge gezinnen.  
* vergrijzing compenseren (2 x).
* kwaliteitsslag van gemeentezijn maken (2 x), eigenen van kerkzijn onderkennen.
Samengevat is er ruimte voor meer samenwerking en tegelijk bij een aantal gemeenten dat het stabiliseren van de huidige situatie tot de mogelijkheden behoort.

Er volgden twee inleidingen. Betsy Nobel, dorpskerkambassadeur, sprak over de waarde van een kerk in het dorp. Ze riep een bijeenkomst in herinnering, waarin diverse gemeenten bij elkaar waren en iemand van het jeugdwerk mensen liet opstaan door de vraag te stellen: ‘Wil ieder opstaan waar minder dan zeven jongeren bij het kerkelijk werk betrokken zijn’. Toen er schoorvoetend enkele mensen gingen staan, werden ze niet uitgelachen, maar gefeliciteerd en gecomplimenteerd. ‘De kans is groot dat jullie al deze jongeren kennen met naam en toenaam. Je hebt een persoonlijk contact waarschijnlijk’. Betsy noemde deze benadering waardevol. Ze riep op zo steeds naar een positieve insteek te kiezen. ‘Het maakt zo veel verschil of je zegt ‘we hebben nog twee kinderen bij de nevendienst’ of ‘we hebben twee kinderen bij de nevendienst’’.

Het geloof komt weer meer in beeld in deze tijd, legde ze uit. Ze wees op een recent boek van Yvonne Zonderop, ‘Ongelofelijk’, wat daarover gaat. Ze signaleerde verder dat er nog steeds kerkelijke verlegenheid is en religieus analfabetisme. Mensen hebben geen idee wat er in de kerk gebeurt. Dat is niet alleen negatief; het biedt ook een kans. Met een beetje geluk kan je de nieuwsgierigheid opwekken.

Grensgangers

Kerkgangers zelf veranderen. Ze komen niet per se elke zondag. Ze zijn grensgangers geworden. De grenzen zijn vloeibaarder. Betsy Nobel riep om de contacten met de dorpsgemeenschap aan te halen. Je kan je daarbij laten inspireren door de dorpskalender.

Betsy Nobel noemde de contacten met het dorp belangrijk. Kerk en dorp kunnen elkaar versterken. Het werk van de dominee in een dorp kan voelen als het werk van een tropenarts. Je kunt met jaloezie naar andere plaatsen kijken waar een mooi ziekenhuis staat; maar beter is het je eigen mogelijkheden uit te nutten. Juist het dorp biedt vele mogelijkheden. Er is veel bereidheid bij mensen om mee te werken. Soms lijken er wel meer vrijwilligers te zijn dan kerkgangers.

Betsy Nobel sprak over een theologie van de kleine kerk. Ze noemde drie elementen: belangstelling voor natuurlijke theologie (place), besef van rentmeesterschap (people) en sociaal besef (practice). Het kerkgebouw speelt in de dorpsgemeenschap een belangrijke rol. Het is een soort heilige plaats. Op momenten dat het er om gaat, kan de kerk het verschil maken. Bijvoorbeeld door de gelegenheid te bieden om binnen te komen en te rouwen.

Steun

Door-Elske Cazemier, specialist kleine gemeenten van de Protestantse Kerk, ging in op het thema ‘samenwerking’. Ze legde uit dat er soms schroom is bij kerken om samen te werken. ‘Moeten we dan onze eigen gemeente opheffen?’, schijnen mensen soms te denken. Dat is zeker niet de bedoeling. Juist de dorpskerkbeweging laat zien dat er zoveel mogelijk vierplekken behouden moeten worden. Mensen ontlenen er vreugde en identiteit aan. Toch kan het punt van samenwerking dichterbij komen. Je kan bij verstelwerk een gevoel overhouden dat het kledingstuk net naast de ingezette lap weer gemakkelijk opensplijt. Dat het je niet meer lukt om in eigen kring duurzame resultaten te boeken. Dan kan verdere samenwerking met anderen een uitkomst zijn.

Door-Elske Cazemier noemde allerlei mogelijkheden van samenwerking: financieel beheer, een gezamenlijke ledenadministratie, teamvorming van predikanten, inzet vrijwilligers, focus op jonge gezinnen. Ze gaf aan dat de landelijke kerk van harte bereid is subsidie te verlenen in een pilot waarbij gemeenten de onderlinge banden aanhalen. Een dergelijk project kan een spiegelfunctie hebben naar andere regio’s en andere verbanden.

Foto: ds. Betsy Nobel, één van de inleiders.