Delden een gemeente met historie

Na enkele verkennende bezoeken in Flevoland te hebben gemaakt door kerkdiensten te bezoeken, wilde ik zondag 12 augustus eens naar een ander deel van de classis gaan. Ik koos voor Delden, waar de protestantse gemeente samenkomt in de Oude Blasius, een kerk teruggaand op de Middeleeuwen. Het is een voorbeeld van een kerk met een lange traditie, waarbij de adellijke families in het naburige slot een rol speelden. Echt een situatie anders dan in Flevoland, waar men niet gehinderd wordt door een verleden met rangen en standen.

Die gelaagdheid in de bevolking in het verleden heeft iets dubbels. Aan de ene kant vind ik dat het niet zo hoort te zijn, dat de één meer is dan de ander op basis van een banksaldo wat vaak al gerealiseerd is nog voordat een saldohouder is geboren. Aan de andere kant zijn er talloze voorbeelden van adellijke families die wisten dat hun gegoede situatie extra maatschappelijke verantwoordelijkheid met zich meebracht. Die beseften dat adeldom verplicht.

In hoeverre speelt dat adellijke verleden in Delden een rol? Eén van de kerkgangers die ik aansprak na de dienst in Delden wist er meer van. ‘Ik heb wel eens een lijst gezien van tien mensen in het jaar 1830 die meer dan duizend gulden gaven per jaar voor de kerk. Dat was in die tijd heel veel. En de familie Van Twickelo en hun nazaten stonden bovenaan met 9000 gulden'. Zij ondersteunden daarmee het kerkelijk leven in Delden in aanzienlijke mate. Het impliceerde dat de familie de eerste herenbank kreeg toegewezen in de kerk en dat de familie nog tot eind jaren zestig de voorzitter van de kerkvoogdij leverde. Het heeft ook tot gevolg dat de gemeente nog steeds kan beschikken over een prachtig kerkgebouw. 

Bij die 9000 gulden hebben het alleen nog maar over de belasting. Er zijn ook bijdragen in ruimere zin. De baron liet onder meer in 1847 het Naberorgel plaatsen met maar liefst 1700 pijpen en pijpjes in de kerk. Hij zorgde voor de olielampen, nu petroleum. Ook de preekstoel met het wapen van Twickel is door zijn hulp al in 1681 aangebracht. 

Als je nu de kerkdienst bezoekt zie je alleen dat de kerk stijlvol en sfeervol is. De gewelven hebben iets gemoedelijks. Toen ik er was, bleek de kerk prettig gevuld. We kregen een hand van de nieuwe dominee ds. Dick Juijn bij de deur. Dick Juijn is nog maar kort in Delden, hij kwam over uit Velp en tot 2012 was hij pastoraal werker in de Rooms-Katholieke Kerk. Nu hebben ze in Delden wel gevoel voor liturgie en in die zin past het profiel van de dominee en het profiel van de gemeente goed bij elkaar.

De dienst die ik bezocht ging over psalm 13. ‘Zie mij, antwoord mij, Heer, mijn God. Verlicht mijn ogen…’. De prediker verhaalde van twee schrijvers, onder wie Anthony Grey, die niet in God zegde te geloven en tegelijk momenten in een gevangenschap benoemde waarin de diepste werkelijkheid zich manifesteerde. Het was als een bloem die opbloeit in de modder. Die momenten zijn kostbaar in het leven, legde de prediker uit. Het kunnen momenten zijn waarop God zich in gewone dingen manifesteert. God die van beneden bij ons is. Guus Kuijer, de man die ook boeken schrijft als ongelovige over de bijbel, vertelt ook zoiets. Dat de natuur hem terugbuigt naar God. God kan vanaf beneden komen. Duitsers hebben daar een speciaal woord voor ‘Lichtung’.

Op verschillende momenten merk je bij een toevallig bezoek aan Delden hoezeer de dienst door een gemeenschap wordt gedragen. Na het welkom van een ouderling is er een kind dat twee kaarsen aansteekt. ‘Mensen vragen wel eens, wie die twee kaarsen vertegenwoordigen’, zegt de voorganger, ‘soms denken ze dat één kaars voor de dominee is. En ik hoorde ook eens iemand zeggen: De twee kaarsen slaan op het lief en op het leed in de gemeente. Ik vind dat een mooie gedachte’. Een gemeentelid verzorgt de schriftlezingen. Twee gemeenteleden melden zich om de bloemen te bezorgen. En na de dienst schieten er een paar mensen naar de ruimte onder de toren om de koffie uit te serveren. Er zijn mensen die de bloemen in bezorgpapier rollen. Iemand vouwt de antipendia bij elkaar. En zo heeft ieder een rol. 

Er is veel wat je meeneemt van zo’n dienst. En zeker ook het slotlied waarin nog een keer wordt onderstreept dat wij soms te hoog kijken om God in ons leven te herkennen. We zingen lied 978: ‘laat mij door de wereld gaan / met open ogen, open oren / om al uw tekens te verstaan’.

Als je op het kerkplein staat, neem je het gevoel mee, dat de geschiedenis hier over je schouder meedoet. Dat gevoel wordt tot op het plein gevoed, bijvoorbeeld als je besluit nog even naar het toilet te gaan. Je stapt een oude wagenschuur binnen, waarvan je vermoedt dat hier ooit de rijtuigen stonden of de paarden van de mensen die ter kerke gingen. Daar zijn nu toiletten aangebracht. En een papiertje bij de buitendeur vraagt je om de schuur goed af te sluiten.

Als ik na een wandeling over het landgoed bij het kasteel het horeca-etablissement aandoe, versterkt zich dat gevoel van eeuwen die meekijken als ik op de wand in vier coupletten het Twentse volkslied zie. Ik citeer het derde couplet: 

Waar Twickel zijn torens uit 't eikenloof heft, 
De Lutte zijn heuvels doet blinken, 
De Paaschvuren branden alom nog in 't rond
En 't landvolk den Kersthoorn laat klinken, 
Daar stroomt onze Dinkel zoo heerlijk door 't land, 
Door bosschen en velden, langs 't Losschersche Zand, 
Daar rust er ons oog van der heuvelen top 
Op 't heerlijkse landschap, ons Twente. 


Foto boven: Dat is nog een hele hoogte om vanuit de paaskaars de twee kaarsen op de tafel aan te steken. 
Foto onder: de adellijke herenbank in de kerk van Delden.