Hebreeënbrief voluit Joods

Sommige mensen lezen de Hebreeënbrief als bewijs dat het Joodse geloof is achterhaald door het Christelijke geloof. Maar is dat terecht? Ds. Bart Gijsbertsen, emeritus-predikant in Kampen, trekt andere lijnen. Hij herkent de tekst uit Hebreeën als Joods onderbouwd en komt tot een boek met de titel: ‘Een betoog van Nicodemus?’

Bart Gijsbertsen vertelt in een toelichting voor familie en bekenden dat hij het boek heeft geschreven in dialoog met zijn vrouw Anneke. Zij vertrouwde hem ooit toe: ‘Ik begrijp niets van die brief en volgens mij heb je er vrijwiel nooit over gepreekt. Waarom verdiep je je niet eens in het boek om mij een plezier te doen?’ Bart Gijsbertsen las een paar dingen en al gauw raakte hij aan de tekst verslingerd. De Kamper predikant liet zich voeden door de woordenschat in het Nederlands van zijn vrouw en door het Griekse geweten van Bert Oude Kotte, een docent klassieke talen uit Kampen. Gijsbertsen schrijft: ‘De vertaling mocht het Grieks geen geweld aandoen, maar de theologische implicaties moesten ook worden doordacht wanneer een Grieks woord meerdere betekenissen had. Bovendien moest het logisch passen in het betoog dat ik meende te ontwaren’.

Gijsbertsen stelt dat de ‘Brief aan de Hebreeën’ het betoog lijkt te zijn van een Joodse Schriftgeleerde. Hij citeert meer dan honderd teksten uit de Septuagint (het Griekse ‘Oude Testament’) om dat betoog te onderstrepen. Hij probeert de logica van het betoog stap voor stap te laten zien. Die logica dwong hem ertoe om het Grieks regelmatig anders te vertalen dan hij gewend was. Het resultaat van zijn herlezing en vertaling opent de ogen voor een eenduidig perspectief.

De brief blijkt een eigen visie op Jezus te hebben, zoals je die nergens in de andere geschriften van het Nieuwe Testament terugvindt. In die visie wordt het Joodse geloof allesbehalve ontkracht. Het is eerder zo dat de universele dimensies ervan meer worden aangezet.

Nicodemus

Gijsbertsen noemt Nicodemus als schrijver van het boek Hebreeën. Je mag de naam als metafoor lezen voor een schrijver van joods-christelijke huize. Gijsbertsen refereert aan het evangelie van Johannes, waarmee het boek Hebreeën veel overeenkomsten heeft. Hij stelt vast dat de persoon van Nicodemus tot drie keer toe voorkomt bij de vierde evangelist. Hij is er aan het begin, in een dialoog met Jezus, die ’s nachts wordt gevoerd. Je moet de nacht daarbij niet zien als een poging verborgen te blijven, Gijsbertsen interpreteert de nacht in rabbijnse zin als een moment waarop je leergesprekken voert. Nicodemus is er later bij als er discussie is over Jezus’ optreden bij het Loofhuttenfeest. En hij is er aan het einde van het leven van Jezus als hij specerijen beschikbaar stelt voor de zalving van Jezus in lijn van de Psalmen (Psalm 45). Nicodemus onderstreept met de zalving het Messiaanse karakter van Jezus. Nicodemus staat dus symbool voor de gelovige Jood die de persoon van Jezus verbindt met de Joodse traditie.

Gijsbertsen ziet het boek Hebreeën niet als een brief. Hij noemt het een cursus. Een cursus in het nieuw lezen en nieuw interpreteren van de Tenach. Hij vergelijkt het verhaal met de Emmaüsgangers die op weg naar hun huis onderricht krijgen in de schriften en leren verstaan dat de Messias moest lijden en sterven om daarna op te staan. Het boek Hebreeën is de voortgezette catechese vanuit het Johannes-evangelie. Het is een uitnodiging van een Schriftgeleerde, zoals Nicodemus, aan zijn collegae om in te zien dat Jezus de Messias is. De geadresseerden zijn dus Joden en Joodse christenen; wij uit de heidenvolkeren kijken als het ware even over hun schouder mee.

Pre-existent

Nicodemus begint zijn tekst net als de evangelist Johannes boven, in de eeuwigheid. Hij gaat terug vóór de schepping van hemel en aarde. Hij sluit aan bij oude Joodse wijsheidsliteratuur. Al voor hemel en aarde geschapen werden is daar de zoon, in de eeuwigheid bij God. Hij is er in het begin, nog voor de aarde vorm kreeg. In de Joodse traditie heeft deze gestalte vele namen. Men heeft het over prinses Wijsheid, over Gods lieveling, over Gods Woord. Het is de stem van God bij de Sinaï. Deze pre-existente Wijsheid neemt de gestalte aan van de Zoon van God.

Gijsbertsen legt uit dat het woord ‘zoon’ in de Bijbel een eigen betekenis heeft. Het komt 5000 keer voor in de Schrift. De Tenach bedoelt lang niet altijd de biologische zoon. Er zijn ook profetenzonen en godenzonen. De leraar noemt de leerlingen zonen in de wijsheidsliteratuur. De nadruk valt op de geestverwantschap tussen vader en zoon, leraar en leerling. Het volk Israël heeft in dit verband een bijzondere plek. Anders dan alle andere volken der aarde wordt Israël ‘zoon van God’ genoemd, zelfs zijn ‘eerstgeborene’. Dat heeft niets meer met biologie te maken. God kiest dit volk, creëert het als volk, en gaat een innige band met dit volk aan als tussen een vader en een zoon. God heeft deze zoon geschapen voor de tijden. Door hem bestaat ook Israël. Nicodemus schrijft zijn tekst als een interpretatie van de Tenach om die gedachtenlijnen verder zichtbaar te maken.

Groter dan

Je komt in het boek Hebreeën diverse plaatsen tegen waarin de betekenis van Jezus wordt uitgelegd in tekst die refereert aan personen en beelden uit de Tenach. Hebreeën 3:3 vergelijkt Jezus met de persoon van Mozes. ‘Jezus echter werd groter eer waardig geacht dan Mozes….’, zegt de tekst. Je herkent het jargon van de evangelist Johannes. Johannes schrijft in Joh. 1: 17 op een zelfde manier over de twee geestelijke leiders: ‘De wet is door Mozes gegeven, maar goedheid en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen’ (NBV).

We hadden ooit van de Raad van Kerken in Nederland een bijeenkomst van In Vrijheid Verbonden, een moment waarop de verschillende religies zich presenteerden. Prinses Beatrix was er als eregast aanwezig. Iedere religie mocht iets laten zien van het eigene. De Raad van Kerken had een filmpje gemaakt met daaronder muziek van Joan Osborne ‘What if God was one of us’. Tijdens het filmpje werd er een gedeelte uit het evangelie van Johannes gelezen, inclusief Joh. 1: 17. Na afloop gaven enkele Joodse vertegenwoordigers een reactie. Ze vonden het jammer dat de wet van Mozes geplaatst werd tegenover de goedheid en waarheid van Jezus Christus.

Bart Gijsbertsen legt in zijn boek uit, dat hij last heeft van een zelfde fijngevoeligheid. Gijsbertsen schrijft: ‘Ik merk bij deze woorden dat vooroordelen mij dwarszitten, ingegeven door een kerkelijke uitleg die schering en inslag is. Ik doel nu vooral op de tegenstelling die vaak wordt gecreëerd tussen Mozes en Jezus’. Hij wijst dan op het gebruik van het woordje ‘maar’ in de NBV. Mozes dit….maar…..Jezus dat. Gijsbertsen: ‘Dat verschrikkelijke ‘maar’! In de Griekse grondtekst staat het niet. Hoe zou het ook? Jezus zat altijd in de synagoge. Hij hield van de Torah van Mozes met heel zijn hart, Hij wilde ermee samenvallen. En dat deed Hij metterdaad; met goedheid en waarheid’.

Je merkt bij deze tekst hoe flinterdun het verschil ligt tussen enerzijds vervulling van de Tenach en anderzijds vervanging van het oude verbondsvolk. Gijsbertsen worstelt met dat verschil en hij laat Mozes en Jezus zo lang mogelijk naast elkaar staan, als wonend in hetzelfde huis van Israël. Dat houdt Gijsbertsen niet helemaal tot het einde toe vol overigens. Hij kiest in Hebreeën 3: 3 voor ‘toch komt hem (Jezus) meer eer toe dan Mozes’ en in Hebreeën 3: 6 ‘maar de Messias is het als Zoon over zijn (Gods) huis’. Het eerste woordje ‘toch’ verdedigt Gijsbertsen door uit te leggen dat hij het omwille van de duidelijkheid kiest als alternatief voor ‘immers’, ‘want’. Op het woord ‘maar’ in vers 6 geeft hij geen toelichting, hoewel het Griekse woordje ‘de’ enkele keren in Hebreeën 3 voorkomt en nu eens vertaald is met  ‘en’, of met ‘nu’ dan weer –zoals hier – met ‘maar’ of simpelweg is weggelaten in de vertaling.  

Gijsbertsen legt uit: ‘De Messias is meer dan Mozes, stelt hij (Nicodemus). De Messias wordt door hem echter niet tegenover Mozes gezet. Zij verkeren immers allebei in Gods huis, in volkomen eensgezindheid. Alleen, om het maar zo te zeggen, als ze elkaar in Gods huis tegenkomen buigt Mozes dieper dan de Messias; want de laatste is de Zoon van de Bouwer en Eigenaar van het huis. Maar het gaat die twee om hetzelfde: het eren van JHWH, een leven naar zijn Woord, het tot heerlijkheid brengen van Gods schepping’.

Beiden thuis

Gijsbertsen laat zien hoe de schrijver van Hebreeën de gedachten bij ‘het huis van God’ uitbreidt. Bij Mozes gaat het om de tabernakel als afspiegeling van Gods woonplaats in de hemel. Bij Hebreeën gaat het om het volk Israël zelf, God woont in Zijn volk. Gijsbertsen wijst als onderbouwing op een Joodse uitleg van Exodus 25: 8: ‘Als Mozes de opdracht krijgt Gods huis, de tabernakel, te bouwen, zegt God niet: ‘opdat Ik daarin wone’. Er staat – letterlijk vertaald vanuit het Hebreeuws-: ‘opdat Ik in hen wone’. De tabernakel, c.q. tempel op zich is er weliswaar voor de mensen om daarin en daar omheen God te dienen. Maar pas wanneer zij God dienen, dan bouwen zij de tempel echt. Dan vormen zij namelijk zélf Gods huis’.

Nicodemus laat ruimte voor de bediening van Mozes en voor de bediening van Jezus. ‘In feite zegt hij (Nicodemus) tegen zijn volksgenoten: ‘Wij zijn Gods huis! En in dit huis, bij ons vertoeven zowel Mozes als Jezus. De ene is de dienaar, de ander is de Zoon. Er is ruimte voor beiden. Zij zijn hier beiden thuis’.

Hoger-priester

Gijsbertsen heeft een voor theologen spannend boek geschreven. Hij laat zien dat het bijbelboek Hebreeën voluit Joods is, en tegelijk wil hij honoreren dat God met de persoon van Jezus een volgende stap maakt in de geschiedenis. Het is een hele toer om het idee van ‘een volgende stap’ zo weer te geven dat het niet in mindering komt op al datgene wat er aan vooraf gaat. Voor je er erg in hebt, plaats je oud en nieuw tegenover elkaar. Je moet vooral secuur blijven denken op het moment dat de tekst vergelijkingen trekt. De NBV vertaalt onder meer: ‘Maar Jezus is dus aangesteld voor een eerbiedwaardiger dienst’ (Hebr. 8: 6a). ‘Zou het eerste verbond zonder gebreken zijn geweest, dan zou er geen tweede voor in de plaats hebben hoeven komen’ (Hebr. 8: 7).

Bart Gijsbertsen vertaalt deze teksten als volgt: ‘Maar nu is hij (om zo te zeggen: de hoger-priester) in een voortreffelijker dienst aan God gesteld’. ‘Want als er geen aanmerkingen waren op dat oorspronkelijke (verbond), zou er geen ruimte gezocht zijn voor een volgend (verbond)’.

Gijsbertsen: ‘Er moest een tijd komen dat ieder lid van het volk vrij tot God kon gaan; een tijd dat voor iedereen de toegang tot God open komt te liggen. Een tijd dat de Torah mensen van binnen vervult, hun denken en voelen bepaalt. ‘Wij waren dringend aan die verbetering van het verbond toe!’’

Bart Gijsbertsen (1951) is emeritus-predikant, consultant en schrijver. Hij schreef meerdere boeken waarin de betekenis oplicht van de Joodse wortels voor het christendom. Na een ‘drieluik’ van zijn hand wordt zijn bijbeluitleg wel omschreven als ‘Christelijk geloof met een Hebreeuws ijkpunt'.

Het boek ‘Een betoog van Nicodemus?’ kost 15 euro (inclusief verzendkosten: 17,50 euro). Het heeft isbn 978-94-93175-42-6 en kan onder meer digitaal bij uitgeverij Van Warven worden besteld: klik hier.