Joden in Overijssel-Flevoland

Er is heel verschillend gereageerd op de aankondiging dat René de Reuver op 8 november een schuldbelijdenis wil uitspreken namens de protestantse kerk over de houding van christenen tegenover de joden in de oorlog. Sommigen wijzen op het verzet van de kerken tegen de nazi’s en het relatief hoge aantal kerkleden dat zich solidair toonde met de joden. Als er dan al sprake zou moeten zijn van een schuldbelijdenis dan zouden anderen die handschoen moeten oppakken. Anderen wijzen op de beschamende cijfers van het aantal joden dat is vermoord; qua percentage telde Nederland nagenoeg het hoogste percentage vermoorde joden van Europa. Het is niet de inspanning waarop je moet letten, zeggen deze analisten, het is het trieste resultaat wat naar voren komt in de cijfers.

Ik neig zelf naar een accent vanuit de laatste benadering en zie de schuldbelijdenis tegelijk als signaal voor de huidige generatie. Het is impliciet de vraag in hoeverre wij anno 2020 levensbeschouwelijke minderheden recht doen. En dan kom je tot een trieste afweging. De joodse gemeenschap in Nederland betaalt jaarlijks tienduizenden euro’s extra om de beveiliging te bekostigen van hun instellingen in ons land. Zou de beveiliging ontbreken dan zouden de bezoekers niet rustig bijeen kunnen zijn. De agressie heeft te maken met Nederlandse onruststokers die weinig historisch besef hebben of agressors die in een subcultuur zijn opgegroeid waarin het woord ‘jood’ als stopwoord wordt gebruikt voor alles waar je een afschuw aan hebt.

Trouwens niet alleen de joodse gemeenschap heeft met agressie tegen levensbeschouwelijke instellingen te maken, ook de moslimgemeenschap heeft achter de coulissen te maken met zwartboeken van agressies die gepleegd worden bij moskeeën. De ene week gaat het om varkenskoppen die men voor de ingang neersmijt, een volgende keer worden de ramen ingegooid. Publicaties gaan uit van tenminste twee van dergelijke daden per week in het voorheen zo tolerante Nederland. De verklaring van René de Reuver gaat naar mijn idee ook daarover en vindt er iets van.

Blijft staan in de context van de classis in hoeverre de verklaring relevant is voor respectievelijk de provincies Overijssel en Flevoland.

Flevoland

Is de verklaring van René de Reuver relevant voor Flevoland, vroeg een verslaggever van Omroep Flevoland. Hij had al enige research gedaan en was tot een voorlopige conclusie gekomen dat de polderprovincie pas na de oorlog een structurele bewoning kreeg. Van razzia’s en antisemitisme, van jodenhulp en getuigende protesten kon dus nauwelijks sprake zijn, meende hij. Hij trof op Urk, de enige al langer bewoonde plek in de jaren 1940-1945 slechts een enkele joodse familie en slechts enkele ondergedoken joden. Er is toch wel iets meer te zeggen dan dat.

Allereerst doordat de Noordoostpolder als zodanig een polder was die in 1940 droogviel. De Duitsers spanden zich in tijdens de oorlogsjaren om de ontginning voortvarend ter hand te nemen. Ze zagen de poldercultuur tot op zekere hoogte als een corsage voor de ariërs zoals zij die zich idealiter wensten. Tegelijk was de polder een manier voor mannen die voor de arbeidsinzet naar Duitsland moesten om aan de oorlogsindustrie te ontsnappen. Ze meldden zich bij het bureau van Knipmeijer in de Graafschap in Kampen en waren blij als ze in de polder mochten werken als pionier. Er waren ook mensen, wellicht ook joden, die de polder gebruikten om onder te duiken.

Flevoland heeft qua cultuurgrond minder met de jodenvervolging te maken dan de rest van de classis Overijssel-Flevoland. Dat is waar. Maar de mensen die uiteindelijk wel in Flevoland gingen wonen hebben allemaal een achtergrond op het oude land, waar de naziterreur wel plaatsvond. En wat meer is: de actuele vragen van discriminatie en antisemitisme en anti-islamitische agressie spelen in plaatsen als Almere en Lelystad evenzeer als in Zwolle en Enschede.

Er is sinds 1997 een joodse gemeente in Almere. Er zijn vanaf het begin tweewekelijkse synagogediensten gehouden en er kwam joods onderwijs. De gemeente Almere nam een jaar later op het bedrijventerrein Markerkant een eigen synagoge in gebruik en in 2004 kocht de gemeente een eigen joodse begraafplaats in Almere Stad. Ook in Lelystad ging men diensten houden. In 2015 is men een nieuwe sjoel in Almere gaan gebruiken in een anoniem ogend rijtjeshuis aan de Nimfkruidstraat. Dankzij een sponsoring van een familie uit New York kwam er een nieuwe Torarol. Tijdens een seideravond heeft men wel tot negentig mensen ontvangen. Ik ben in de pers nog geen reactie tegengekomen van hoe het bestuur van deze sjoel aankijkt tegen de verklaring die René de Reuver van plan is uit te spreken.

Qua aantallen veel groter zijn de moslimgemeenschappen in Flevoland. Je vindt diverse moskeeën in de polder, niet alleen in de bevolkingsrijke plaatsen Almere en Lelystad, maar ook in plekken als Dronten en Emmeloord. Diverse onderzoeken wijzen uit dat er agressie is tegen islamitische instellingen. Ineke van der Valk becijferde vier jaar geleden al weer dat 68 procent van de moskeeorganisaties te maken heeft gehad met agressie. Er ligt een directe relatie tussen het aantal PVV-stemmers en de cijfers van intimidatie, zo toonde de onderzoekster aan.

Overijssel

De relevantie van de verklaring voor Overijssel is makkelijk zichtbaar te maken. Je hoeft de cijfers er maar even bij te pakken. Van de tientallen joden in Zwartsluis hebben twee leden de oorlog overleefd. Van de tientallen joden in Kampen heeft alleen tandarts Polak zijn oorlogservaringen kunnen vertellen na de oorlog; hij dook onder bij een gereformeerde boer op het Kampereiland. Van de 492 joden in Deventer kwamen er 401 om in de oorlog. De joodse gemeenschap in Haaksbergen telde aan het begin van de twintigste eeuw zo’n zestig leden. Een derde kwam om in de oorlog; de anderen doken onder.

Pijnlijk waren de ervaringen van de joden in Zwartsluis, waar Wim Coster over schrijft. Er waren de gangbare discriminaties, waarbij bezit werd geconfisqueerd en er bordjes verschenen in het straatbeeld van ‘Joden verboden’. Buitengewoon wrang is het verhaal van Wolf Aronius, die jarenlang een leidinggevende positie had in de Sluziger synagoge. Hij was een ‘kenner van de wet en de profetie’. Aan de gevel van het gemeentehuis las Wolf begin 1941 dat hij zich als persoon van ‘joodse bloede’ moest melden via een officieel formulier. Dat je apart gezet wordt als ‘jood’ met een officiële registratie is al dramatisch. Maar Wolf moest voor dat formulier ook nog eens één gulden betalen. ‘De premie voor zijn doodvonnis’, noemt Coster het.

In een nacht van vrijdag op zaterdag in juli 1941 drong een bende de synagoge van Deventer binnen en vernielde het interieur, en verscheurde de heilige, kostbare torarollen aan flarden. In Twente werden op 14 september 1941 150 mannen opgepakt tijdens een razzia, waaronder honderd joden uit Enschede, Hengelo en Oldenzaal; de joden werden doorgezonden naar Mauthausen, waar ze omkwamen.

Jaap van Gelderen schrijft in een artikel over de geloofsbeleving in Overijssel evenwel positief over Twente. ‘In Enschede en omstreken konden verhoudingsgewijs meer joden worden gered via de onderduik dan elders in de provincie (en elders in Nederland). ‘Er was een geest van verzet, er was een traditie van hulp aan vluchtelingen en asielzoekers’. Er waren mensen bereid te helpen. Bekend is het werk van ds. Leendert Overduin van de gereformeerde kerk in hersteld verband. ‘In Twente, maar vooral in de Drents-Overijsselse grensstreek en rondom het Sallandse Lemele, waren joden verborgen’, memoreert Jaap van Gelderen.

Er was steun voor de joden. Maar het was te weinig om het grote drama te voorkomen en de eliminatie van de joodse gemeenschap in de breedte van het publieke leven van Overijssel. Typerend zijn de woorden van een bijzondere kerkenraadsvergadering in Kampen van 26 februari 1941, waarin broeder Ferwerda zijn gewetensnood vertolkte. Ferwerda voelde het als een gemis dat in de samenkomsten van de gemeente in het gebed zo weinig aandacht werd gegeven aan de verdrukking waaraan de joden blootstaan. De predikanten, zo zeggen de notulen, erkennen ‘dat door de velerlei nood waarin wij verkeren en die in het gebed wordt herdacht, toch het oude verbondsvolk niet moet worden vergeten. Ze hopen ook hieraan te denken’.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog voerden de gereformeerde kerken, één van de bloedgroepen van de protestantse kerk, hun eigen interne strijd. De controverse speelde zich af op Overijssels grondgebied, in Kampen. Voorlieden als Jan Ridderbos en Klaas Schilder stonden lijnrecht tegenover elkaar in hun verdediging van wat zij een zuiver kerkelijke benadering zagen voor hun eigen interne organisatie. Zelfs buitenstaanders weten van de trieste kerkscheuring die zich midden in de oorlog, in 1944, voltrok. Minder bekend is, dat met name Klaas Schilder, voorman van de vrijgemaakte richting, zich in een constante lijn heeft uitgelaten over de positie van de joden en de manier waarop de nazi’s te keer gingen. Hij bracht in een publicatie ‘Geen duimbreed’ al in 1936 zijn standpunt naar buiten tegenover NSB en fascisme. In een reeks van publicaties tijdens de oorlog in de Reformatie laat hij zien waar hij staat; kritisch naar de overheersers, tegelijk stevig gereformeerd in zijn standpunten:  ‘We hebben onze jeugd ervan te doordringen’, zo zei hij, ‘dat de definitieve scheidslijn niet loopt tussen fascist en communist, jood of ariër, plutocraat of democraat, maar tussen Christus en Antichrist, vrouwenzaad en slangenzaad’. Een andere voorman van de vrijgemaakten, dr. Roelof Jan Dam, was actief in het verzet en liet het leven in 1944. Zijn huis in de Broederstraat doet tot op de dag van vandaag dienst als onderkomen van de gereformeerde universiteit (vrijgemaakt) in de Hanzestad. In de straatstenen kan men een stolpersteen vinden met zijn familienaam er op.

Nog een naam moeten we hier noemen: Frits Slomp, van wie er nog een monument te vinden is in Heemse. Hij preekte in 1942 in de Nieuwe Kerk te Kampen, de kerk is tegenwoordig eigendom van de nederlands-gereformeerden en was het decor van de herenigingsbijeenkomst van vrijgemaakten en nederlands-gereformeerden in 2017. Slomp preekte er over Sifra en Pua, de twee vroedvrouwen in Egypte, die weigerden de pasgeboren joodse jongetjes te doden, hoewel de farao hen daartoe opdracht had gegeven.  Slomp paste de tekst toe op de actuele situatie en riep op tot verzet tegen de nazi’s. De kerkenraad verzocht hem dezelfde preek ’s middags te houden in de Burgwalkerk, de kerk die lange tijd gold als de kathedraal van de gereformeerde kerken synodaal. De columnist Bert Klei sprak in een artikeltje bij het honderdjarig bestaan van deze kerk uit de Afscheiding in 1975 over ‘een kerk met een bankenzee (er zijn twaalfhonderd zitplaatsen)’. Slomp heeft de preek enkele weken later nog een keer herhaald in Zwolle.

Identiteit

Wat concluderend te zeggen over de vraag in hoeverre de schuldbelijdenis van René de Reuver de schuldbelijdenis is van de kerken in Overijssel en Flevoland? Misschien kan ik daarvoor Jaap van Gelderen het beste citeren. Die toespraak is relevant, want ‘velen keerden het hoofd af, bleven onverschillig’. Maar er waren gelukkig – en meer dan gemiddeld in Nederland – velen die hulp boden en worden gerekend, zoals Jaap van Gelderen zegt, ‘tot de Rechtvaardigen uit de Volkeren’.

In die zin is de oorlog een spiegel voor de huidige generatie. Zijn we in staat om kritisch naar het verleden te kijken om er zeker van te zijn dat we de geschiedenis niet herhalen?

Abba Eban, de oud-minister van buitenlandse zaken van de staat Israël, schreef in 1968 een geschiedenis van de joden onder de titel ‘Mijn volk’. Hij laat daarin zien hoe je op een goede manier, c.q. verkeerde manier met minderheden kunt omgaan in een land. Er mag allereerst worden verwacht dat minderheden veilig bij elkaar kunnen komen. Daarvan is niet altijd sprake in het Koninkrijk der Nederlanden. Sommige mensen durven pas een keppeltje op te zetten als ze binnen de veilige muren van een gebouw zijn. Maar zelfs al kan je op straat laten zien dat je jood bent of moslim of iets anders, dan nog is dat niet voldoende. Een staat doet pas recht aan minderheden als de minderheden in hun authenticiteit worden gehoord, gezien en recht wordt gedaan.

Abba Eban beschrijft de pijnlijke situatie van joden in het Duitsland van de negentiende eeuw, ver voor de holocaust. Er zijn vele joodse families geweest die voor het oog van de camera hun jood-zijn hebben afgezworen en maximaal probeerden op te gaan in de Duitse cultuur en Duitse omgangsvormen. ‘Men had de jood alle politieke autonomie ontnomen; hij was alleen nog maar lid van een bepaalde godsdienstgemeenschap, van een der vele gezindten, en nog wel van een bijzonder achterlijke. Zijn eigen geestelijke voorgangers hadden hem vermaand – treffend voorbeeld van het menselijk vermogen tot zelfbedrog – dat hij ernaar moest streven ‘thuis jood en darbuiten mens te zijn’. Nooit tevoren was de gedachte bij dit volk opgekomen dat jood-zijn iets lagers of iets anders zou zijn dan mens-zijn. Integendeel, voor alle vorige en een belichaming van alles wat het woord ‘menselijkheid’ inhield. Dit alles behoorde nu tot het verleden. Het had plaats gemaakt voor het vurig verlangen naar erkenning, om Duitser, Fransman, Pool als ieder ander te zijn, met nog slechts zwakke banden met een geloof dat thans was verwaterd tot een gezindte’.

De inzet om wereldgelijkvormig te zijn heeft de joodse gemeenschap dus niet mogen baten. Is dat niet een spiegel, zelfs voor de christelijke gemeenschap die van meerderheid inmiddels minderheid is geworden? Je levert een bijdrage aan de samenleving, maar dat wil niet zeggen dat je gelijkvormig moet willen zijn. Er is verschil tussen groepen en het is zaak te blijven aandringen op een samenleving waarin de verschillen er mogen zijn en gehoord mogen worden. Christen, jood, moslim, seculiere burger. De identiteit mag er zijn in de publieke ruimte. Want wegstoppen van identiteit leidt tot onkunde en kan ontaarden op het moment dat kwade meerderheidsmachten toegeven aan hun intolerante instincten.  


Foto: Provinciaal verzetsmonument bij Markelo. Titus Leeser heeft het ontworpen. Het monument wil de eerbied voor de gevallenen laten zien. Als bladzijden van een boek vermelden de muurvlakken de namen van de gevallenen. De drie figuren symboliseren het verzet. Links het ongewapend verzet. In het midden - tegelijk het geloof en vertrouwen uitbeeldend - de vrouw in het verzet. Rechts het gewapend verzet.