Spanningsboog bij classis(predikant)

Er zit een bepaalde spanning in het werk van de classis. Aan de ene kant gaat het om een ambtelijke vergadering die kracht bij zet aan de plaatselijke kerkenraad. Aan de andere kant is het een geleding die toezicht houdt op de gang van zaken plaatselijk en controlerend optreedt. Een pastor en een politieagent zou je kunnen zeggen. Dr. Wilbert van Iperen, classispredikant op de Veluwe, werkt aan een studie waarin hij die spanningsboog analyseert voor de classispredikanten. Het blad van de Protestantse Theologische Universiteit schrijft daarover.

De classispredikanten hebben twee petten op, stelt het artikel. Ze zijn een luisterend oor voor de predikanten in hun werkgebied. Tegelijk nemen ze maatregelen die gevolgen kunnen hebben voor diezelfde predikanten. Is het één wel met het andere te rijmen? Staat de ene taak niet haaks op de andere verantwoordelijkheid? Wilbert van Iperen beschrijft de spagaat in een onderzoekprogramma voor de universiteit. Hij promoveerde zelf al eerder in 2014 op een dissertatie met de titel ‘Balanceren in de kerk. Onderzoek naar presentie, profilering en receptie van het Evangelisch Werkverband binnen de Protestantse Kerk in Nederland, 1995-2010’. Hij maakt nu deel uit van een onderzoekgroep Societas Doctorum Ecclesiae, een gezelschap van gepromoveerde theologen binnen het post-academische onderwijs van de PThU.

De classispredikanten zijn een jaar in dienst. Op elf plaatsen zijn mensen benoemd om invulling te geven aan de nieuwe verantwoordelijkheid. Ze overleggen onderling iedere maand over de manier waarop de opdracht uitgevoerd wordt. En er zijn intervisiegroepen gevormd van enkele collegae, die elkaar bevragen en helpen. Voor het noorden is er zo’n groep van Jan Hommes (Groningen-Drenthe), Wim Beekman (Friesland), Pieter Verhoeff (Noord-Holland) en Klaas van der Kamp (Overijssel-Flevoland). De overlegsituaties zijn bedoeld om de papieren constructie van de synode verder vlees en bloed te laten worden.

Wilbert van Iperen levert met zijn studie een verdieping op een concreet punt. Het is een aangelegen punt. Je merkt als breed moderamen van een classis dat je met heel veel goede bedoelingen soms toch door kerkenraden wordt gezien als een te nemen hindernis. De kerkenraad wil bijvoorbeeld zo snel mogelijk beroepen en merkt dan dat de vacaturetijd een tijd is waarin allerlei cijfers en ook het beleid tegen het licht worden gehouden. Dat is om te voorkomen dat een gemeente onderuit glijdt als er een predikant is. Maar de kerkenraad ter plaatse vindt het tegelijk lastig om allerlei boeken te openen en doorrekeningen te maken. Daar voel je als iets van de spanning waar Wilbert van Iperen op doorgaat met zijn studie.

Wilbert richt het vooral op de classispredikant en heeft zijn collegae al gewaarschuwd dat ze ergens gedurende het onderzoek lijsten moeten invullen om de studie verder body te geven. ‘De classispredikant is een ondersteunende en toezichthoudende functie’, legt Wilbert van Iperen uit in het magazine van de PThU. De classispredikanten zijn allereerst pastor voor de pastores. ‘In de praktijk van mijn werk merk ik dat sommige predikanten en kerkelijke werkers zich afvragen hoe veilig het is wat ze op dat moment met mij bespreken’, zegt Wilbert van Iperen. ‘Wat gebeurt er met deze informatie als er later iets aan de hand zou zijn? Ik vertel ze dan dat niets van ons gesprek bij anderen terecht komt, als we het daar niet samen over eens zijn. Maar ik ben mij ervan bewust dat die informatie, ook als ik die niet deel, bij eventuele latere besluitvorming wel in mijn hoofd zit. Dan speelt het dus wél een rol’.

Er zijn overigens ook veel predikanten en kerkelijke werkers die een dergelijke schroom niet kennen. Ze luchten hun hart als ze er behoefte aan hebben. ‘Alsof ze op de functie hebben gewacht’, zegt Van Iperen, ‘De functie lijkt in een behoefte te voorzien’. Zelfs dan geldt evenwel dat er een bipolariteit is tussen pastor en toezichthouder.

Wilbert van Iperen kijkt in zijn onderzoek naar de wordingsgeschiedenis van de functie. Hij begint onder meer bij het visiedocument Kerk2025. De classispredikant werd toen nog gezien als voorzitter van de classis. De synode heeft die taak weggehaald bij de classispredikant en maakte hem of haar tot een soort assessor. Het moest iemand zijn met een herderlijke opdracht, een pastor pastorum. Als je vervolgens kijkt naar het profiel waarop de classispredikanten zijn geselecteerd zie je dat er sprake is van geestelijk leiderschap. Wilbert van Iperen noemt dat een verschuiving.

Het onderzoek gaat twee jaar duren en mondt uit in een publicatie. Het gaat om een co-productie van Wilbert van Iperen, zelf classispredikant op de Veluwe, en prof. dr. Henk de Roest, van de PThU. In hoeverre voorlopers van de classispredikant, zoals de scriba van de provinciale bestuurslaag, onderdeel zullen zijn van het onderzoek, lijkt op dit moment niet aannemelijk. Het onderzoek kiest een focus op de praktijk zoals deze zich nu aan het vormen is.

De classispredikanten hebben gezamenlijk na een jaar een eerste evaluatie gemaakt. Ze schreven alle elf een jaarrapport. De gegevens daarvan worden door Ronald Bolwijn met elkaar vergeleken en gebundeld in een extract dat onder meer met de kleine synode zal worden besproken. In iedere classis hebben de classispredikanten zelf een jaargesprek gevoerd met enkele leden van de classis. In Overijssel-Flevoland was dat een gesprek van preses, scriba en classispredikant. De officiële rapportages hebben op het totaal van het werk betrekking; de analyse van Wilbert van Iperen gaat op één enkel punt verder de diepte in. 

Foto: Wilbert van Iperen na afloop van zijn bevestiging als classispredikant