De actuele betekenis van de synode van Dordrecht

De Dordtse Leerregels behoren bij de belijdenisgeschriften van zowel de protestantse kerk als de gereformeerde kerken vrijgemaakt. Ze vormen met andere belijdenisgeschriften zoals de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelberger Catechismus als ook de oecumenische belijdenisgeschriften uit de vroege kerk de theologische basis waarop de kerken en de ambtsdragers staan. Dat wil niet zeggen, dat deze geschriften ook iedere keer op tafel liggen in de gemeenten. 

In Zwartsluis was er op Hervormingsdag een bezinning in de kerk over de synode van Dordrecht, waar de Leerregels werden vastgesteld. Egbert Knoeff stelde vier predikanten uit de Zwartewaterstad de vraag of ze in hun werk aandacht geven aan Dordt. De reacties waren terughoudend. De één geeft aandacht aan het thema van de predestinatie tijdens de catechisatie, een ander had toevallig in verband met 400 jaar synode van Dordt in een kerkdienst aandacht aan Dordt gegeven. Maar het blijven uitzonderingen. Eén predikant gaf aan verkeerde toepassingen van Dordt te hebben gezien op het moment dat het leidt tot passiviteit en onzekerheid. 

Een predikant uit het forum legde uit dat je de predestinatie (dat wil zeggen dat God voor alle tijden tot heil heeft besloten bij de gelovige) niet als een wiskundig model moest nemen, maar als een relationele zaak. 'Het lijkt op iemand die door een poort gaat en terugkijkt en dan herkent dat God hem op de weg heeft geleid', aldus een collega-predikant. 

Op de foto vier predikanten uit Zwartsluis: ds. Henrico ter Beek (GKN/PKN), ds. Adri Bloemendal (NHK/PKN), ds. Arjan Wilschut (GKV), ds. Arjen van der Spek (GKN/PKN) 

Onderstaande bijdrage heb ik uitgesproken op Hervormingsdag, 31 oktober 2018, in Zwartsluis. 



Beste mensen,

Vierhonderd jaar geleden begon de synode van Dordrecht. Op 13 november 1618 ging het van start. Er waren zo’n 180 bijeenkomsten. De synode duurde  een half jaar. De vergadering legde de basis van de protestantse kerken. Ook onze cultuur kreeg een fundament. Er kwam een gemeenschappelijke taal. De Nederlanden verenigden zich. Een mijlpaal dus, kerkelijk, cultureel en nationaal. Alle reden om de synode van Dordrecht hier aan de orde te stellen.

Ik doe dat in vier onderdelen:
1. Wat gebeurde er in Dordt?
2. Wat was het culturele belang?
3. Wat was het nationale belang?
4. Wat was het theologische belang?

1. Wat gebeurde er in Dordt?

In Dordrecht kwamen 100 afgevaardigden bijeen. Ze vergaderden in de bovenzaal van de Kloveniersdoelen. Het ging om een theologisch verschil van mening. Er waren 37 predikanten, 19 ouderlingen, 5 hoogleraren en 23 buitenlandse theologen. Als u hebt meegeteld zegt u: We zijn nog niet aan de 100. Dat klopt: Er waren ook 18 politieke commissarissen. Want het ging niet alleen om een kerkelijke tegenstelling, maar ook om een politieke.  

De kerkelijke afgevaardigden kwamen uit de provinciale synodes. Allemaal mannen. Het waren allemaal contraremonstranten. Utrecht vormde een uitzondering en had onder zes afgevaardigden ook drie remonstranten gestuurd. Een uitzondering. Het ging er vanaf het begin niet om uit te zoeken wie er gelijk had. Het ging er om te benoemen waarom de remonstranten fout zaten.

Dordrecht was als vergaderplaats gekozen. De stad lag op een eiland en was makkelijk te beveiligen. Het stadsbestuur had een publieke tribune aangebracht van waaraf men een kijkje in de vergaderzaal kon werpen. De mensen zullen er weinig van hebben begrepen, want de voertaal was Latijn. Het debat trok desondanks veel belangstelling. Het is bekend dat beroemde theologen als sporthelden werden benaderd; mensen vroegen om hun handtekeningen.

De remonstranten kwamen op een gegeven ogenblik – op 6 december om precies te zijn - wel bij de synode, maar niet als afgevaardigden, ze waren gedaagd. Ze stonden onder leiding van Simon Bisschop, van wie de naam werd verlatijnst tot ‘Episcopius’. Ze kregen een aparte tafel in het midden van de vergaderzaal. De remonstranten wilden de synode het karakter geven van een conferentie. Ze bleven een hele maand bakkeleien. Op 14 januari 1619 sprak de voorzitter Johannes Bogerman de gevleugelde woorden ‘Gaat heen, gaat heen’. De remonstranten werden weggestuurd. Ze moesten hun ambt neerleggen. Of als ballingen naar het buitenland vluchten. In de herfst van 1619 richtten ze in Antwerpen de Remonstrantse Broederschap op.

De synode zelf werkte vijf kritische punten uit. Ze werden op 6 mei in de Grote Kerk van Dordrecht officieel voorgelezen. Dat zal pakweg drie uur in beslag hebben genomen.

Na een kostbaar afscheidsdiner vertrokken de buitenlandse theologen. Na 13 mei – intrigerend genoeg de dag waarop Van Oldenbarneveldt werd onthoofd – regelde de synode nog enkele binnenlandse aangelegenheden. Het ging onder meer om de opstelling van de Dordtse Kerkorde, waarin de kerkelijke structuur omschreven wordt. Punt van onenigheid was het zogeheten patronaatsrecht, dat is het recht van bepaalde patronen of ambachtsheren op inspraak bij het beroepen van predikanten. Zeg maar: invloed van de overheid en van geldschieters op de keus voor de dienaar des Woords. De Dordtse Kerkorde regelde ook allerlei zaken van gemeenteopbouw en liturgie die we nog steeds in de protestantse traditie hanteren. De keus voor drie ambten, vier kerkelijke vergaderingen (kerkenraad, classis, provincie en nationale synode), de bediening van twee sacramenten, de censuur, de kerkelijke feesten, de liederenkeus (psalmberijming van Datheen en een paar berijmde bijbelfragmenten).

2. Dordt diende een cultureel doel 

Dordt diende een cultureel doel. Ik denk dan aan het initiatief om een nieuwe bijbelvertaling te maken. De synode was daarin voortvarend. Er moest een nieuwe vertaling uit de grondtalen komen, die de oude Deux-Aesbijbel zou vervangen. Deze kwam in 1637 gereed. De uitgave kreeg de naam van de financier: de Statenvertaling. De tekst zou van grote invloed zijn op de ontwikkeling van het Nederlands. Je moet niet vergeten dat de mensen uit diverse gewesten kwamen en verschillende streektalen spraken. Ze konden elkaar soms moeilijk verstaan. Er kwam ook een vertaling van de apocriefen die in iets kleinere letter werd afgedrukt en er kwamen kanttekeningen bij die een educatieve rol konden spelen.

Er was creativiteit voor nodig om de eenheidstaal verder te vormen. Nicoline van der Sijs heeft in een duimendik boek alle uitdrukkingen benoemd, die de Statenvertaling ons aanreikt. Ik noem er een paar: ‘een dief in de nacht’, ‘een lust voor het oog’.

Ik voeg een persoonlijke ervaring toe. Ik heb ruim 15 jaar als bijbeluitgever gewerkt. Mijn taak was het uitbrengen van de Nieuwe Bijbelvertaling in 2004. Dat is een lastige klus. Je moet je voorstellen, dat je één A-4-tje hebt met de rechten van een vertaling die niemand kent. En je staat voor de taak daar vorm aan te geven en een oplage vast te stellen. Dat laatste is ingewikkeld. Als je een te grote oplage maakt, blijft je bedrijf met onverkoopbare voorraad zitten. Is de oplage te laag dan loop je een deel van de klandizie mis.  

Dus wat doe je dan als uitgever? Je kijkt hoe het bij de introductie van andere bijbelvertalingen is gegaan. Nu is daar redelijk veel documentatie over. Ik ontdekte dat er bij de NBG-51 in drie maanden tijd 105.000 exemplaren zijn verkocht. Die hoge oplage werd gehaald doordat men voor verschijning intekenlijsten in kerken verspreidde waardoor mensen bij voorintekening een exemplaar konden krijgen. En ik ontdekte dat de Statenvertaling er maar liefst twintig jaar over heeft gedaan voordat de eerste 100.000 exemplaren werden verkocht. Dat had ik niet verwacht. Ik heb toen verder zitten spitten hoe dat kon: Het heeft te maken met de laaggeletterdheid van mensen, het heeft te maken met de bevolkingsomvang (2,5 miljoen mensen), het heeft te maken met het ontbreken van distributiekanalen, zeg maar boekhandels en het heeft te maken met het feit, dat Amsterdamse drukkers op zolder nog duizenden exemplaren van de Deux-Aes-bijbel hadden liggen. Ze weigerden de nieuwe vertaling. Eerst moest de oude vertaling uitverkocht zijn. Buiten de orde, maar ik wil het toch trots melden, wij hebben van de Nieuwe Bijbelvertaling in drie maanden tijd 345.000 exemplaren verkocht. Dus drie keer zoveel als van de NBG-51, en waar de Statenvertaling dus pakweg 90 jaar over heeft gedaan hebben wij in deze seculiere tijd gerealiseerd in drie maanden.

Dan keer ik terug naar de beeldvorming over het succes van de Statenvertaling. Gijsbert van den Brink spreekt in zijn boek over de synode van Dordt, waaraan ik schatplichtig ben, over ‘de drukpers draaide op volle toeren’. Dat mag voor vlugschriften gelden. Voor de Statenvertaling is het een mythe. Het duurde twintig jaar voordat men de eerste voorraad van bijbels had verkocht. Kerkenraden reageerden verschillend. De Leidse kerkenraad, vertelt dr. De Bruin, gebruikte de Statenbijbel al vanaf 2 oktober 1637. Overijssel gebruikte de bijbel al vrij snel ‘met de meeste stichtinge op de predickstoelen’. De predikant van Elburg, Johannes Haenius, lag in 1643 nog dwars en sprak ‘vyl’ (minachtend) en ‘verachtelyk’ over de nieuwe bijbelvertaling. Vergeet daarbij niet dat in 1680 nog 30 procent van de bruidegoms en 56 procent van de bruidjes bij hun huwelijk niet in staat waren zelf een handtekening te zetten onder de trouwacte.

3. Er is een staatkundig belang 

Het staatkundig belang. Laat ik eerst iets zeggen hoe ik dat persoonlijk op het spoor kwam. Ik heb bij de Raad van Kerken verschillende keren het koninklijk huis moeten uitnodigen voor allerlei activiteiten. Prinses Beatrix is een trouw bezoeker van bijvoorbeeld interreligieuze ontmoetingen. En ik merkte dat koning Willem-Alexander eigenlijk nooit kwam. Tegelijk ging hij wel naar het tienjarig jubileum – wat eigenlijk geen jubileum is – van mijn Protestantse Kerk en bij iets informeels als de Nationale Synode in Dordrecht komt hij ook. Ik heb me de vraag gesteld waarom Willem-Alexander de oecumene laat leggen en de Nationale Synode bezoekt. Ik vermoed dat het met Alexanders affiniteit van geschiedenis te maken heeft en gevoel dat de synode van Dordrecht te maken heeft met de identiteit van Nederland.  

De Nederlanden waren tot 1618 hopeloos verdeeld. Er waren tegenstellingen tussen maatschappelijke groepen, regentenfamilies, en ook Zuid-Nederlandse migranten. Er was discussie over de vraag wie het hoogste gezag bekleedde: De gewesten of de Staten-Generaal. Daaronder lagen persoonlijke tegenstellingen tussen mensen als Oldenbarnevelt en Maurits.

Oldenbarnevelt hoort bij de remonstranten. Zij zetten de tegenstellingen aan met de ‘Scherpe Revolutie’ van 1617. Daarin wordt gezegd dat men geen nationale synode wil en dat de steden krijgsvolk in dienst mogen nemen. Dat is tegen het zere been van de Staten-Generaal. Maurits koos aanvankelijk op de lijn van de remonstranten. Hij zat ’s zondags onder het gehoor van hun voorman ds. Wtenbogaert. Op 23 juli 1617 switchte de stadhouder van kerk. Hij ging niet meer naar de remonstrantse Hofkerk. Hij ging naar de Kloosterkerk. Maurits koos voor de contraremonstranten.  

Het ging daarna hard tegen hard. Oldenbarnevelt had aanhang in Holland. Maurits ging naar Gelderland , naar Overijssel, naar Utrecht. Hij stuurde overal de stadstroepen naar huis. In juli 1618 liet hij Oldenbarnevelt en Hugo de Groot gevangen nemen. Ds. Wtenbogaert vluchtte, eerst naar Rotterdam, daarna naar Antwerpen. Het is geen toeval dat Oldebarneveldt wordt onthoofd op 13 mei 1619, als de synode van Dordt wordt beëindigd. De synode diende als morele rechtvaardiging om staatkundig de eenheid af te dwingen.  

De Staten-Generaal gebruikten de Nationale Synode. Het waren de Staten-Generaal die de synode betaalden. De buitenlandse leden ontvingen 20 gulden per dag, de voorzitter 13 gulden per dag en een geschenk in één keer van 3500 gulden. De overige leden kregen 4 gulden per dag. Toen de synode afliep ontvingen de buitenlandse gasten nog een gouden penning ter waarde van 200 gulden.

Je kunt daar kritisch naar kijken. Je kunt ook zeggen, en zo zie ik het persoonlijk, dat Maurits zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Zonder de Dordtse synode zou de Nederlandse republiek uit elkaar zijn gevallen en een gemakkelijke prooi voor Spanje zijn geworden, zegt ook de Amsterdamse religiehistoricus Fred van Lieburg.

Algra wijst er in zijn bundel ‘Dispereert niet’ overigens op dat de Remonstranten nooit als landverraders zijn opgetreden. Ze bleven toasten op het welzijn van het vaderland. En, ik citeer Algra, ‘met de vijand hebben ze nooit geheuld’.


4. De theologie van Dordt

Het hoofddoel van de synode was: Het vaststellen van de belijdenis. Het ging theologisch over de vraag in hoeverre het eeuwig heil van een mens te danken is aan God dan wel aan God in samenwerking met de gelovige. De conclusie was dat de keus voor het behoud van een mens helemaal in Gods wil ligt verankerd. De mens voegt daar niets aan toe.

Arminius, de voorman van de remonstranten, maakte een vergelijking met iemand die een bank honderd gulden schuldig is. Maar hij kan er slechts tien betalen. Omdat een andere de resterende negentig gulden voor hem betaalt, wordt de hele schuld vrij gescholden. Zo heeft Christus met zijn gerechtigheid als het ware de negentig gulden betaald, terwijl wijzelf door het evangelie te geloven de tien gulden betalen.

De contraremonstranten zien de betaling als geschenk van God. Er is geen enkele prestatie van een mens. De Dordtse Leerregels leggen dat uit in vijf punten. Ze sluiten aan bij vijf stellingen die Arminius in 1610 heeft opgesteld om zijn gelijk te bewijzen. De contraremonstranten weerleggen nu die vijf gedachten in vijf hoofdstukken, die weer bestaan uit tientallen artikelen. Ze gaan over (1) de goddelijke verkiezing, (2) de dood van Christus en de redding van de mens, (3 en 4) de verdorvenheid van de mens en zijn bekering en (5) de volharding van de heiligen. De teksten zijn onderdeel van de belijdenisgeschriften van onze kerken.  

Om een idee te geven van de tekst geef ik een paar citaten. De eerste zin: ‘Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben en de vloek en de eeuwige dood verdiend hebben, zou God  niemand onrecht hebben gedaan, als Hij het hele menselijke geslacht in de zonde en vervloeking had willen laten en vanwege de zonde had willen veroordelen’. En artikel I,6: ‘Dat God aan sommigen in de tijd het geloof schenkt, aan anderen niet, komt voort uit zijn eeuwige besluit’. En artikel I,7: ‘Deze verkiezing is een onveranderlijk voornemen van God, waardoor Hij vóór de grondlegging van de wereld een bepaald aantal mensen, die niet beter of waardiger zijn dan anderen, (...) naar het vrije welbehagen van zijn wil, enkel uit genade tot het heil in Christus verkoren heeft’. Artikel I,9: ‘Deze verkiezing is niet geschied uit het vooruitgeziene geloof en de geloofsgehoorzaamheid..’. En: ‘Zo is de verkiezing de bron van alle goed dat tot behoud leidt...’.

Hoe evalueren we dit theologische verschil? Ik denk dat we – eerste punt – dankbaar mogen zijn voor het accent dat de contraremonstranten geven. Het is niet mijn verdienste dat er blijvend contact is met God. Het is de verdienste van God. Dat voorkomt onzekerheid bij jezelf en twijfel: Ben ik wel echt een kind van God? 


Je merkt dat nogal wat mensen tegenwoordig zich storen aan de filosofische benadering van de Dordtse Leerregels. De tekst zou onvoldoende ruimte laten voor het geheim van het leven. En de tekst zou uitnodigen tot passiviteit. Ik wil het opnemen voor de tekst. Communicatie, of het nu gaat om de liefde tussen mensen of een meningsverschil, heeft altijd meer dan twee componenten. De één waant zich eigenaar van het resultaat, omdat hij inschikkelijk was. De ander waant zich eigenaar van het resultaat, omdat hij veel energie heeft gegeven aan het proces. Een derde voelt zich eigenaar van het resultaat, omdat hij de inhoud begrijpt. Toch gaat het over hetzelfde communicatieproces. Met andere woorden: er zijn verschillende eigenaren die allemaal resultaat zijn van een communicatieproces; ze hoeven elkaar niet uit te sluiten. God kan volledig het heil in mij bewerken en toch kan ik een gevoel hebben, dat ik zelf verander. En als ik het me toeëigen, kan ik achteraf toch besef hebben dat God het in mijn hart heeft gelegd.

Ik denk – ander punt – dat Dordt ook duidelijk maakt dat onze Nederlandse staat minder verdraagzaam is, als wij vaak denken.

In hoeverre is de theologie van Dordrecht actueel? Ik denk dat de thematiek relevant is. De Dordtse Leerregels hebben bij elk van de vijf hoofdstukken niet alleen een positieve verwoording van waar de contraremonstranten voor staan. Ze leggen ook uit welke gedachten ze verwerpen. Het is niet moeilijk om aan deze rubriek ‘verwerping van de dwalingen’ hedendaagse gedachten toe te voegen. Bij het eerste hoofdstuk over het primaat van Gods kiezen zouden we een verwerping ten opzichte van onze doenerigheid kunnen aanbrengen. Dat kan kerkelijk, door te wijzen op de evangelische stroom die vanuit de Verenigde Staten is overgekomen en die de eigen keus van mensen erg benadrukt. Alsof de mens voor Jezus kiest. Alsof God pas iets kan doen als de mens voor Hem kiest.

Dat kan maatschappelijk tegenover het verlichtingsdenken dat er van uitgaat dat alles maakbaar is en de kwetsbaarheid van ons mensen vergeet. I,4 sluit daarop aan met de tekst: ‘we verwerpen, die leren, dat in de verkiezing tot het geloof van tevoren als voorwaarde vereist wordt, dat de mens het licht der natuur goed gebruikt, vroom is, klein, nederig en geschikt voor het eeuwige leven, alsof de verkiezing in enig opzicht van deze dingen afhangt’.  En ¾, 5: ‘we verwerpen die leren, dat de verdorven en natuurlijke mens de algemene genade of de gaven, die na de val nog in hem overgebleven zijn, zo goed gebruiken kan, dat hij door dat goede gebruik een grotere, namelijk de zaligmakende genade van het evangelie en de zaligheid zelf trapsgewijze zou kunnen verwerven’. Achter het standpunt van Arminius zit dus een zelfoverschatting van de menselijke mogelijkheden. Misschien mag ik het zo zeggen: Belangrijker dan het imiteren van God is het verkondigen van God.  

In een tijd van kerkverlating is ook het vijfde onderdeel van de Dordtse Leerregels bemoedigend voor ons, als het gaat over de volharding van de heiligen: ‘God, de Vader van alle vertroosting, laat de gelovigen niet verzocht worden boven hun vermogen, maar geeft met de verzoeking ook de uitkomst’.

Ik sluit af. De synode van Dordt heeft een toon gezet van eerbied voor God, respect voor het geheim van het leven, dat we vanaf het begin, vanaf de geboorte uit Gods hand ontvangen. Een geschenk. De synode van Dordt heeft eenheid gegeven in cultuur, kerk en natie. We hadden het op dat moment nodig. In die zin is de synode van Dordt van grote betekenis voor iedereen die zich nu Nederlander noemt.